In hout en leem

In hout en leem, voor altijd verdwenen…

Vakwerkgebouwen in Zepperen

filmstrip-15-remacl neesen
Hoeve Neesen Driesstraat in afbraak (1983)
filmstrip-23-remacl schuur 1740
Schuur uit 1740 in puin te Tereyken (1980)

Nog rond 1850 waren praktisch alle gebouwen in deze streek in hout en leem opgetrokken. Toen het provinciebestuur in 1827 de gemeente opriep om brandbestrijdingsmiddelen aan te schaffen, antwoordde het gemeentebestuur van Zepperen gelaten dat zulks geen zin had : de gemeente met haar acht gehuchten was immers té uitgestrekt. De huizen waren bovendien het grootste deel van het jaar gevuld met hennep, stro en hooi. De 253 woningen waren alle van hout en leem en met stro gedekt, behalve vier in baksteen met een leien- of pannendak. In geval van brand zouden ze seffens door het vuur in asschen zijn herleid.
De benodigde materialen – van hout tot stro en leem – konden haast op het bouwperceel zelf gewonnen worden. Een houten skelet op een lage fundering werd met een beleemd vlechtwerk afgedekt. Het vakwerkgeraamte rustte op een stenen muurtje met houten voetplaat. In de liggende voetplaat waren een reeks ankerbalkgebinten ingelaten. Het aantal gebinten bepaalde de lengte van het gebouw. Er boven op kwamen kleinere kapgebinten als dakdragers. Schuine balken waren noodzakelijk om het skelet te verstijven. Smallere houten regels deelden de wanden op in gemakkelijk te dichten panden. In de oudere Haspengouwse gebouwen bleven deze wandregels zichtbaar, later werden ze verstopt onder de leem, waarschijnlijk omdat er toen minder harde houtsoorten zoals canadapopulier gebruikt werden. Bij de zichtbare regels spande de bouwer vlechtwerkstokken tussen de balkjes : bovenaan in geboorde gaten en onderaan met een zijwaartse beweging in een gleuf. Tot in de 18de eeuw werd het vakwerkhuis verlicht door kruisvensters, gemakkelijk uit te sparen in het skelet. Deze openingen kon men onderaan dichten met luiken en bovenaan vullen met doorschijnend materiaal. Diefijzers zorgden voor de veiligheid. Het strodak, dat als een muts het huis bedekte, werd al in de 18de eeuw in Zepperen vervangen door Vlaamse S-pannen. De schoorsteen van de dubbele wandhaard bleef het grootste deel onder het dak, ver van de buitenwanden.

filmstrip-04-remacl merk minsen
Gebintteken bij de schuur Minsen (1860) Stippelstraat (1982)

Het landelijk woonhuis uit 1600-1900 telde een voorhuis, een leefkeuken en een kamer. Beide laatste waren gescheiden door een haard aan weerszijden van de tussenwand. Het voorhuis groeide uit een kleine dorsvloer of “nere”, bevatte de zoldertrap en maakte een voordeur met bovenlicht noodzakelijk. De verdiepingszolder bleef onverdeeld voor de opslag van veldvruchten, opgehangen aan de stokken of uitgestort over de beleemde vloer. Toen de gezinnen in de 19de eeuw groter werden, moest men hier slaapkamertjes afsplitsen. Uitzonderlijk hebben enkele oudere landelijke hooghuizen in Zepperen een volwaardige verdieping, soms met overkraging. De kamer was onderkelderd en kon dienst doen als pronkkamer, schrijfkamer van een bestuur of beste slaapkamer. In het Vochtig-Haspengouwse Zepperen lag de kelder half bovengronds met een opening voor licht en lucht. De bewoners daalden af langs een luik met daarop het trapje naar de opkamer. In een afhang, al dan niet buiten het hoofdgebint, trof men de melkkamer of spinde, de wasplaats met gootsteen, de bergplaats of kleine slaapkamers aan.

ZEPVakwerkKasteelstraat1980WDZ

Daglonerswoning uit 1871 met wc, varkenshok en schuurtje. Kasteelstraat (1980)

De aanleg, aanvankelijk los omwille van het brandgevaar, streefde naar de ideale vierkantsvorm. Die was veiliger naar buiten toe, sloot de neerhofdieren op en maakten het toezicht vanuit het woonhuis optimaal. Toen, onder meer door de graancrisis rond 1880, meer veeteelt werd bedreven, breidde men veel boerderijtjes uit met varkensstallen. De schuur was de grootste vakwerkconstructie. Op korte tijd moest immers de ganse oogst onder dak raken. Een dwarse lemen dorsvloer achter de schuurpoort scheidde de twee tasruimtes aan weerszijden.

filmstrip-21-remacl hermans
Coemanswinning 16de eeuw met overkraging (1980)
filmstrip-20-remacl schuur tereyken
Schuur uit 1882 in Tereyken (1982)
In latere jaren zijn de vakken vaak opgevuld met baksteen of gecamoufleerd met een cementen sierbepleistering
filmstrip-17-remacl terwouwen
Terwouwen met S-pannendak (1980)
ZEPTimmerverkoop1859DeHoopLV
Herbruik van timmerhout was de regel, advertentie uit De Hoop, Sint-Truiden, 1859
filmstrip-10-remacl bakhuis minsen
Bakhuis uit 1873 bij Minsen Stippelstraat (1982)

Bibliografie
– Willem DRIESEN, De landelijke vakwerkbouw in het Vochtig-Haspengouwse kerkdorp Zepperen. Constructie, typologie en configuratie, licentiaatsverhandeling K.U. Leuven, Leuven, 1980
– id., Der ländliche Fachwerkbau in Belgisch Süd-Limburg, in : Hausbau in Belgiën. Jahrbuch für Hausforschung, 44, Marburg, 1998, p. 157-174
– id., In hout en leem gebouwd: landelijk vakwerk als verdwenen constructiewijze, in: Bouwen met bomen. Hout in Sint-Truidense monumenten, Open Monumentendag Vlaanderen, Sint-Truiden, 2005, p. 36-57 + bibliografie p. 150
– (algemeen Nederlands-Limburg) Coen EGGEN, Vakwerkbouw in Limburg, Weert, 1989 en herwerking Vakwerkbouw. 600 jaar bouwen met hout en leem in Zuid-Limburg en omstreken, Nijmegen: Vantilt, 2016.
– (algemeen Maaseik) Ronald GLAUDEMANS, Verborgen vakwerk. 59 bouwhistorische verkenningen in de binnenstad van Maaseik, Vrienden van de Musea e.a., Maaseik, 2001
– (algemeen Hasselt) Hasselt, een parel van historische vakwerkbouw, Hasselt, 2005 en Landelijk vakwerk in Hasselt, Hasselt, 2006.

Willem Driesen
Remacluskring Zepperen
Versie 12 april 2014

Monumenten

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close