Zonderling Zepperen

Tien geheimzinnige plekken en sporen…

1. Een oude kaart en vertellers

Zepperen door F. Creten ca. 1889-page-001bew
Een gemeenteplannetje uit 1902, dat is de leidraad voor deze verkenning van zonderling Zepperen. De kaart met legende is getekend door gemeenteonderwijzer Frans Creten. Hij reageerde op een oproep van de Truiense provinciegouverneur de Pitteurs-Hiegaerts om alle info over kunsten, oudheidkunde en geschiedenis te melden aan het nieuwe ‘Provinciaal Museum van den Staat’ te Hasselt. De kaart is op schaal 1/10.000ste. Behalve de kerk en het vroegere begaardenklooster signaleert Meester Creten in zijn beste Frans de oude kastelen van de Mot, van Terwouwen, van Het Eygen, van Nattebeemd en van Terhoeven. Op alle plekken restte nog de vijver van de middeleeuwse waterburchten, behalve op het volledig verdwenen Terhoeven. Deze ‘versterkingen’ leidden tot de naamsverklaring van Zepperen of Septim-Burias als zeven burchten in de volksmond. Men praatte zo de lokale onderwijzers na. Andere auteurs wezen op de verklaring ‘zeven bronnen’, wat in dit Vochtige-Haspengouw geen wonder is. De huidige toponymisten of plaatsnaamkundigen houden het simpel bij ‘zeven koten’, een bescheiden nederzetting dus, met een kerk toegewijd aan Genoveva van Parijs.
Onderwijzers zoals Creten, Neesen en Schoofs, en ‘dorpsfilosofen’ zoals Felix Jammaers, schepen Knuts, koster Vaes of Ston Nijs vertelden de verhalen verder. Toen koloniaal Jules Marchal in 1952 even van Belgisch-Congo overkwam om zijn doctoraat Germaanse te schrijven kon hij in Zepperen terecht bij schepen Knuts, die hem alle veldnamen en volksverhalen overdroeg. Soms ging het om ooit gepubliceerd materiaal. Zo deed in de volksmond het verhaal de ronde over handgeschreven boeken met de héle geschiedenis van Zepperen erin, bewaard bij de oude meester Neesen of bij dokter Jammaers. Maar dat bleken dan afschriften van de Notices sur Zepperen van Jozef Daris uitgegeven in de jaren 1880. Fotokopies waren nog niet uitgevonden en Meester Neesen ging bij de nazaten van de kannunik in Borgloon aan huis de tekst afschrijven bij een vriendelijk tasje koffie. Dokter Urbain Jammaers erfde het schrift dan weer van zijn moeders familie Vrijdaghs uit Ordingen, die rond de 1900 de secretaris of ontvanger van het Zepperse kerkfabriek leverde.

2. Gewoon geraapt op de akker

Kerkveld_GSC7432
Archeologische vondsten in Zepperen beperken zich tot oppervlaktemateriaal. Het gaat om neolitische gepolijste bijlen en silexklingen (1973) in grijze of bruine glasachtige vuursteen. Ook om ijzertijdaardewerk (Jef Vanoirbeek+ Startelstraat). Enkele vluchtige opgravingspogingen door archeologen op de Mot rond 1906 (Jubelparkmuseum) en op de Kompbamd rond 1970 (meester Lux van Hoepertingen-Rosmeer voor de toenmalige Nationale Dienst) leverden nauwelijks iets op.

ZEPArcheovondstenJefVanoirbeek06111974REPWDLV
De vondsten van Jef Vanoirbeek+
Geraapt op akkers, nu PGRM Tongeren
ZEPArcheoStok1992RudiFestraertsREPWDLV
Op Terstok Koor werd in 1992 wel een rijke vondst aan Gallo-Romeins materiaal gedaan door Theo Geladé en Jaak Geebelen van Opglabbeek. De voorwerpen, waarbij glas en rode terra sigillata, werden in het museum te Tongeren gedeponeerd.
Foto R. Festraerts

Glas_GSC7447

zepstokromeinsevondsten1992repwdlv

Silexvondsten WDZ, nu in PGRM Tongeren

Voorhof_GSC7428

Op de vondsten op Terstok na, zijn dit oppervlaktevondsten. Gerichte opgravingen zijn de laatste jaren, volgens de recente decreten archeologisch onderzoek bij grote werken zoals waterbuffers en verkavelingen, ook gebeurd. Omgeving Mot, Dekkenveld, omgeving Genovevaput, Kerkveldstraat… Met weinig of geen opzienbarende resultaten. Zie: Archeologie.

3. Een deur naar nergens?
Wil je de Genovevakerk in haar middeleeuwse vorm begrijpen, dan zijn er wat latere toevoegingen wég te denken.
De stevige laat-Romaanse toren in silex had een kleiner kerkgebouw achter zich, een laag pyramidedakje en géén ingang langs voor. Ook het sierlijke traptorentje in dezelfde stijl en materiaal en de open boog naar het kerkschip toe werden pas rond 1900 toegevoegd. Deze oorspronkelijk geblokte en gesloten westertoren was een heuse burcht, alleen te bereiken langs binnen de kerk. Hij viel onder verantwoordelijkheid van de gemeente en herbergde de gemeentelijke alarmklokken en de zware archievenkist. In de 17de-18de-eeuwse visitatieverslagen (inspectie door kerkelijke overheid) wordt vermeld dat de toren est separata a navi, dus op eigen funderingen en als apart gebouw staat.
Het kerkschip kon je betreden langs de zijbeuk aan de bezonde zuidkant. Voor de doden was er aan de donkere noordkant van de kruisbeuk een poortje naar het omliggende kerkhof, dichtgemaakt rond 1900. De ingang langs de zijbeuk wordt nu nog verraden door het wijwatervat aan een zuil. Let ook op de natuurstenen hoekkettingen van de zijbeuk: die van de middenste travee zijn duidelijk in té perfecte neostijl gemetseld. Anders dan in de twee andere traveeën met hun middeleeuwse onregelmatigheid zijn alle blokken in Gobertangesteen en Zichense mergel mooi afgemeten. Een doorzichtige camoeflage van de vroegere ingang.

zepkerkoudesacristie05112008wdlv

De huidige sacristie met hoogzaal is een neogotische nieuwbouw uit 1901. De oude sacristie in de noordoosthoek is interessanter. Ze werd duidelijk in de 16de eeuw tegen de 15de-eeuwse kerk aangebouwd. Want ze omsluit de vroegere traptoren en een steunbeer van het koor. De traptoren heeft nog lichtspleten op het niveau van de sacristiezolder en stond dus ooit vrij. In de kerk zie je, door een verschil in aangekleefd roetvuil, nog een schim van de hoekkettingen van een deurtje op grote hoogte. Bereikte men vroeger de kerkzolder alleen via een hoge ladder naar dat deurtje en zo verder via de hangende, korte traptoren omhoog? In elk geval diende de kerk in tijden van nood en militair geweld tot toevlucht, zowel van mensen, als van vee en kostbaarheden. Zo vluchtte de dorpsmeester rond 1750 bij dreigende troependoortocht met vijftien zakken gemeentehaver (belasting in natura geïnd) naar de kerk, maar moest laten opmerken dat hij veel haver verloren had met de sacken bedorven sijn tegen de muragie van de kercke. Ze waren er dus geruime tijd blijven staan.

Op de sacristiezolder zie je een kaarsnis en een half afgebroken schoorsteenkanaal. Je vind ook nog de oude deur met smeedijzeren nagels en zware sloten. Het huidige buitendeurtje is van latere datum en de omlijsting werd blijkbaar gerecupereerd van de neogotische ingang met ezelsrugboog in de grote toren 1860-1900.

ZEPkerkdeurspoorver05112008WDLV
Het spoor van een oude deur

ZEPKerkLoodrechtfoto2023uitlegWDZ

4. De dichtgemaakte grafkelder
In de vloer van de kerk, een patroon van donkergrijze en van lichtgrijze tegels in maaskalksteen, is er een verstoring ter hoogte van de zuiderkruisbeuk (OLV-altaar). Het is de oude toegang tot een grafkelder onder die beuk. Bij de aanleg- en vervangingswerken van de centrale verwarming in de jaren 1947 en 2007 werd daar druk gegraven. De firma LPS van Gerard Princen kon enkele foto’s maken in de kelder.

ZEPKerkgrafkelderb13082007LPSPrincenLV
De troggewelfjes en de skeletfragmenten zijn duidelijk te zien. Foto LPS 2007

Wie ligt er begraven?
De volksmond spreekt van ‘kanunniken van Sint-Servaas’. Dat is onwaarschijnlijk. Al bleef er wel in Luik een tekening bewaard van een grafsteen die vroeger voor het Sint-Catharina-altaar lag. De rector of bedienaar van dat altaar, kanunnik Arnold Van Rijkel, liet zich in 1403 afbeelden. De kanunniken van Maastricht waren zelden te zien in Zepperen. Enkel hun afgevaardigde deed te paard de talrijke afhankelijke dorpen of ‘banken’ aan. Hij heette toepasselijk de ‘rijproost’.
Het is aannemelijker dat er begaardenpaters zijn begraven, van voor de tijd dat ze zelf op hun kloosterrein aan de Melsterbeek mochten begraven worden.
Hun kloosterkerk verdween na de verkoop in de Franse tijd. Slechts bij grondwerken voor de kasteelhoeve tegenover het klooster kwam in 1998 een priestergrafsteen van prior Joannes Baerts uit 1727 aan de oppervlakte, nu bewaard in de kasteelhoeve ‘Les Bégards’. Niet toevallig kregen de overleden paters en een student van het Sint-Aloysiusinstituut tot 1970 ook hun begraafplaats aan de kant van de zuiderkruisbeuk?
De kasteelheren de Pitteurs-Hiegaerts liggen sinds 1889 in een grafkelder bij de hoek toren-traptoren. Schoonzoon graaf d’Astier, niet zo happy in Zepperen en jong gestorven, ligt sinds 1828 in zijn eigen grafkapelletje in Zétrud-Lumay bij Hoegaarden.

ZEPKerkRijkelsteenREPWDLV Steen Van Rijkel
ZEPBaertssteen1998REPWDLV Steen Baerts met priesterkelk 1998

5. De hoeve met kerker verrijst in de Kempen

Over deze prachtige vakwerkhoeve schreef Meester Creten on voit encore la cave-prison. In de volksmond heette het dat er in de kelder van dit ‘gerechtshof’ nog ijzeren ringen hingen waaraan de gevangenen werden geketend. De Fabrywinning, zo genoemd naar de laatste eigenaars, moest jammer genoeg plaats maken voor bouwkavels. In 1974 werd ze keurig genummerd en gedemonteerd, maar door een eerdere verkoopovereenkomst kwam ze uiteindelijk in de Kempen terecht. Het sjieke restaurant Doffenhof aan de Geelsebaan in Olen was er gevestigd, nu opgevolgd door bistro ’t Gerecht. De ringen in de kelder hebben we niet teruggevonden in 1973, maar het gedrukte tongewelf in de steen van de streek was nog bewaard. De vorstgevoelige kleizandsteen, watersteen of pierre de Lincent, ook gebruikt in de romaanse kerkjes in dit gebied, lijkt op mergel maar is niet zo stevig. Een half-bovengrondse kelder in dit natte gebied van Vochtig-Haspengouw, met daar bovenop de hoger gelegen ‘opkamer’, was de regel.

De Fabryhoeve had een degelijk eikenhouten vakwerk met een verdieping. Zo zeldzaam in de vroegere eeuwen, dat zulke woonhuizen ook ‘hooghuizen’ werden genoemd. Soms hadden ze een overkragende verdieping, zie de Coemanshoeve (Hermans) langs de Driesstraat, die zou dateren uit 1575. Boven het straatpoortje van de Fabrywinning stak een houten bovendorpel met inscriptie AN 1615 NO. Alleszins had het houtskelet details die op een degelijk vakmanschap wijzen: onder de latere siercementbepleistering kwamen twee andrieskruisen te voorschijn in de gevel, de koppen van de ankerbalken van de verdieping waren versierd met een rondlijstje en de bovenlichten van de kruisvensters waren gotisch afgeschuind.

fabryhoeveknipsellv
Waarom sprak men in Zepperen van ‘gerechtshof’? Er waren wel meer van dergelijke plekken in het dorp. Ook het hoevetje bovenop aan de bocht van de Stippelstraat kreeg de naam ‘tribenoal’. Het kan zijn dat de schout (de politiecommissaris in het Ancien Régime) in de beste kamer van zijn huis of in een herberg een ‘gerichtskamer’ huisvestte en dan was de stevige kelder een geschikte tijdelijke gevangenis. Grotere hoeves in eigendom van grootgrondbezitters buiten het dorp hielden in die hoeves of ‘laathoven’ ook de eenvoudige rechtspraak over pachtgeschillen. De Fabryhoeve lag aan het eigenlijke ‘Dorp’splein met poel, de huidige Kogelstraat met Oude Straat (huidige IJzerenkruisstraat naar de gelijknamige afspanning). Dit was het eigenlijke dorpscentrum, enkele honderden meters ten oosten van het kerkplein. Eigenaars van de hoeve met huisbrouwerijtje waren sinds de jaren 1850 de notabelenfamilie Simons, Knapen, de professor Van Oirbeek en fruithandelaar Henri Fabry.

fabryhoevekelderlv 1973
FabryhoeveskeletgevelLV Foto OM Bokrijk 1974 FabryhoevegeveltekeningLV
Opmetingsplan Openluchtmuseum Bokrijk
Olen 2012

6. Verschanst achter grachten
Net voor 1900 spreekt een aardrijkskundig woordenboek over Zepperen: On remarque encore en divers endroits de cette commune des enclos environnés de fossés et d’eau, que l’on suppose avoir été d’anciens Schans ou champs fortifiés pour la défense contre les invasions des Huns et des Francs. Een bewering die in het dorp leefde en door baron Leon de Pitteurs-Hiegaerts als amateur historicus en archeoloog aan de samenstellers werd gesignaleerd. Motteburchten waren versterkingen van lokale heren met een woontoren op opgeworpen heuveltje binnen een ringgracht. Op een eveneens omgracht voorhof lagen de dienst- en hoevegebouwen. Onderling waren de onderdelen verbonden door bruggetjes. Drie plekken in Zepperen komen met zekerheid in aanmerking voor zo’n verklaring: de Mot op d’Oye, het omgrachte goed Terwouwen tussen Roosbeek en Berg en het eilandje van Natebampt op de vroegere enclave van Brustem, naar Kortenbos toe.

ZEPMotzwartwit12041973REPWDLV
De Mot 1973

De Mot, dat zijn nu enkele boomgaarden met grachten vol riet en knotwilgen, eigendom van het kerkfabriek. Naar verluidt lagen er vroeger steenblokken in de gracht en werden in 1906 funderingen van een haard en een stenen pijp aangetroffen. De versterking lag halfweg tussen kerk en begaardenklooster. Een zeker Jan Gorren, in 1425 schenker van de bouwgrond van dit klooster en later ook pastoor, was eigenaar van dit goed. In de 16de eeuw heette het in de archieven …Jan Gorren gerven goet ghenaempt die Mot…, en in 1785 …een stuck ackerland genaemt de mot omcingelt met eenen vijvergraght… De overlevering wil dat op deze plek de hoeve van Aert Mertens door de Spanjaarden in 1580 werd verwoest. Door constante troepenverplaatsingen in oorlogstijd was het platteland kwetsbaar voor plunderingen. Willem van Oranje’s troepen plunderden het dorp en het begaardenklooster in 1568, terwijl de Spaanse troepen, in garnizoen te Zoutleeuw, ook regelmatig op rooftocht kwamen. Zepperen was een eilandje van een Maastrichtse kapittelkerk in het Lonerland. De militaire beschermers zoals de heren van Brustem lieten het dorp nogal eens aan zijn lot over en de dorpen probeerden hun veiligheid dan maar af te kopen door aan diverse partijen ‘protectiepenningen’ te betalen.

ZEPTerwouwenzwartwit09051972REPWDLV

Terwouwen 1972

Op Terwouwen zou ook een ‘börg’ geweest zijn. In 1529 heet het …wyer metter motten geheiten dat wouwe goet…. De ringgracht heeft nog tot in de jaren 1980 deels omheen het oude lemen hoevetje van ‘de Boy’ (veldwachter Jammaers) gelopen. Nu is het terrein geëffend en verkaveld voor woningbouw. Bij de straatnamenwijziging in 1977 werd de naam ‘Bergstraat’ vervangen door ‘Terwouwenstraat’ als herinnering aan deze versterkte plek.
Op Natenbampt ligt nu nog een mooi bewaard eilandje met ringvijver. In 1750 was …Nattenbampt, mott en vyver … eigendom van de Sint-Truidense notabele en boomkweker Antoon Hiegaerts, die zijn naam gaf aan zijn erfgenamen de Pitteurs-Hiegaerts.

ZEPMotNatenbampt24041973REPWDLV

Natenbampt 1973
Natenbampt 2003

Natenbampt 1848, met kasteelhoeve op voorburcht en kasteelkapel (bij driehoekje)

Zie ook: Archeologie.

7. De heilige en de duivel
Midden in het veld, langs de veldweg naar de oud landweg Brustem-Wellen-Kortessem toe, ligt de Sint-Genovevaput met kapel, met kruis (volgens de archieven), met duivelspoel (volgens de overlevering) en met de huidige paardekastanjeboom. De puteum sanctae genofeve juxta crucem beate genofeve werd al in 1403 vermeld in de archieven. Vermits de oorsprong van de volksdevotie tot de zogenoemde Drie Gezusters (Genoveva, Eutropia en Bertilia) waarschijnlijk teruggaat op een gekerstende Keltische bronnencultus met drie moedergodinnen is de put dus het oudste element. In 1425 is er sprake van het borken bi sinter viven cruce en in 1588 van de sinte vyffven born. Uit de put werd gewijd, geneeskrachtig water geschept voor de bedevaarders naar de Drie Gezusters. Eertijds deed men de zgn. lapjesproef: stukjes textiel van de zieke werden in het water gegooid. Bleven ze drijven, dan moest was de bedevaartsgang onvoldoende en moest herbegonnen worden. De huidige bovenkuip is een restauratie uit de jaren 1971 door aannemer Bex van de ingevallen 19de-eeuwse put. Of er oude onderdelen onderin zitten weten we niet bij gebrek aan deskundige opgravingen. De huidige Sinte-Vijvekapel in baksteen werd kort na de tweede wereldoorlog gebouwd ter vervanging van een voorganger in hout- en leem. Die vakwerkapel was dus oud, maar in de rekeningen van de kerk uit de jaren 1665 is ook al sprake van verbouwingen aan een stenen Sint-Genovevakapel, dus er zullen een reeks gebouwtjes in de loop der eeuwen elkaar opgevolgd zijn: elke generatie bouwde of verbouwde aan kerken en kapellen.

zepgenovevaputkapel1977repwdlv
De kerk wordt voor het eerst in schrift vermeld in het leven van Trudo omstreeks 650 na Christus: toen was er in Zepperen een ‘basilica’ toegewijd aan Genoveva van Parijs, zegt de levensbeschrijver. Wellicht hebben Franse missionarissen, zoals Remaclus, de heidense praktijken in onze streek vervangen door christelijke. De oudste delen van de kerk dateren nu uit de laat-romaanse periode (toren) maar bij gebrek aan opgravingen tasten we in het duister over de kerkgebouwen daarvoor. Omdat er meestal continuïteit was, gaan we er van uit dat de resten van die oudere kerken onder de huidige liggen. Waarom ligt die Genovevakapel nu zo veraf? De put was er eerst, op de plek van een vereerde bron, en dan volgde een kapel bij de put. De Genovevakerk werd later opgericht, maar dan op een helling dicht bij de Melsterbeek, de oudste en grootste beek in en rond Sint-Truiden. In die tijden was een waterloop van levenbelang voor een dorpsgemeenschap (water, vruchtbaarheid, waterkracht voor molen, …) en een duidelijke gebiedsgrens. Een opgraving in de buurt van de kapel zou mogelijk sporen van een nederzetting of cultusplek opleveren. Een sleuvenonderzoek door het bureau ARON ter voorbereiding van een waterbuffer naast de kapel einde 2018 leverde niet veel resultaat op. Luc Wijnants, heemkundig geïnteresseerde van Hoepertingen, signaleert het bestaan van een rechthoekig patroon dat op luchtfoto’s doorheen het gras schijnt van een nabijgelegen weide op ’t Fört (langs de Wellensestraat te Tereyken). Het terrein rond de Genovevakapel is een beladen buurt: honderd meter ten noorden ligt een poel met veel loofbomen op de perceelsgrens. Misschien is dit de plek waarnaar kanunnik Vandeweerd verwijst: volgens de overlevering zou de duivel uit een poel nabij de kapel opduiken. De duivel en een engel spelen een rol in het leven van de heilige Genoveva van Parijs. De duivel blaast de kaars van de heilige uit, maar een engel doet ze weer branden. Ook in de lokale processie werd de duivel uitgebeeld.

1971 ‘opgraving’
ZEPGenovevaput1977REPWDLV 1977

8. Pas op voor… dom bijgeloof!
Verstandige, onafhankelijke vrouwen werden in vroegere tijden nogal eens voor heks versleten. Zepperen kende geen heksenprocessen in de archieven, maar tot nog niet zo lang geleden werden sommige volksfiguren met een scheef oog bekeken.

De kinderen werden bang gemaakt van het veld bij Tereyken en bij de Honsberg. Pals zou daar rondhangen!
Tuur was de wat simpele stiefzoon van Jef Pals Delvaux, Mexicoveteraan en jachtopziener in Brustem. Na problemen dook hij in de jaren 1930 onder in de velden bij Tereyken. Hij werd een gauwfdief en dé schrik van ’t vrouwvolk en van de kinderen. Hij werd dan toch gepakt door de gendarmen toen hij zich bij Brustem Kermis liet zien en verdween achter slot in een landbouwkolonie voor landlopers.

Net va Moxes, uit Runkelen, was geboren in 1850 als Catharina Degros. Haar tweede huwelijk was met dorpeling Wijnants. Ze woonden in het laatste met stro gedekt lemen huisje van Zepperen in de Klein-Dekkenstraat of Plankstraat. In 1937 bouwde haar zoon een nieuw huis ernaast. Net werd ten onrechte wantrouwig bekeken en voor heks versleten, zie de tekst op haar bidprentje.
De familie (Hayen-) Mox bewoonde in de 19de eeuw een grote hoeve langs de Eynestraat, tussen de Roosbeek en Poel, niet ver van de Plankstraat. Misschien was Net (van Trinette, op zijn beurt een volkse vorming van Catharina) in haar jonge jaren meid geweest op de hoeve, en kreeg ze die bijnaam bij gebrek aan een familieband in Zepperen.
Koster Antoine Vaes schreef in de jaren 1970-1980 onder meer een gedicht over het laatste strooien dak in het dorp. Een fragment:
De moeder had een mutse aan,
‘k zag op haar wang een wratte staan,
waarop lange haren stonden,
toch heb ik ze heel lief gevonden.

DegrosLV

9. Internationaal verkeer

Het hoogste punt van Zepperen ligt in het Rijkelsveld op 69 meter boven zeeniveau. Vergeleken met het laagste punt aan het vroegere begaardenklooster bij de Melsterbeek op 43 meter, stijgt de bodem van dit dorp naar het zuiden toe. Daar ligt de Honsberg. Die naam heeft niets te maken met onze trouwe viervoeter. De archieven geven de namen Honggersbergh (1403), Hongerschen berch (1458) en Honsberch (1630). De naam verwijst dus naar Hongaren, rondtrekkende groepen zoals zigeuners, die afgelegen plekken langs oude landwegen en op gemeentegrenzen als kampement gebruikten. Zo is er in Millen een ‘Taterskuil’, die verwijst naar de Tartaren. Onze grootouders hadden het over ‘Boheimers’ als ze zigeuners bedoelden.
Over de Honsberg loopt een oude verbinding tussen Brustem, Wellen en Kortessem. De Romeinse weg van Tongeren naar Tienen via Grootloon-Straten-Neerhespen-Hakendover en verder naar Halle-Kortrijk-Wervik-Kassel-Boulogne sur Mer is nog zichtbaar als een rechtlijnig litteken in het landschap. Mogelijk is de weg over de Honsberg een diverticulum of zijweg die ten westen van Brustem in een schuine hoek aansluiting gaf met deze romeinse heirbaan. Het licht krommende tracé verwijst dan weer eerder naar een middeleeuwse landweg. Na de Romeinse kolonisatieperiode raakten de snelle, rechtlijnige verbindingen in verval en keerde men terug naar het vroegere organische netwerk van alternatieve zomer- en winterwegen of waterwegen.
Verkeerswegen op hoogtes en op gemeentegrenzen waren de plaats bij uitstek voor terechtstellingen. Het afschrikkend effect op ongewenste vreemdelingen was er het grootst. In het dorpsreglement uit 1706 staan enkele maatregelen tegen arme of misdadige vreemdelingen. De zogenaamde Galgendries ligt op de Honsberg. Meester Creten situeert deze executieplek in de hoek tussen de veldweg vanaf Sint-Genovevakapel en de oude weg Brustem-Wellen. Een zekere Jannes Paps zou de laatste gehangene zijn geweest. Hij had naar verluidt hout of mutsaarden gestolen op het goed van de schout. Zie ook de jeugdherinneringen (wandelen met Suzanne) van Meester Schoofs. De schout of meier was de vertegenwoordiger van de heer in het dorp en was tegelijk politiecommissaris, onderzoeksrechter en openbaar aanklager. De familienaam Paps bestond nog in Zepperen in de 19de eeuw.

ZEPHonsbergkaartactueelREPWDLVRecente kaart Zuid-Limburg met tracé Romeinse weg Tienen-Tongeren (rode streep) en
middeleeuwse weg Brustem-Wellen-Kortessem (rode stippellijn), H = Honsberg

10. Van megakoelkast & herberg tot… basisschool
Bij de reeks ‘burchten’ in Zepperen werd ook de ijskelder bij de Paters genoemd, maar die bewering is intussen achterhaald. Ook in het kasteelpark te Brustem is een ijskelderheuvel bewaard. Uiterlijk ziet zo’n constructie er wel uit als een motteburcht door het kleine huisje bovenop een kunstmatige heuvel, maar meestal ontbreekt toch de ringgracht. In Zepperen bieden ook de kadasterarchieven duidelijkheid: de ijskelder dateert uit het midden van de 19de eeuw. De begaarden hadden hun klooster volledig met grachten en wal omringd. In 1453 werd van het Sint-Servaaskapittel, heer van Zepperen, toelating verkregen …dat sij een valbrugge voor hun cloester moegen doen maken… Hun laag gelegen, vochtige site was één grote verschansing. Een herentoren was er niet op zijn plaats.

De familie de Pitteurs-Hiegaerts kocht het vroegere Begaardenklooster op als zwart goed. Schoonzoon Charles de Pitteurs, van Ordingen, bouwde bij zijn ‘kasteel’ tussen 1858 en 1895 een pittoresk boerderijtje (de huidige ‘Koestal’) met koetshuis en hoenderhokken en een torentje in eclectische, Engelse cotttagestijl. Vergelijk met het kasteel van Groot-Gelmen of met het kasteel te Nieuwenhoven met talrijke wachterhuisjes in de omgeving. Charles was niet de eerste de beste: hij werd voorzitter van de Belgische fotografievereniging, verkeerde in kringen van homeopathie en spiritisme, werd veroordeeld wegens openbare zedenschennis in hofkringen en vergaarde inkomsten als bietsuikerbaron. Hij overleed als 96-jarige te Brussel in 1924. Hij legde in Zepperen ook een vijver met eilandje aan, waarbij de weg Dries-Dekken werd onderbroken, tot ongenoegen van de dorpelingen. Zoals dat de gewoonte was in de 19de eeuw liet deze gentleman-farmer in 1868 een ijskelder oprichten met een vierkant gebouwtje van acht op acht meter. Daaronder een ronde bakstenen bepleisterde kelder met smeltwaterafvoer. Bovenop was een gereedschapshokje. De ingang langs de noordkant, het ver overhangend dak, de aangelegde aardenhoop rond de kelder en de beplanting van het heuveltje met schaduwbomen hielden het ijs koel. In de winter werd de voorraad losgehakt uit de kasteelvijver en kon het ijs gebruikt worden voor geneeskunde en andere. Rond 1900 werd het kasteel verkocht aan verdreven Franse paters, eerst Karthuizers, daarna Assumptionsten. De in 1905 pas toegekomen paters Assumptionisten geven deze indrukken: Au fond, derrière cette prairie un grand étang… au dessus de l’étang, toujours plus loin, une petitte colline, bien petit une taupinière! mais qui dans ce pays plat nous paraissait formidable! Elle cachait une glacière. Dans l’étang, un peu sur la droite, se trouvait une ile reliée à la terre ferme par un pont…
Vlak bij de ijskelder en langs de Stokstraat stond al langer een brouwerijtje met eigenaardig woonhuis ’t Blavierke. Het was gemetseld in dikke, bakstenen muren met rondboogvenstertjes (getuigenis van overbuur François Vanmechelen). Het huis is al vermeld in 1783 als Blavirken. Voor de opeising en verkoop als zwart goed door de Franse bezetter rond 1795 werd het door de begaarden verhuurd aan de weduwe Peters. Waarschijnlijk was het een gasthuis voor niet-geestelijken, bezoekers die buiten het klooster moesten verblijven. Rond 1830 woonde er de familie America. Het gebouwtje werd afgebroken in 1923 door aannemer Vandenbosch, die de gevelsteen INT BLAVIERKE gelukkig bewaarde. Nu bij de familie Hayen Stippelstraat. De ijskelderheuvel werd afgebroken in 1934 bij de demping van de grote vijver en de grote verbouwingen van het Sint-Aloysiusinstituut.
In 2008-2009 wordt op deze plek de nieuwe basisschool rechtgezet! Ze kreeg dan ook de toepasselijke naam ‘Het Blavierke’ met een vogeltje als logo.

Militaire stafkaart 1871 met diehoekig terrein waarop Blavierke en ijskelder (pijl)
BlavierkesteenLV blavierkesteenversolv
Gevelsteen bij onderwijzer Roger Vandenbosch (+), foto 1996.
‘Blavier’ verwijst waarschijnlijk naar de loopvogel ‘pluvier’.
nbaa006_07bijskelderafbraaklv
Afbraak van de ijskelder in de jaren 1930 door aannemer Vandenbosch, met de grote middelen (foto Aloysiusinstituut, via Ludo Buntinx).

logo-tekst-v2-2

Méér raadsels vind je op deze plekken:
De grenspaal uit 1553
Het verloren retabel
Bomen in Zepperen

Notities:
– met dank aan Luk Carlens (1941-2007).
– Ward VAN OSTA, Germ. *bura-, *burja- en … Zepperen, in : Naamkunde, jg. 28, 1996, nr. 3-4, p. 183-196.
– Jules MARCHAL, Toponymie van Hoepertingen, Berlingen en Zepperen, doctoraatsverhandeling Germaanse filologie, K.U. Leuven, 1952.
– H(enri) VAN DE WEERD, De eeredienst der Drie Gezusters, in: Verzamelde Opstellen uitgegeven door den geschied- en oudheidkundigen studiekring te Hasselt, jg. 14, 1938, p. 291-321.
Bestuurlijk memoriaal der provincie Limburg, dl. 139/2, Hasselt, 1902, p. 542-546. Deze kaarten worden bewaard in het Historisch informatiepunt Limburg van de Provinciale Bibliotheek te Hasselt.
– Monique BAUWENS-LESENNE, Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg, behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), (Oudheidkundige repertoria, reeks A: Bibliografische repertoria, 8), Brussel, 1968, p. 354 en 386.
– J. SMEESTERS, Archeologisch overzicht van het kanton Sint-Truiden, in: Historische bijdragen opgedragen aan Monseigneur Kesters, Sint-Truiden: Geschied- en oudheidkundige kring, 1971, p. 176.; ID., Prehistorisch materiaal te Zepperen, in: Archeologie, 1974, 1, p. 8.
– Jos LACROIX, Gallo-Romeinse resten gevonden in Zepperen, in: Het Volk, 22 april 1992.
– Robert NOUWEN, De Romeinse heerbaan. De oudste weg door de Lage Landen, Gorredijk: Sterck & De Vreese, 2021, p. 78. Willem DRIESEN, De steenweg Luik-Brussel via Sint-Truiden (1715-1740). De eerste moderne ontsluiting van de stad, in: Sint-Truiden in de 18de eeuw, Sint-Truiden: v.z.w. Sint-Truiden 1300, 1993 , p. 27-36. Err. p. 28: 1841 = 1741.
– J. BROUWERS, Problemen rond een grafsteen van Zepperen, in: Limburg, jg. 56, 1977, p. 89-95.
– Willem DRIESEN, De Genovevaput van Zepperen, in: Limburg, jg. 52, 1973, p. 35-36.
– Adriaan CLAASSEN, Van mottoren tot kasteel, (Publicaties van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum, 14), Tongeren, 1970, p. 54 en 79; Willem DRIESEN, De IJsberg te Zepperen, in: Ons Heem, jg. 26, nr. 4, hooimaand 1973, p. 166; ID., Middeleeuwse versterkingen in Zepperen, in: Limburg, jg. 54, 1975, p. 233-242.
– J. GRAUWELS, J.A. Hiegaerts, schepen, boomkweker en kroniekschrijver van Sint-Truiden (1702-1764), in: Historische bijdragen ter nagedachtenis van G. Heynen, (Historische bijdragen over Sint-Truiden, 4), Sint-Truiden: Geschiedkundige kring, 1984, p. 183-191.
– E. DEN HARTOG, Romanesque architecture and sculpture in the Meuse Valley, Leeuwarden-Mechelen, 1992, 6. Church and fortification, p. 171-297. Ook: mededeling Luc Wijnants, Hoepertingen.
L’Alumnat St-Louis Zepperen. Son histoire depuis sa fondation en France jusqu’à nos jours, in: L’Alumniste, jg. 16, nr. 82, december 1936-januari 1937, p. 298-299.
– Alfred JOURDAIN, Leopold VAN STALLE e.a., Dictionnaire encyclopédique de géographie historique du royaume de Belgique, Brussel, 1896, dl. 2, p. 644. In het voorwoord danken de auteurs onder meer archeoloog en burgemeester de Pitteurs van Ordingen (= Léon de Pitteurs-Hiégaerts) en vele priesters voor hun inlichtingen.
– Willem DRIESEN, Te koop: de inboedel van ’t Blavierke (1859), in De Bink. Heemkundige kring Groot Sint-Truiden, jg. 26, nr. 100, 1ste kwartaal 2023, p. 15-21.
Leven in Oud-Zepperen. Va kjoezestein tot kurrezoug, Zepperen: Remacluskring, 1999.

Willem Driesen 2009
Remacluskring
Versie zaterdag 16 juni 2023

Erfgoed

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close