Zepperen in twee grote oorlogen

ZEPBoekOorlogen1994LV
Dit is een digitale, ongewijzigde weergave van de tekst van een lokaal historisch-heemkundig werk, in 1994 gepubliceerd. Voor de foto’s, kaarten en lijst van intekenaars wordt naar de originele gedrukte uitgave verwezen. Deze is in de grote (bewaar)bibliotheken aanwezig.

______________________________________________________

Inhoud
De Eerste Wereldoorlog 1914-1918
1. Vertragingsmanoeuvers en wreedheden
2. Duits voetvolk tegen Belgische ruiters
3. Achter de IJzer
4. Het dagelijkse leven
5. Westvlamingen op de vlucht
6. Wapenstilstand

De Tweede Werendoorlog 1940-1945
1. Het interbellum
2. De overrompeling na het lange wachten
3. De achttiendaagse veldtocht
4. Joodse bannelingen
5. Leven onder de bezetting
6. Verzet en collaboratie
7. Militair geweld uit de lucht
8. Amerikaanse bevrijders

Bijlage: dorpsgenoten in Belgische militaire dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog (’39-(46)

_______________________________________________________

Werkgroep
Jozef Celis, lic. Willem Driesen r.kapt, prof. dr. Guy Fabry, e.h. André Frissaer, Alfons Heeren, Richard Knapen, lic. Albert Manet, Hugo Nijs (+), Antoon Vanoirbeek, e.p. Clemens Willy Wintmolders.
Onder de foto’s wordt de naam van de ontlener (“foto”) vermeld of de naam van de fotograaf (“foto door”).
Wettelijk Depot: D/6849/1994/1

Woord vooraf
Een gewoon dorp in ongewone tijden. Twee wereldbranden gingen niet ongemerkt aan Zepperen voorbij. Wij bleven gespaard van grote veldslagen of verwoestingen, maar in de herinnering van elkeen blijft oorlog een verschrikking. Enkele inwoners vonden een tragische dood, anderen werden voor Lange tijd getekend. De Remacluskring verzamelde getuigenissen, archiefgegevens, oude foto’s, krantenartikels, overlijdensberichten en teksten op gedenkstenen. Opdat ze ook voor onze jeugd bewaard zouden blijven. Met deze stukjes proberen wij de bewogen jaren ’14-’18 en ’40-’45 te doen herleven : twee Duitse invallen, het gevecht op de Stok, het Leven onder de bezetting, de Zepperse jongens aan het front, de West-Vlaamse en Joodse vluchtelingen, de vliegtuigcrashes, de Amerikaanse bevrijders… De taal van de verhalen staat dicht bij de gewone man, die immers de hoofdrol speelt in deze getuigenissen. Over enkele feiten uit verzet en collaboratie, een halve eeuw na datum nog steeds gevoelig, blijft deze uitgave bewust vaag. Dit boek wordt speciaal opgedragen aan onze ondervoorzitter Hugo Nijs, die begin dit jaar plots overleed. Door zijn vele contacten in het dorp als kinesist en in verenigingen kon Hugo zeer actief informatie bijbrengen, ondermeer voor deze uitgave… Wij aanvaarden graag aanvullingen of verbeteringen. Wij danken de vele dorpsgenoten die ons hun.verhaal vertelden en de instellingen die toelieten deze getuigenissen in een breder kader te plaatsen. Hun namen worden hierna vermeld.
Prof. Dr. Guy Fabry, voorzitter van de Remacluskring.

Wij danken
Henri America Halle-Booienhoven, Ingrid Appeltans, Albert Arnauts, notaris Franz Aumann Sint-Truiden, Danny Basteyns Hendrieken-Voort, Marc Benaets Merksem, Henri Berton, Josephine Bessemans-Knapen, Bestuur voor Oorlogsgetroffenen Brussel, Chris Bex, Gaby Bex, Tinneke Bex, Guillaume Billen, Fons Bierwerts, kapt. Wim Boffin Sint-Truiden, Henri Bollen, Eduard Bonneux De Panne, Paul Bonneux Canada, Jozef Boonen, Jos Bouveroux Kessel-Lo, Gladys Budenaers VS, familie Budenaers Heers, Hans Buehler VS, Maria Busselen Geetbets, Henri en Madeleine Celis-Martens, Centrum voor Historische Documentatie Belgische Krijgsmacht, Nelly Colmadin, François Creten, Paul en Valère Croes, Georges Daniels Borgerhout, Gilbert Debord, Jules Debord, Raymond Deckers, Cynrik De Decker Erembodegem, Maria Dehaes, Frans en Rik De Krom Sint-Truiden-Houthalen, Documentatiecentrum Legermuseum Brussel, Al Donnell Canada, Frans Driesen, Irma Knapen-Driesen, Fernand Duchateau Sint-Truiden, Pater Evarist, Alfons Fabry, Guido en Dirk Feytons, Hubert Fissette, Antoine Franssen, familie Gaens, Geoffrey Gage Engeland, Leopoldine Gilissen, Andre Hayen, Jozef Hayen, Dolf Hechtermans, Henri Hechtermans, Marceline Hechtermans, Arthur Hendrix Sint-Truiden, Zuster Hendrix Gijze­gem, Antoine Hontiens, Marcella Hontiens, Jeroen Huygelier Brussel, dokter Urbain Jammaers, Ab Janssen Nederland, Eddy Kleykens, familie Knapen, Virginie Knapen, Benny Knuts, Tin Knuts-Bex, Oscar Lacroix, Omer Leemans, So-fie Leemans, familie Leemans Herk-de-Stad, kapelaan Lysmont Tongeren, Pierre Lierneux Brussel, Albert Maes Ordingen, cdt. Mayon Brussel, Militärarchiv Freiburg, Militärbibliothek Dresden, Militärgeschichtliches Forschungsamt Freiburg, John Millar Canada, Gaspard Mommen, HenMommen, Nationaal Centrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog Brussel, Urbain Neesen Overijse, Neilsson VS, Jos Neven Brustem, Jozef Neven, Richard Neven, Fernand Nicolas Brussel, Gaston Nijs, Josephine Noelanders, Maria Philippaerts, familie Piepers Nederland, Lisa Poelmans, Josde Priemen, Provinciaal Archief- en Documentatiecentrum Hassell, familie Quarème, Paul Rechnitzer VS, Jean-Louis Roba Charleroi, familie Roebben, Theofiel Roosen, Alain Rosseels Brustem, Royal Air Force Museum Londen, Royal Air Force Escaping Society Londen, Basile Schoenaerts, Elisa Schools, Jos Schrijnemakers Sint-Truiden, Andre Schurmans, Johan Schuurman Nederland, Firmin Secretin Nieuwer­kerken, Stedelijk Archief Sint-Truiden, Jos Sterken Zoutleeuw, Kamiel Stevaux Brustem, Ludo Strauven, Antoine Vaes, Jozef Vaes, Maurice Vaes, Emile Van­anroye, Wai Vananroye, Roger Vandenbosch, familie Van Dijck, Raf Van Laere Hassell, August Vanmechelen, Emiel Vanoirbeek, Gaspard en Rene Vanoirbeek, Luc Vanoirbeek, Maria Vanoirbeek, Toon Vanoirbeek, Eduard Vanonkelen Sint-Truiden, Henri Vanoorbeek-Pcis, Mina Vanorbeek, Maria Vanroy, Marieke Vanschoenwinkel-Neven, Paul Vanschoenwinkel, H.J. Vanthuyne Kessel-Lo, Magda Vantilt Wijer, Karel Verhelst Halen.

Illustraties kaft
Voorzijde kaft : Een Amerikaanse M8 pantserwagen keert via de Stationsstraat terug van een verkenning op 8 september 1944 (foto door Edouard Bonneux)
Het thuiskomstfeest op 8 juni 1945. Weggevoerde Maurice Hontiens met links van hem pater Clemens Sarrau (foto Toon Vanoirbeek)
Achterzijde kaft : Een Belgische Gids omstreeks 1914 (tekening James Thiriar 1889-1965)

________________________________________________________

Woordenschat
Infanterie (= voetvolk)
regiment = bevolen door een kolonel, 3 bataljons en een staf
bataljon = bevolen door een majoor, 3-tal compagnies en een staf
compagnie = bevolen door een kapitein, 3-tal pelotons
peloton = bevolen door een luitenant, 3 secties
sectie = bevolen door een onderofficier, 2 ploegen
ploeg = 5-tal manschappen
Cavalerie (= ruiterij) Artillerie (= kanonnen)
regiment = 4-tal eskadrons regiment = 2 groepen
skadron = 4 pelotons groep = 3 batterijen
peloton = 36 ruiters batterij = 2 stukken geschut

De grotere organisatie
brigade = 2-tal regimenten
divisie = 2-tal brigades
legerkorps = 2 divisies
leger = enkele korpsen
De Duitse (en Britse) luchtmachteenheden
Geschwader (Group ) = onder bevel van een Oberst, 3 Gruppe
Gruppe (Wing) = onder bevel van een Major, 3 Staffel
Staffel (Squadron) = onder bevel van een Hauptmann, 12 tot 16 vIiegtuigen.
Enkele Belgische, Duitse en Britse (RAF) militaire graden
Troep
soldaat (bij infanterie) of ruiter (bij cavalerie)
korporaal (bij infanterie) of brigadier (bij artillerie en cavalerie) Gefreiter
Onderofficieren
sergeant of wachtmeester = Unteroffizier = Sergeant
eerste sergeant of eerste wachtmeester
eerste sergeant-majoor of eerste opperwachtmeester = Feldwebel Flight sergeant
adjudant = Oberfeldwebel. = Warrant Officer
Officieren
onderluitenant = Leutnant = Pilot Officer
eerste luitenant = Oberleutnant = Flying Officer kapitein = Hauptman =Flight Lieutenant
kapitein-commandant
majoor = Major = Squadron Leader
luitenant-kolonel = Oberstleutnant = Wing Commander
kolonel = Oberst = Group Captain
generaal-majoor
luitenant-generaal
collaboratie = samenwerking met de bezetter
geallieerden = bondgenoten van Engeland
interbellum = periode tussen de twee wereldoorlogen
klas = dienstplichtigen van hetzelfde lichtingsjaar
KW-linie = verdedigingsstelling van Koningshooikt tot Waver
mobilisatie = oproepen van militairen om het leger op oorlogsvoet to brengen
Stalag = Stammlager fur Manschaften, Duits krijgsgevangenkamp
Veel gebruikte afkortingen
°Z. geboren in Zepperen
’40 = 1940
mc = nummer van de matricule of het militair stamboek

Colofon
Dit werk werd gedrukt in december 1994 op 500 exemplaren door ACCO, Leuven
Verantwoordelijke uitgever : Remacluskring Zepperen. J. Celis, W. Driesen, G. Fabry, A. Frissaer, A. Heeren, R. Knapen, A. Manet, A. Vanoirbeek, C.W. Wintmolders

_______________________________________________________

De Eerste Wereldoorlog 1914-1918
4 augustus 1914 – 11 november 1918 : de strijd van de Midden-Europese centralen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije tegen de geallieerden. Frankrijk, Groot-Britannië, België, Rusland, Servië… waarbij zich later de Verenigde Staten, Italië en andere aansloten. Na de inneming van vrijwel gans België, van Noord-Frankrijk en van Polen viel de Duitse aktie eind 1914 stil in een jarenlange stellingenoorlog. Het uitgeputte Duitsland tekende uiteindelijk een vernederende wapenstilstand.

1. Vertragingsmaneuvers en wreedheden

De Duitse inval

Een politieke moord in Serajevo eind juni 1914 bracht het mechanisme van verbonden en tegenverbonden tussen de Europese staten op gang. Onomkeerbare mobilisatiebevelen en oorlogsverklaringen moesten onvermijdelijk leiden tot een wereldoorlog. Wat begon volgens lang uitgekiende en perfect geachte scenario’s voor een korte beslissende strijd eindigde in een jarenlange moordende uitputtingsoorlog. Het verenigde Keizerrijk Duitsland, dat zich geografisch omsingeld voelde door zijn buren, had de Triple Alliantie met Oostenrijk-Hongarije en Itali‘ gesloten. Rivalen Frankrijk, Engeland en Rusland sloten op hun beurt de Triple Entente. Toen de kroonprins van Oostenrijk door een Servische rebel werd doodgeschoten, kwamen hun bondgenoten Duitsland en Rusland tegenover elkaar te staan. Op 1 augustus verklaarde de Duitse Keizer Willem II de oorlog aan Rusland. Het Duitse ultimatum van 2 augustus voor een vrije doortocht door Belgë tegen Frankrijk, bondgenoot van Rusland, werd verworpen. België had al gemobiliseerd op de avond van 31 juli. Het patriottisme van de Belgen en het prestige van de 39-jarige opperbevelhebber, koning Albert I, verenigde alle krachten in ons kleine land.
Twee dagen na de verwerping van hun ultimatum, in de vroege morgen van dinsdag 4 augustus ’14, staken de Duitse troepen de landsgrens over. Men volgde daarbij het plan-von Schlieffen, dat een overvleugeling van Frankrijk via Belgi‘ omvatte. Pas na de snelle val van Parijs binnen de zeven weken zouden de Duitsers aan hun andere grens met de trager mobiliserende Russen afrekenen. Onze gewesten werden aangevallen door het 1ste Leger onder generaal Alexander von Kluck. Het drong vanuit het noorden van Aken langs het drielandenpunt Belgi‘ binnen om Luik langs het noorden te omzeilen. Door deze Duitse inval in Belgi‘ konden ook de Britten met reden in de oorlog komen. Zij stonden immers garant voor de neutraliteit van ons land sinds 1830.
De Belgische hoofdmacht werd vanaf 4 augustus deels per spoor samengetrokken in de streek van Leuven-Tienen-Perwez-Waver aan de Gete-stelling. Dat was de eerste natuurlijke hindernis voor de hoofdstad Brussel en de nationale schuilplaats Antwerpen, behalve de forten van Luik en Namen aan de Maasvallei. De ruiterij stelde zich meer naar voor op om de beweging van het veldleger te dekken (1).
De kanonnen van Luik versperden de hoofdtoegang voor het 1ste Leger, de rechtervleugel van de Duitsers. Ze beheersten het gat tussen de grens met de neutrale Nederlanders en de heuvelige Ardeense bossen. De grootste zorg van het Belgisch leger in die eerste oorlogsdagen was dus de verdediging van de twaalf forten rond Luik, ondermeer dat van Loncin. Deze forten, in 1880-1890 gebouwd onder luitenant-generaal Brialmont op aandringen van Leopold II, lagen grotendeels ondergronds op een zevental kilometer van de stad en telden samen vierhonderd kanonnen. De oudere reserve-soldaten bemanden de forten. De burgerbevolking werd opgeroepen om levensmiddelen naar Luik te voeren. Het fort van Loncin moest minstens één jaar standhouden. Ook in Zepperen verzamelde de gemeentelijke overheid een grote kudde vee. Het werd gewogen op de stationswaag in Ordingen in het bijzijn van drie gemeentelijke afgevaardigden, waarbij waarschijnlijk secretaris Decauter en onderwijzer Neven. Het ging om liefst 124 stieren, (melk)koeien en vaarzen, 30 kalveren, 8 ossen, 21 schapen, 19 varkens en 24 konijnen. Vooral Xavier Hayen, Jules Vanvuchelen en Victor Polus leverden meerdere dieren. De eigenaars kregen een vergoeding, die voor het grootvee en de schapen in totaal bijna 55.000 fr. bedroeg (2).
Generaal Leman beval om deze levende voorraden per spoor te sturen naar Bressoux, een Luiks station aan de overzijde van de Maas, maar de verbindingen waren de 6de augustus al verbroken. Een telegram via de Sint-Truidense rijkswacht vroeg om alles dan maar langs de steenweg over te brengen naar Rocour, gelegen enkele kilometers achter de forten van Loncin, Lantin en Liers. Na ruim 25 kilometers bereikte men Hognoul, niet ver van Loncin. Het Zepperse konvooi werd daar tegengehouden door Belgische artillerie, die de steenweg had afgezet. Onderwijzer Jozef Schoofs, nog geen jaar in dienst, was hoofdbegeleider en reed dan maar met zijn fiets verder tot in Rocour. Daar trof hij de burgemeester aan in de kelder, schuilend voor de artilleriebeschietingen. Teruggekeerd in Hognoul leidde men het grootvee in een weiland, omdat het onmogelijk was daarmee terug te keren. De burgemeester van Hognoul werd ervan verwittigd dat een kudde hier was aangeland. Eén na één keerden de begeleiders terug naar Zepperen met hun karren, schapen, varkens en konijnen. Soms moesten ze voor het krijgsgeweld schuilen in een gracht. Daar prevelde naar verluidt de 25-jarige Friedus Hamonts (3) in doodsangst zijn gebeden en prees zich gelukkig eigenlijk nooit voor een “blauwe” te hebben gestemd ! Varkenshandelaar Ferdinand Mommen werd betaald voor de verzorging en schatting van zes opge‘iste varkens. Felix Jammaers kreeg 55 frank voor het vervoer van varkens op 6 augustus en Ernest Jammaers kreeg dezelfde som om op 21 augustus varkens terug te halen uit Gelinden. Begin september pas werden Jean Dehaes en Frans Strauven er op uitgestuurd om te vragen achter het vee. Niemand durfde dat eerder te doen door streken gansch bezet met Duitsche troepen. Ze kregen daarvoor elk 25 franken bibbergeld. De burgemeester van Hognoul gaf hen een brief waarin hij verklaarde dat de Duitsers het vee in beslag hadden genomen. Na de oorlog stelden de mensen van Hognoul, die van het Zepperse vee hadden gebruik gemaakt en dat nu moesten betalen, dat het ging om un troupeau qui se composait surtout de veaux d’une valeur insignifiante…
Op 5 augustus had von Emmich met een speciaal afgesplitst Maasleger een Duitse bliksemaanval op de Luikse forten gelanceerd. Na een snelle inname van de stad zelf zou het echter nog twaalf dagen duren eer de forten met behulp van zwaar geschut en granaten met 42 centimeter doorsnede veroverd werden. Generaal Leman werd in Loncin gevangengenomen, maar door het Luiks verzet moest de opmars van generaal von Kluck toch van de 10de tot de 13de augustus worden uitgesteld (4).
De kanonnen van de Luikse forten boden dus enig oponthoud. De streek tussen Tongeren en Sint-Truiden maakte echter vlug kennis met de Duitse voorhoede. Burgemeester Henri Vandenbosch (5) had alle wapens doen inleveren en pastoor Vossen had zijn mensen van op de preekstoel bezworen om als burgers niet te schieten op de vijand. Al op donderdagmorgen 6 augustus om vijf uur zag men de eerste vijf Ulanen, Duitse verkenners te paard met lange lansen, in onze gemeente (6). De mensen dachten dat het Engelsen waren. De burgemeester ontmoette als eerste een Ulaan. Het was nog donker toen hij een ruiter bemerkte. Toen hij met een vriendelijk gebaar op de kop van het paard klopte en vroeg naar de nationaliteit van de soldaat, kreeg hij slechts : Was ? toegesnauwd en een revolverloop op zich gericht. Deze verkenners vroegen waar al dat verzamelde vee naar toe werd gebracht en of aan het gemeentehuis de Franse vlag uithing. Meester Creten stond buiten voor het schoolhuis en sprak de mensen aan die langs de kerksteeg naar de mis gingen. Hij had een atlas met kaarten en uniformen in de hand om uitleg te geven. Op een morgen kwamen drie Duitsers naar hem maar hij verstond ze niet en kon ook hun grijze uniformen niet thuisbrengen. Naar verluidt scholen deze Duitsers in het Ulensbosje achter de kapel van de Witte Lieven Heer (7). Deze cavaleristen behoorden tot het ruiterijkorps van generaal von der Marwitz. Ze kwamen vanuit de richting Tongeren en waren de meest noordelijke voorhoede van het invasieleger. De volgende dagen waren er in heel de streek dergelijke ontmoetingen met zelfstandig werkende Duitse verkenners te paard. Ze waren das Auge der Armee. De ruiters reden langs de veldwegen en scholen in bos-partijen. Ze pleegden sabotage aan spoorwegen en telefoonlijnen. Hun akties zaaiden paniek achter de geallieerde linies en moesten Belgische verkenningen verhinderen. Volgens getuigen uit ons dorp waren deze Duitse “spionnen” stijf van schrik en stijf van honger. Als voorhoederuiters kregen ze hun vuurdoop immers niet in een geregeld gevecht maar ze reden dagenlang in onbekend terrein, onzeker over de tegenstander en verrast over de vijandigheid van onze bevolking. Enkelen vielen ten prooi aan de door hen gehate Zwarte Duivels, de Belgische karabiniers-wielrijders die van hinderlaag naar hinderlaag fietsen. De geschiedschrijvers van de Duitse regimenten spreken later ook van aus den Häusern feuernder Einwohner. De Duitsers maakten daarnaast gebruik van Tauben (duiven) of lichte vliegtuigen. Beide verkenningsmiddelen leverden echter in het dichte terrein van Vochtig-Haspengouw en Hageland niet de verwachte informatie op (8).
Het patriottisme van een bevolking die lang geen oorlog meer had gekend en verontwaardigd was over de Duitse woordbreuk om de neutraliteit van België te waarborgen, vierde in de eerste dagen hoogtij. Schoenmaker Pierre “Bèr” Heusdens zong ’s zondags op een stoel op het kerkplein het lied in driekwartsmaat :
De oorlog is aan ons verklaard,
maar wij zijn niet vervaard,
’t is onverdiend, ’t is ene schand
die men betalen zal,
men deed het water in de wijn

Wij zijn van Vlaamschen bloed
bezield met leeuwenmoed,
wij zullen sterven met de wapens in d’hand,
voor ’t dierbaar Vaderland.
Hij zong ook de verwittiging :
Die een pennemes hee,
die wordt gegeseld,
die schietvoorraad hee,
die krijgt de kogel ! (9)

De dood van een Leib-Huzaar in Zepperen
In de nacht van donderdag 6 op 7 augustus viel de stad Luik. Op zaterdag verkende een eskadron Dragonders nog de opmarsroute Tongeren-Zepperen (10). De Belgische Cavaleriedivisie (11) had zich van Gembloers naar Waremme begeven om vandaar de verzameling van het veldleger in de richtingen Tongeren en Hoei te kunnen dekken. Daarna reed de ruiterij langs Hannuit-Omal-Warnant-Jeuk-Aalst naar het noorden om in Sint-Truiden de richtingen Oreye en Hasselt te beveiligen. De divisie zocht dus onderkomen voor de nacht in Sint-Truiden en omstreken. Daarbij was ook het 5de regiment Lansiers (12). Terwijl de staf en de drie overige eskadrons in Brustem en Ordingen verbleven kreeg Zepperen het 1ste eskadron met commandant Vandercruyssen te logeren. Zondag 9 augustus zou een broodnodige rustdag worden voor de manschappen en de paarden. Generaal De Witte gaf ondermeer bevel om barrikaden op te richten, onderdak en voedsel bij de inwoners te zoeken, burgerwachten op te stellen en de herbergen om tien uur ’s avonds te sluiten. Die nacht hoorde men in Zepperen vanuit Sint-Truiden en vanuit Ulbeek geweervuur, wellicht van schermutselingen met Duitse verkenners. Van rusten was geen sprake : om zes uur ’s morgens al werd alarm gegeven. Vanaf acht uur regende het telefoons uit Tongeren over een grote massa Duitse ruiterij in opmars. De verwachte overmacht deed de Belgische ruiterij besluiten om zich terug te trekken achter de Gete en zo de noordflank van het veldleger te dekken.
Die zondag rukten inderdaad de 2de en de 4de cavaleriedivisie van von der Marwitz op in twee gelijke kolonnes via Tongeren en Borg-loon naar Sint-Truiden (13).
De eskadrons van het 5de Lansiers verzamelden ten zuidoosten van Brustem. Om half twaalf ’s middags vertrokken ze met de Belgische ruiterijdivisie in kolonne richting Gorsem-Runkelen-Geetbets, waar ze om half twee toekwamen. Later op de dag zouden ze stelling innemen achter de Gete in Kortenaken en Halen. Maar het eerste eskadron te Zepperen kreeg het alarm te laat door en kon pas maandagnacht na menige schermutseling met vijandelijke patrouilles terug bij zijn regiment aansluiten. Hun verhaal over het verblijf in ons dorp :
De afgematte mannen wensten mekaar na verscheidene dagen alarm goede nacht en lieten zich weldadig tussen de ruwe lakens glijden. Weldra was heel Zepperen verzonken in absolute rust. Maar al lagen ze in de goede bedden van de bewoners, toch vonden de manschappen door hun gespannen zenuwen en hun rusteloze geest geen verkwikkende slaap. ’s Ochtends was iedereen al vroeg wakker door de bedrijvigheid op het erf, het hanengekraai, het koeiengeloei en het komen en gaan van dorpelingen op zoek naar nieuws of op weg naar de vroegmis. De pastoor had zijn parochianen gezegd om de kip in de pot te doen, zoals in de tijd van koning Hendrik IV, en deze zonovergoten zondag te vieren ter ere van onze wapens. Het gerucht liep dat de Duitsers een bestand wilden, maar omdat het leger gewoon is bevelen en tegenbevelen af te wachten nam commandant Vandercruycen de voorzorg om patrouille te laten rijden. Een ervan had opdracht het bos ten noorden van Zepperen te doorzoeken en stootte rond tien uur ’s morgens op een Duitse officiersverkenning met negen man. De geweren gingen af en de gewonde officier kon naar de Duitse linies vluchten. De onderofficier die hem vergezelde vluchtte echter naar onze stellingen. Hij weigerde zich over te geven en omwille van zijn dreigende houding werd hij gedood. Omstreeks de middag werd het aftochtbevel gebracht terwijl het regiment zich om zes uur moest verzamelen na telefonische contacten die sterke kolonnes in opmars naar Sint-Truiden aankondigden. Vaarwel de lekkere soep, de kip, het eetmaal ! Commandant Vandercruycen kon zijn manschappen toch snel genoeg verzamelen en met hun halve uitrusting in de richting van Sint-Truiden laten rijden. Deze stad werd in draf doorkruist, terwijl de Duitsers hun intrede deden in Zepperen, dat ze nu zonder moeilijkheden overmeesterden. Een dozijn mannen, niet verwittigd of met uitgeputte rijdieren, gaven zich over aan de geneugten van de tafel en haastten zich om bij het zien van de Duitsers burgerkleren aan te trekken. Ze werden herkend of verklikt, aangehouden en onder zware escorte naar Tongeren geleid. Het lot was hen echter goed gezind. Toen ze ongelukkig en triest op weg waren omringd door de vijand, werden ze bevrijd door een patrouille van het 2de Lansiers, die dachten dat er burgers werden opgeleid om gefusilleerd te worden. De vreugde rees ten top en onze mannen keerden enkele dagen nadien terug in hun eskadron.
Het pastoorsverslag vermeldt kort hoe een Lansier de Huzaar die zich niet wilde overgeven, doodschoot in de weide van Jules Vanvuchelen. Ook in de volksmond leeft nog hoe die zondagvoormiddag een Duits verkenner gedood werd door een groepje Belgische soldaten, verschanst in de café Henri Nijs (14) op de Eynestraat tegenover de Roosbeekstraat. Ze hadden een barrikade met karren opgeworpen. De toen zevenjarige Jozef Hayen (15) was in de buurt en verhaalt zijn versie : vader Marc Hayen en moeder Marie hadden een herberg-winkel iets meer naar Dekken toe. Herbergier Henri Nijs was Jef’s oom. In zijn herinnering lagen in Henri’s café Belgische wielrijders uit de Vlaanders. Vanuit de Roosbeekstraat naderden een viertal Duitse “pinhelmen”(16). Links stond het lemen huis van Knuts en aan de andere kant de weide van Vanvuchelen met de Zwartpoel. De Belgen schoten vanuit het venster van het café en één van de Duitsers viel van zijn paard. Hij trachtte zich nog te verschuilen in de gracht tussen de Roosbeek en de hoeve van Jules Vanvuchelen aan De Poel, maar hij werd daar doodgestoken door de Belgen. Als hij nog niet “dud” was, dan was hij het nu toch wel, zei een Belg. Het paard werd de hele oorlog lang ondergebracht bij landbouwer Guillaume Hayen op de Roosbeekstraat. Fons Renaerts vond later naar verluidt een Browningpistool op deze plek tussen Roosbeek en Bergstraat (17). Alfons Fabry was toen zes jaar en herinnert zich hoe zijn vaders erf vol met zevenentachtig lansen stond. Een Antwerps soldaat met blonde krullenkop was er fier op de Duitser, die zijn laatste kogels had verschoten, te hebben gedood. Het paard van de Huzaar liep in paniek langs de straat tot bij de rademaker in de Kogelstraat. Toen de kwajongens het wilden berijden, boog het zich als een circuspaardje. Het graf met het Duitse metalen kruis erop was altijd erg goed verzorgd, anders dan bij de andere Zepperse graven, waarop meestal na enkele weken al de netels groeiden (18).
Het IIde Cavaleriekorps van von der Marwitz bestond uit dragonders, huzaren, ulanen en kurassiers. Een brigade Leib-Huzaren was samengesteld uit het 1ste en 2de regiment. Met deze brigade aan het hoofd bewoog de kolonne van de 2de divisie zich vanaf vijf uur ’s morgens vanuit Zichen naar Riemst, Tongeren, Borgloon en Zepperen ten noorden van de steenweg Tongeren-Sint-Truiden. De eerste zwakke weerstand van Belgische karabiniers-wielrijders ontmoetten ze bij Gotem. De in Zepperen gedode Duitser Otto Seeger was Huzaar in het 2de regiment Leib-Huzaren Königin Viktoria von Preussen. Waarschijnlijk was een kleine patrouille, die als voelhoren op de noordflank van de grote kolonne vooruit was gestuurd, verrast door de Belgen. Diezelfde zondag werden in het buurdorp Alken op de steenweg Sint-Truiden-Hasselt twee “Ulanen” gedood in een hinderlaag van vijf Belgische lansiers. Ze werden begraven in een weide tussen de Sint-Truidersteenweg en de Hulsensteeg (19). Henri Fabry raadde boer Jules Vanvuchelen aan om het lichaam zo snel mogelijk fatsoenlijk te begraven om Duitse represailles te vermijden. Naar verluidt vervoerde Henri zelf het lichaam op zijn kar (20). Nog voor half twee werd de Huzaar op ons kerkhof begraven in ongewijde aarde. Men vond immers geen katholiek teken op hem. De dag daarop werd het lijk door de Duitsers ontgraven om te onderzoeken of de soldaat mogelijk door een burgerkogel werd getroffen. Nog in ’14 herschilderde en verstevigde Alfons Schoofs het kruis op het graf voor anderhalve frank. De pastoor kreeg bij de herbegraving van de Gidsen in februari van twee Beierse officieren het verwijt dat de Huzaar geen ereplaats had gekregen en men dwong een grafsteen te plaatsen met door de gemeente verzorgde bloemen. Naar verluidt werd het lichaam pas na twee jaar gerepatri‘erd. De Belgische soldaat uit de Vlaanders zou na de oorlog nog komen kijken naar de plek van het gebeuren. Getuigen spreken van het graf dat met een typisch gietijzeren Duits breedarmig kruis erop tegen de muur van het nu verdwenen huisje van koetsier Wanten (21) lag. De kinderen werden er bang mee gemaakt : Daar steekt een Pruis ! Ze gooiden met keitjes naar het kruis.

Wreedheden in Sint-Truiden.
Die zondag, rond vijf uur in de namiddag, kwamen honderden Duitse ruiters in lange rijen vanuit Hoepertingen over het veld naar het station van Ordingen, waar telegraaf en telefoon werden vernield. Rond drie uur had de Leib-Huzarenvoorhoede de stadsrand van Sint-Truiden al bereikt. Daar werd ze onthaald op vuur van de Burgerwacht en van karabiniers-wielrijders. Er vielen enkele doden en de elite-ruiters maakten hals-over-kop rechtsomkeer tot voor Borgloon. De Duitsers reageerden woedend. De eerste oorlogsdagen kostten door deze weerstand het leven aan enkele tientallen burgers uit Sint-Truiden, Brustem en Velm en verschillende woningen werden in as gelegd. De stad kwam zondagavond zelfs onder artillerievuur van de 4de Duitse ruiterdivisie, nadat een Duitse wagen met onderhandelaars was beschoten (22). De Duitsers waren zonder genade voor Zivilisten die op hun soldaten vuurden. Ze gebruikten dit als argument om nodeloos wreed op te treden. De vijandigheid van de burgers, het neerschieten van bereden verkenners, het opblazen van spoorwegen en bruggen en de vertragingsgevechten van het Belgische leger waren blijkbaar doeltreffender dan verwacht en lokten genadeloze vergeldingen uit. De gewelddaden in Aarschot, Leuven, Dinant, Tamines… illustreren dit.

De nederlaag van de Duitse cavalerie bij Halen
De volgende dag, maandag 10 augustus botste de Duitse cavalerie op het 3de regiment Lansiers tussen Sint-Truiden en Tienen, bij de brug van Orsmaal-Gussenhoven over de Kleine Gete. Dit ruiterij-regiment dekte de Belgische 1ste Legerafdeling, deel van het gros van het veldleger dat in de streek van Leuven-Geldenaken-Tienen de vijand opwachtte. De grote Belgische ruiterijdivisie had intussen noordelijker tussen Loksbergen en Kortenaken bij Halen stelling genomen. Bij het gevecht in de namiddag van 10 augustus bij Orsmaal sneuvelden 27 van de zeshonderd Lansiers en 21 van de ongeveer duizend Huzaren, Kurassiers en Ulanen (23). Von der Marwitz kon nu de vallei van de Kleine Gete en enkele heuvels in de buurt controleren. Hij trok zijn ruiters echter terug voor bivak in Sint-Truiden en men hergroepeerde in de streek van Kortessem en Borgloon. De hitte, de enkele gevechten, de afmattende lange ritten, de nachtelijke verstoringen door inwoners en aanslepende bevoorradingsproblemen eisten immers hun tol. Op 12 augustus trok het Duitse IIde cavaleriekorps via Hasselt en Alken naar Halen bij de Gete op.
Nog voor de verovering van de Luikse forten voltooid was, volgde de noordelijke rand van het Duitse 1ste Leger de lijn Lixhe-Visé-Tongeren-Hasselt-Halen. Op woensdag 12 augustus vond bij de laatstgenoemde gemeente de beroemde Slag der Zilveren Helmen plaats. De Duitse cavalerie leed zware verliezen toen ze ’s morgens een bruggehoofd probeerde te slaan over de Gete (24). Zes regimenten van de 2de en 4de cavaleriedivisie werden gesteund door het 7de en het 9de bataljon Jagers en drie geschutsbatterijen. 4000 Duitse ruiters en 2000 voetsoldaten stonden tegenover de 2400 ruiters en de 400 karabiniers-wielrijders van de Belgische cavaleriedivisie van generaal De Witte. De strijd werd pas beslecht om zes uur in de namiddag, nadat de Belgische 4de gemengde brigade vanuit Tienen ter hulp was gesneld. Door goed onderhouden geweervuur en door de afgestegen ruiters als scherpschutters te gebruiken konden een reeks Duitse charges met lans en sabels worden afgeslagen. Het laatste grote ruiterijgevecht van West-Europa op divisieniveau was gestreden. De hele week had men in Zepperen trotse en barse ruiters zien voorbijrijden, maar toen ze enkele dagen later vuil of gekwetst terugkwamen van de gevechten, vroegen zij beleefd om een emmer water voor hun afgematte paarden en betaalden hun glas bier (25).

Het Duitse hoofdleger rukt op
Op 15 augustus, O.L.Vrouw-Hemelvaart, trokken weer grote groepen Duitsers te paard door ons dorp. Op die dag bezegelde een granaat in de munitiekamer van het fort van Loncin het lot ervan. De grendel op de steenweg Luik-Brussel was nu weggeslagen. Op 17 augustus viel het laatste Luikse fort en bivakkeerden de korpsen van de hoofdmacht op de frontlijn Kermt-Brustem-Hoei. De Duitsers hadden hun troepen nu hier bijeen gebracht op vijandelijk grondgebied voor de Bereitstellung. De eigenlijke opmars naar Frankrijk kon starten. Een pletwals aan mankracht zette zich in beweging. Op 18 augustus bereikte von Kluck’s leger de Gete, maar het Belgisch leger was ontsnapt. Vanaf zaterdag 15 augustus had de generaal in het kasteel van Hamal bij Tongeren moeten wachten en maandag de 17de kon hij zijn intrek nemen in Stevoort. De korpsen van de Duitse noordvleugel rukten verder naar Diest en Tienen, gevolgd door de reservekorpsen. Daar splitste men zich op 18 augustus in twee kolonnes naar Brussel – overwinningsparade op 20 augustus – en naar Nijvel. De noordervleugel met het 1ste leger moest door de geplande enorme zwaaibeweging de grootste weg afleggen. De Duitse opmars werd gehinderd door flankaanvallen uit de vesting Antwerpen, gevallen op 10 oktober. De Frans-Britse overwinningen in de slagen bij de Marne en de Aisne brachten de Duitsers half september tot staan. Beide kampen groeven zich in voor een jarenlange stellingenoorlog. Het Belgische leger verschanste zich op 16 oktober achter de IJzer en hield stand tussen Nieuwpoort en Diksmuide.

__________________________________________________________

Noten
(1) Geschiedenis van het Belgisch Leger van 1830 tot heden, 1. Van 1830 tot 1919, Centrum voor Historische Documentatie, van de Belgische Krijgsmacht (Brussel), 1982.
(2) De eigenaars kregen een gemiddelde vergoeding van 348 fr. per rund, 86 fr. per varken, en 1,25 per konijn. Ter vergelijking : een onderwijzersjaarwedde bedroeg toen zo’n 2.400 fr. HASSELT, Rijksarchief, Fonds gemeente Zepperen, nr. 35. Antwoord van de gemeente op een vraag van 29.01.1923 van de Commission interministérielle de récupération du bétail.
(3) Pieter Ferdinand Mommen (°Z. 01.05.1870), was varkenskoopman en herbergier. Hij was getrouwd met Leclre van Brustem en woonde tegenover de herenhoeve Gillissen-Thewis in de Kerkstraat. Godefridus Hamonts (°Z. 09.02.1888) woonde bij zijn moeder weduwe Vanderstraeten in Gippershoven.
(4) Barbara W. TUCHMAN, De kanonnen van augustus, Amsterdam-Antwerpen, 1962, p. 194-230.
(5) Henricus (Romanus) Vandenbosch (°Z. 20.06.1870) was meester-metselaar, aannemer en herbergier. Hij was gehuwd met Goffings van Hoepertingen en woonde in de Stationsstraat. Ulanen was hier een populaire verzamelnaam voor alle Duitse verkenners te paard. Het kan hier dus gaan om Huzaren of Dragonders, zie noot 8.
(6) LUIK, Archief Bisdom : verslag over de oorlog ’14-’18 in Zepperen na juni 1919. Uitgave in voorbereiding door het Provinciaal Archief- en Documentatiecentrum te Hasselt. Mededeling R. Van Laere en K. Verhelst, Hasselt. Op basis van het handschrift is het twijfelachtig dat het verslag door pastoor Vossen (+1919) zelf werd opgesteld. Het verhaalt over de akties van de pastoor eerder door het oog van een waarnemer. Een enkele keer blijkt uit de tekst dat de steller de gebeurtenissen zelf meemaakte. Misschien schreef een kapelaan de tekst ? De kloostergemeenschap van de Zusters Sint-Vincentius à Paulo, die school hield bij het kerkplein, noteerde voor de oorlog ’14-’18 eenvoudig : Melveren, Zepperen et Hex n’ont guère été inquiétés par les troupes ennemies. Mededeling Zr. E. Hendrix, Gijzegem, 13.01.1994.
(7) Mededeling Josephine Bessemans-Knapen. De kranten verspreidden “officiële” berichten dat men geen vrees moest hebben voor de Ulanen : dezen hebben in ’t algemeen hun weg verloren en geven zich op het eerste bevel over. Men ziet er een weinig langs alle kanten; maar dat beteekent niets onder krijgsopzicht… (Burgerwelzijn, Brugge, 12.08.1914).
(8) De samentrekking en bevoorrading van grote troepen was maar mogelijk per spoor. De Duitse Cavaleriedivisies van de voorhoede stuurden sabotagepatrouilles uit om de spoorwegbevoorrading van de vesting Luik op 8 augustus te onderbreken. De Leib-Huzarenbrigade zorgde voor spoorlijnen Luik-Tienen en Luik-Tongeren, het Kurassiersregiment nr. 7 voor de spoorlijn Hasselt-Sint-Truiden. De Duitse vorderingen werden achter hun rug vlijtig doorgeseind via telegram- en telefoonverkeer. Dit verklaart de vernielingen die ondermeer ook in het station Ordingen door de Duitse voorhoede werden aangebracht. Het station van Ordingen was 35 jaar eerder gebouwd bij de aanleg van de spoorweg Tienen-Tongeren in 1879. Vanaf woensdagmiddag 5 augustus werden Fernpatrouillen uitgestuurd door generaal von Garnier. Ze moesten hun bevindingen dagelijks samenbrengen in een achteruit liggende meldingscentrale. De patrouilles van de 2de Cavaleriedivisie moesten het hinterland tot achter de lijn Herentals-Hasselt-Sint-Truiden-Landen verkennen. Op donderdag 6 augustus opereerde het 4de eskadron van het 12de Huzarenregiment in de zone Hasselt-Herk-de-Stad-Sint-Truiden. Sommige vooruitgestuurde secties bereikten Stevoort, Budingen en Zoutleeuw . Er werd waarschijnlijk overnacht in Ulbeek. Bij hun opmars enkele dagen nadien kloegen de Duitse infanterieregimenten over de opgehitste haatdragende burgerbevolking die nog na de doortocht van de ruiterij versperringen oprichtte en deze vaak zelf verdedigde. Wellicht verwarden ze individuele heethoofden en akties van de burgerwachten met vrijschutterij. Men had ook geen goed woord over voor de strategische verkenningen van de eigen cavaleriekorpsen. Ondanks de grote verliezen konden deze geen dekkingslinie doorbreken en bleef men in het ongewisse over de tegenstander. Zie ook noot (10). J. HUYGELIER, De slag van Orsmaal-Gussenhoven (10 augustus 1914). Het 3de regiment Lansiers en de 2.Kavallerie Division (28 juli – 10 augustus 1914), Linter, 1989, p. 18-28.
(9) Truienaar Pieter Albert Heusdens (°Sint-Truiden 02.11.1878), de “Burgemeester van de Brustempoort”, was in 1904 getrouwd met Julia Thijs, dochter van “Bokke”Carlinne, Maria Carolina Thijs-Vanstraelen (°Sint-Truiden 15.02.1843) van de Kogelstraat. Het lied werd gezongen op de melodie van “Achter het lijmfabriek van Hasselt”, op zijn beurt ontleend aan het “Sous les Ponts de Paris” van de Franse componist Vincent Scotto. Mededeling Alfons Fabry, Peer en Henri Hechtermans, Zepperen.
(10) het IIIde eskadron van het 2de regiment Dragonders reed van Tongeren via Zepperen naar Oreye en overnachtte in Otrange, J. HUYGELIER, o.c., p. 26.
(11) De Belgische Ruiterij- of Cavaleriedivisie stond onder bevel van Generaal De Witte en omvatte :
– de staf
– 1ste Brigade : 1ste en 2de regiment Gidsen
– 2de Brigade : 4de en 5de regiment Lansiers
– Een bataljon karabiniers-wielrijders
– Drie batterijen artillerie te paard
– Een compagnie pionniers-bruggenbouwers-wielrijders
– Een sectie veldtelegrafisten-wielrijders
A. PETEAU, Apèrçu historique sur les mouvements et opérations des corps et divisions de cavalerie en liaison avec les armées 1914-1918, 1. 1914, Luik, 1924, p. 64. Over de schermutseling bij Zepperen : p. 90.
(12) Het 5de regiment Lansiers was pas op 13 december 1913 in Mechelen gevormd uit eskadrons van het 1ste, 2de en 3de Lansiers en uit personeel van het 4de Lansiers en de twee Gidsenregimenten. Het moest deel uitmaken van de 2de Brigade van de Cavaleriedivisie van generaal De Witte. Op de morgen van de slag bij Halen werd hen pas het regimentsvaandel overhandigd. Als onderscheidingskleur met de andere regimenten werd het wit gekozen bovenop het lansiers-donkerblauw. Op het hoofd droegen ze de Poolse schapska, bedekt met zwart linnen. Omwille van de gevaarlijke verwarring met de gelijkaardige Duitse hoofddeksels werd eind augustus overgeschakeld op de politiemuts. Fernand NICOLAS, Evolution des tenues militaires belges 1863-1915. Cavalerie, Brussel, 1994. EVERE, Centrum voor Historische Documentatie van de Belgische Krijgsmacht : Charles BAEKEN, Historique du 5e regiment de lanciers, getypt, (Ukkel, 1954), p. 11-14; Journal de campagne de la 2e Brigade de Cavalerie, n°1 (1er août au 2 septembre 1914). Verschaeren, Vanderborght, Van Lier, Willeborts, Joosen en Seys werden vermist na het hals-over-kop terugtrekken uit Zepperen maar behalve Seys en Verschaeren konden de anderen vijf dagen later de Belgische linies terug bereiken. Hendrik IV was een Frans koning omstreeks 1600, die zich tot het katholicisme bekeerde en een godsdienstvrede ondertekende.
(13) De Duitse 2de Cavaleriedivisie bestond uit een staf, de Leib-Huzarenbrigade en de 5de en 8ste Cavaleriebrigades. Deze laatste waren samengesteld uit vier regimenten met dragonders, ulanen, kurassiers en huzaren. Bij de divisie hoorden ook een bataljon jagers en enkele afdelingen bereden veldartillerie, machinegeweren, radioverbinding, pioniers, treinbrug en autovoertuigen. De 2de en 4de Cavaleriedivisie stonden beide onder bevel van generaal von Garnier en hoorden bij het IIde Cavaleriekorps van generaal von der Marwitz (Duitse 1ste Leger van von Kluck).
(14) Landbouwer-herbergier Henri-Louis Nijs “va Nijsses” (°Z. 26.12.1882) was gehuwd met Catharina “Trinette” Leemans (°Z. 11.01.1887). Hij had in 1914 drie kinderen, waaronder Joseph(-Franois) (5 jaar). Ook zijn schoonvader van Brustem en zijn schoonbroer Clement Leemans (°Z. 26.01.1895) woonden bij hem in. Twee jaar eerder waren de vroegere caféhouders, Miel Hansoul (°Z. 11.04.1884) en Marie Knuts, naar Sint-Truiden verhuisd. Ze hadden een orgel in hun café. Marieke “Pak vast” was een dochter van Pieter Jan Knuts “Knutske”, die er tegenover op de hoek van Eynestraat-Roosbeekstraat een boerderijtje had. Clem Leemans bouwde later de bekende café-zaal tegenover Henri Nijs.
(15) Otto Seeger was een gewoon soldaat-ruiter en geen onderofficier zoals het verslag van het 5de Lansiers vermeldt. Anderzijds is de aanwezigheid in Zepperen van karabiniers-wielrijders, die wel als bataljon in het zog van Lansiers en Gidsen meevochten in de Ruiterijdivisie, niet bewezen. Hun verslagen van de eerste oorlogsdagen spreken niet van een schermutseling in Zepperen. Ze vermelden wel succesrijke hinderlagen tijdens verkenningen zoals op 9 augustus te Broekom (één Ulaan gedood) en Sint-Truiden (vijf Leib-Huzaren gedood, waarschijnlijk in samenwerking met de burgerwachten aldaar). MACKENSEN, Die Leibhusaren. Ihre Geschichte im Weltkriege, (Erinnerungsblätter Deutscher Regimenter, 282), Oldenburg-Berlijn, 1929, p. 6. Louis JACMAIN, De Zwarte Duivels. Geschiedenis van de Karabiniers Cyclisten, Brussel, 1953. De naam Otto “Segers” werd in 1976 al opgetekend uit de mond van Fons Daniëls, Dekkenstraat, die nog goed op de hoogte was van deze feiten. Swennen maakt melding van vijf Duitse doden die op 9 en 10 augustus in Sint-Truiden vielen, waaronder een Leib-Huzaar van het 2de regiment die op het kerkhof van Zepperen begraven was (A. SWENNEN, o.c., p. 46)
(16) De huzaren waren lichtbewapende elite-ruiters die voor verkenning en bliksemaanvallen werden gebruikt, in tegenstelling tot de zware veldslagruiterij van de Ulanen (met schapska) en Kurassiers (helm met nekbeschermer). De Dragonders (met pinhelm) waren lichtere aanvalcavalerie. De populaire Leib-Huzaren van Danzig-Langfuhr, opgericht in 1741, stonden dicht bij het koningshuis. Hun zwarte pelsmutsen met afhangende rode overslag en doodskopembleem bezorgden hen bijnamen als zwarte huzaren of doodskophuzaren. Ze droegen boven het doodskopembleem de leuze Mit Gott für König und Vaterland. Sinds 1889 waren alle Duitse ruiters met een stalen lans uitgerust. Daaraan wapperde een lansvlaggetje. Het 2de regiment voerde een wit vlaggetje met zwarte doods-kop en bereed traditioneel zwarte paarden. In Melveren werd zo’n lans gevonden bij de spoorweg. Bij het optreden tegen België hadden de kleurrijke paradeuniformen al sinds 1910 plaats gemaakt voor het taktische feldgrau. Ook de zwarte mutsen werden met grijs doek overdekt, M. GERSTMANS, o.c., p. 91 en 106. Al in de herfst van 1914 werden de werkloze Leib-Huzaren overgeplaatst naar het Oostfront. In de lente 1919 werden deze regimenten opgeheven. Hugo F.W. SCHULZ, Die Preussischer Kavallerie-Regimenter 1913/1914, nach dem Gesetz vom 3.Juli 1913, Friedberg, 1985, p. 88-96.
(17) Het pistool, gevonden door Fons “va Riekuskes”, werd later voor 100 fr. verkocht aan Henri Hechtermans.
(18) Alfons Fabry (°Z. 1908) is een zoon van landbouwer Henri Fabry uit de Kogelstraat.
(20) Mededeling van zijn dochter, echtgenote Henri Bollen.
(21) Alken. Tussen mammoet en computer. De geschiedenis van een gemeente, Alken, 1994, p. 23. De Duitsers achtervolgden de vluchtende lansiers de Hulzen in. De nieuwsgierige bewoner Cornelis Mellemans werd neergeschoten en doorstoken met een lans.
(21) Mededeling Henri America, Halle-Booienhoven. Het huisje lag in de noordhoek van het kerkhof en was eigendom van de herehoeve Gilissen.
(22) L. STERKEN, Sint-Truidense operettelegertje had zijn uren van “heldentum”, in : Het Belang van Limburg, 11 en 13.03.1980. U. VANDERCASTEELE, Chronologisch verslag van de eerste dagen van Wereldoorlog I in St Truiden, Militaria, (Sint-Truiden), 1993. In Sint-Truiden werd sergeant-trompetter Franz Podobrin van het 4de eskadron van het 1ste regiment Leib-Huzaren doodgeschoten aangetroffen langs de Kwade Steenweg op de avond van 9 augustus. Wellicht werd hij gedood toen dit eskadron onder leiding van ritmeester Mackensen von Astfeld ’s morgens in de richting Aarschot-Leuven op verkenning was uitgestuurd. Ze hadden behoorlijke verliezen geleden, naar verluidt vooral door de “bewapende bevolking”. De gesneuveldenlijst van het 1ste regiment vermeldt nog een wachtmeester en twee huzaren die dezelfde dag de dood vonden en een huzaar die de 10de sneuvelde. De lijst van het 2de regiment vermeldt naast huzaar Otto Seeger, die in Zepperen werd gedood, nog een korporaal die de 9de sneuvelde.Bij het gevecht van Orsmaal-Gussenhoven moesten de Leib-Huzaren slechts Neerhespen innemen. Het Cavaleriekorps besloot na dit gevecht om hogerop bij Diest de Gete te overbruggen en de Leib-Huzaren bivakkeerden in de stad Sint-Truiden. Op de middag van 11.08 kregen ze bevel om te rusten bij Wimmertingen en Alken. De 12de vertrokken ze in de vroege morgen richting Stevoort en Halen, een flinke nederlaag en twee bijkomende gesneuvelde Leib-Huzaren tegemoet.
Op maandag 10 augustus zag men in Wimmertingen-Kortessem nog een 18-tal Belgische guiden of Gidsen op verkenning. Een groep Huzaren vertelden op dinsdag 11 augustus in Wimmertingen hoe zij de vorige zondag België binnenkwamen langs de brug te Lixhe en zo over Zichem-Bilzen-Schalkhoven-Wimmertingen-Nieuwerkerken-Geetbets en terug via Gorsem en Sint-Truiden naar Wimmertingen waren gekeerd, Wimmertingen 1914 : “De plaatselijke geschiedenis van den oorlog”. Pastoor Hoebrechts’ wedervaren ten tijde van “Slag der Zilveren Helmen”, in Het Belang van Limburg, 11 en 12, 15, 16.03.1984.
(23) J. HUYGELIER, o.c.
(24) Oorlogsboek van het Davidsfonds. Een en ander over de Duitschers in de omschrijving der afdeelingen 1914-1918, 1. Luik, Limburg, Brabant, Antwerpen, Brugge, s.a., p. 33-35.
De slag der Zilveren helmen. Verdedigingslijn langs de Gete. 1914-1918. Donk-Halen-Loksbergen-Herk-de-Stad, Herk-de-Stad, 1980.
(25) Pastoorsverslag 1919.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Meester Frans Creten en burgemeester Henri Vandenbosch (Personal-Ausweis van 1916) (foto’s fam. Pulinx en Alfons Heeren)
De gesneuveldenlijst van het 2de regiment Leib-Huzaren Koningin Viktoria van Pruisen

Kaarten (zie gedrukte versie)
De opstelling van het Belgisch leger begin augustus 1914.
De noordelijke Luikse forten, bestemming van het Zepperse vee op 6 augustus 1914.

_________________________________________________________________

2. Duits voetvolk tegen Belgische ruiters
Op 17 augustus had bij het Bernissembos in de enclave Terstok van Brustem, op de grens met Sint-Truiden en Zepperen, een kleine veldslag plaats tussen een ruitereskadron Belgische Gidsen en Duitse infanteristen (1). De na Halen wellicht wat overmoedige Belgische verkenners werden verrast door Brandenburgs voetvolk van de Duitse hoofdmacht en in de pan gehakt. Hiervan bleven mekaar aanvullende en soms tegensprekende getuigenissen bewaard.

Neergeschreven getuigenissen
De Sint-Truidense brancardier en latere dokter Marcel Gerstmans (2) verhaalt in zijn dagboek :
Men vroeg mij een expeditie naar Melveren te vergezellen met het oog op de begraving van de daags voordien gesneuvelde gidsen. Wij zouden alleen moeten instaan voor de soldaten die op het grondgebied van Sint-Truiden gevallen waren. Wij zouden om 2 uur in de namiddag vertrekken…

Te Melveren aan de school hadden de Duitsers een barrikade opgeworpen. Zij sloot de veldweg af die loopt van het dorp naar de Hasseltsesteenweg langs de spoorlijn. Van achter die barrikade hadden zij de Gidsen bestookt die op de Senselberg overvallen waren en gepoogd hadden over Melveren te ontsnappen. Naast de barrikade vonden we het graf van een Duits soldaat. Het was gemakkelijk om langs de versperring heen te gaan. Wij gunden ons de tijd om even aan te lopen bij de koster Noblesse. Deze vertelde ons hoe verscheidene Gidsen in de richting van Melveren hadden willen vluchten, toen plots van achter de versperring een hevig vuur op hen geopend werd. We liepen in de richting van de Hasseltsesteenweg over de vrije brede weg langs de spoorlijn….Even verder , op de rand van de weg, lag een gesneuvelde gids. Het was de eerste gevallen Belgische soldaat die ik zag. De jongen lag daar rustig, met zijn hoofd tussen de armen en de gebogen knie‘n, alsof hij zo pas van zijn paard was gevallen en onmiddellijk opnieuw recht zou staan. Hij was in volle borst getroffen. De dood moet hem gans onverwacht overvallen hebben. Hij was waarschijnlijk reeds bewusteloos toen hij van zijn paard viel. De soldaat werd op een stootkar geladen en is op het kerkhof van Sint-Truiden begraven. Gerstmans vertrok verder naar de Senselberg en ontmoette een groep Duitse pioniers die een telefoondraad oprolden. Iemand vond een Huzarenlansvlaggetje.
Onze weg leidde ons verder naar de overkant van de Hasseltse steenweg, steeds langs de spoorweg. Hier vonden we in een aardappelveld, een tweede gesneuvelde Gids. Het was een brigadier en hij zag er een voornaam mens uit. Wij doorzochten zijn zakken en vonden brieven, waaruit bleek dat hij Vandoren (3) heette en van Brussel was. Het verbaasde ons dat wij niet het minste geld vonden. Wie had daar geplunderd ? Wij dachten aan de Duitsers. Wij gingen inlichtingen vragen in huizen bij de overweg. Een man vertelde ons dat de Duitsers alleen de wapens weggenomen hadden. Maar die morgen had hij twee mannen gezien die de zakken van de soldaat doorzochten. Het waren hem geen bekenden, verklaarde hij, maar vagebonden van Sint-Truiden. Hij vertelde ons eveneens dat een andere gids slechts een paar meter verder tussen het aardappelkruid verscholen lag, toen de Duitsers de wapens van de gesneuvelde wegnamen. Zodra de Duitsers weg waren was die Gids door de velden geslopen in de richting van Hasselt. Het begon toen al donker te worden en de man dacht dat hij zich wel had kunnen redden. Wij hebben de man op het hart gedrukt dat de dode paarden uit de buurt absoluut moesten begraven worden. Zijn geburen moesten hem daarbij helpen. Hij beloofde ons ervoor te zorgen. Wij stapten verder langs de spoorweg tot aan de bekende boerenherberg bij Truike (4). Toen ik klein was, was deze herberg dikwijls het einddoel van wandelingen onder leiding van kanunnik Senden, de directeur van het Berchmanshuis. Dichtbij was een hazelnotenbos, waarin mijnheer Senden ons vrolijk liet ravotten. Wij hadden dan de indruk al heel ver in de bossen (5) te zijn doorgedrongen.
Het huis van Truike was daags voordien door de Duitsers neergebrand. Het puin smeulde nog. Overal in het rond lagen dode paarden, maar soldaten hebben wij niet meer gevonden. Een paar honderd meter verder zagen wij een hoeve. We gingen er naartoe om een stootwagen te vragen. In een beemd vonden we het lijk van een oude man (6). Zijn klederen waren erg bebloed. In de hoeve vertelde ons boer Vanderschot (7) hoe vreselijk het eraan toe was gegaan daags voordien : een eskadron van het 2de Regiment Gidsen was op verkenning uitgezonden om de doortocht van de Duitsers door Sint-Truiden te bespieden. Overmoedig hadden zij zich daar te Zepperen dicht bij de Senselberg gewaagd. Zij waren zeer onvoorzichtig geweest en hadden geen enkele schildwacht uitgezet. In een weide hadden ze hun paarden geplaatst. In de buurt van de herberg van Truike hadden zij gerust en zich verfrist. Een vliegtuig was boven de omgeving komen cirkelen. Ook hierom hadden zij zich niet bekommerd. Er waren twee gidsen tot bij Vanderschot gekomen om wat appelen en peren te kopen. Hij had hun het gevraagde natuurlijk gegeven en natuurlijk, zo voegde hij erbij, hun geld niet aanvaard. De ene was een Vlaming. Hij was erg zwaarmoedig. “Ik heb de indruk”, had hij gezegd, “dat mij vandaag iets zal overkomen”. De andere, een Waal, was vrolijk en levenslustig en vond het nogal leuk oorlog te voeren. Enige ogenblikken later waren beide dood. “Deze morgen heb ik de Franse paters (8) geholpen de gesneuvelde Gidsen, die op het grondgebied van Zepperen lagen (9), te begraven,” zei Vanderschot, “Ik heb ze allebei terug herkend.” “Toen voor de tweede maal een vliegtuig boven de herberg van Truike kwam zweven, ” vertelde Vanderschot verder, “en een fusee uitwierp – dat had ik vanuit Sint-Truiden zien gebeuren – toen werd er alarm geblazen, maar het was te laat. De kogels begonnen te fluiten en de paarden waren haast niet meer te bereiken. Maar ook de Gidsen die nog kunnen zijn wegrijden, zijn daarom nog niet gered geweest. Overal, in Zepperen, in Melveren, in Nieuwerkerken, tot in Kortenbos toe, werden er neergeschoten. Een Gids, die zijn paard verloren had, slaagde erin tot hier te sluipen. Ik heb hem burgerkleren gegeven en hij is kunnen ontsnappen. Maar hij is een uitzondering geweest ! Die kleine groep ruiterij was ingesloten door een massa voetvolk dat van Sint-Truiden gekomen was. De kring werd steeds nauwer en nauwer. De oude man die gij in de beemd gevonden hebt was destijds onze knecht. Hij bevond zich tussen de vluchtende Gidsen en de oprukkende Duitse infanterie. Zij hebben de arme man met bajonetsteken afgemaakt. Ik heb hem horen schreeuwen tot hier en om genade smeken. Zij hebben hem meedogenloos afgemaakt. Ik geloof niet dat ze een enkele Gids gevangen genomen hebben. Het lijk van de knecht, ” zegt Vanderschot, ” zou deze avond door de familie weggehaald worden. Zij hadden het gis-teren of vandaag bij daglicht niet durven doen, zo doodsbang waren ze voor de Duitsers.

De onderwijzers Beckers en Noblesse (10) schrijven : Slag van den Senselberg.
Op 16 augustus kwam eene afdeeling van het tweede regiment Gidsen (11) op verkenning langs Diest, over Herck, Nieuwerkercken tot op Senselberg (Noordelijk gedeelte der gemeente ST.). Daar vestigden zij zich honderd en tien in getal, onder bevel van een officier en namen daar een eetmaal bij Alfons Lassaut in het bosch. Dadelijk zweefden duitsche vliegers en hadden weldra hunne tegenwoordigheid ontdekt. Rond 2 1/2 uren knetterden de machinegeweren. Langs alle kanten kwamen Duitschers toegestroomd, die een groot leger verdenkende, groote troepenmassas eene omsingelende beweging deden uitvoeren. De gidsen, een versterkte patrouille, dachten niet tegenover een zoo groot leger op te treden. Zij werden dan om zoo te zeggen overvallen en waren genoodzaakt zich terug te trekken. Over het gansch gehucht wierden zij verspreid. Als bewijs een honderdtal meters van de gemeenteschool vond men ’s anderdaags de lijken van drie gesneuvelde gidsen. Zij waren : wachtmeester Van Doornen van Brussel, Ruiter Brams van ’t Kerkske (Aalst) en Ruiter Knops van Mechelen. De twee eersten rusten te St. op het kerkhof, de laatste op het kerkhof van Melveren. Getuigen verklaren dat Knops zich verdedigde tot den laatsten kogel en dan als met kogels doorzeefd viel. Een Duitsch officier, in bewondering voor de heldendaad van dien soldaat, stelde hem als toonbeeld van vaderlandsliefde aan zijne mannen voor. Verscheidene Duitschers vielen in dien slag, doch werden weggehaald. Een nochtans werd naast de school begraven : ’t was musketier Alexander (12). Na den slag plunderden de baldadigaards de gemeenteschool ledig. De banken werden uitgehaald en den weg gebarricadeerd. Alles werd in de school en in het huis het onderste boven gezet en wat in hunnen smaak viel geroofd. Zware beschadigingen werden aan deuren, vensters, gewelf en dak toegebracht. Eenige dagen later vermeldden hunne dagbladen eene groote overwinning. Zij hadden (den slag van Senselberg) gewonnen ! En vermeldden tachtig doden en drie honderd gevangenen.
De weggevoerde schrijver August Swennen (13) verhaalt in ’18 de gebeurtenissen als volgt : De bloedige botsing bij Sint-Truiden.
Nadat te Luik reeds ’t een fort na ’t ander was gevallen en Sint-Truiden reeds acht dagen door den vijand was bezet, had bij deze laatste stad, ter plaatse gezegd Bernissembosch, nog een bloedige botsing plaats tusschen Belgen en Duitschers. ’t Was op Maandag, 17 Augustus 1914, in den namiddag. Belgische gidsen-verkenners, uit de omstreken van Namen (14) gekomen langs de binnenwegen, bevonden zich reeds van ’s morgens ter plaatse. Zij hadden het dak van het café Lassaut, naast het bosch, als observatiepost gekozen. Doch, wijl er nergens Duitschers te zien waren, achtten zij den tijd gunstig zich wat met elkaar te vermaken. Genen begaven zich in ’t café Lassaut en dronken er kalm hun glas of rookten een sigaar of sigaret; anderen, aangelokt door ’t zwoele weder, vermeiden zich rustig buiten in het gras. Hun paarden hadden ze met de breidels aan boomen gebonden. Er daagde echter plots een bende Duitsche huzaren op, die door den observator niet waren bemerkt. Vooraleer de Belgen zich rekenschap konden geven van den toestand hadden de Duitschers er reeds verscheidene neergeschoten; anderen hadden nog den tijd op hun paarden te springen en den aanval te weerstaan. En deze wisten zich met glans te verdedigen en deden verscheidene vijanden in ’t zand bijten. Dachten zij wellicht op dat tragisch oogenblik aan de strijdlustige woorden der helden uit zeker drama :
Wij winnen of wij sneven
Voor de eer van t’Vaderland
En tarten zonder beven
Den snooden dwingland
Maar de Belgen moesten tenslotte wijken voor de overmacht. Eenige hunner, naar ’t nabijgelegen gehucht Melveren gevlucht, werden tot daar door den vijand achtervolgd. Een der gidsen, Jean Knops, van Mechelen, ziende dat hij niet meer kon ontsnappen, stak zijn handen op, ten teeken van overgave. Niettemin werd hij door de barbaren neergeschoten. Hij ontving niet minder dan twaalf kogelwonden. Twee andere gidsen vluchtten in den kelder van het café Lassaut. De Duitschers, die zulks bemerkt hadden, staken het huis in brand, plaatsten vader Lassaut tegen den muur en schoten hem dood. De gidsen, die zich binnen bevonden, konden niet meer ontkomen : eenerzijds belette het vuur hun de vlucht; anderzijds waren zij bedreigd door den vijand, die het brandend huis had omsingeld. De ongelukkigen waren dus veroordeeld om er hun einde af te wachten. En wat deden zij ? Van uit hun brandend gevang vuurden zij op de huzaren tot hun laatsten kogel verschoten was. Aldus doodden of kwetsten zij enkele vijanden.
Er sneuvelden elf Belgen. Van de Duitschers is dit getal niet juist gekend, doch men schat het op minstens een tiental man. Want de Duitschers haalden na het gevecht hun dooden weg en voerden ze naar hun lazaretten. Van de twee Belgen, die in ’t huis Lassaut gevlucht waren, vond men later slechts nog de verkoolde beenderen terug. De ongelukkige Belg, Jean Knops, van de 1ste gidsen, 37ste (?) escadron, ligt op ’t kerkhof te Melveren begraven. Twee andere gidsen : Braem (van Kerxken) en Gustaaf Van Doren (van Schaarbeek) rusten op ’t stedelijk kerkhof te Sint-Truiden. Een andere – Karel Lambrechts, van Brussel – werd er ook ter aarde besteld, doch zijn stoffelijk overschot werd op 11 Mei 1915 ontgraven en naar zijn woonplaats gebracht (15). De zeven andere gidsen, die door de Duitschers begraven werden op de plaats waar zij sneuvelden, werden op 8 Februari 1915 ontgraven. Een dezer, zekere Vandersmissen (16), zoon van den burgemeester van Weyer, werd in zijn geboortedorp ter aarde besteld. De zes anderen werden den dag daarna met groote plechtigheid ter ruste gelegd in een gemeenzaam graf op het kerkhof te Zepperen. Ziehier de namen dezer helden, zooals ik ze heb kunnen opsporen, want ze staan niet op hun graf vermeld ; 1. Brahy, Karel-Jaak-Julius, van Herve; 2. Fagnart, Kamiel-Gilbert, kwartiermeester, van Sarlardingen; 3. Everaerts (zonder vermelding van voornaam en woonplaats); 4. Leemans van Bonheyden; 5. Vantilt, Julius (zonder vermelding van woonplaats); 6. Vandevoorde, van Meirelbeke. Op hun tombe werden verscheidene grafschriften geplaatst, doch zij moesten allen weggenomen worden, daar de Duitschers ze als beleedigend voor hen achtten. Een dezer grafschriften wil ik, om zijn mooie verzen, hier nochtans mededeelen. Het luidde als volgt :
Niet dood is hij, die voor land en vrijheid sterft.
Vereeuwigd is zijn naam, dien hij door moed verwerft.
Een der gesneuvelde Duitschers werd begraven op een land nevens de gemeenteschool te Melveren. Op een groot houten kruis las men het volgende : “Musketier Ulerander 48e Inf. Regt. 10e Komp. Gefallen am 17 Aug. 1914. Errichtet vom Landsturmbat, NŸrnberg. 3e Komp.”. Het lijk werd op 22 februari 1915 ontgraven en op het kerkhof te Sint-Truiden ter aarde besteld (17).

Ook in het klooster van de paters Assumptionisten (18) ging de schermutseling niet ongemerkt voorbij :
Wij vernamen dat de mobilisatie in Frankrijk en in Belgi‘ werd afgekondigd. Dan volgde het ultimatum, het heldhaftige neen van de Belgen aan de Duitse doortocht en de morgen van 4 augustus hoorden wij de eerste kanonschoten : het was oorlog. In Sint-Truiden waaide de Belgische vlag op alle torens, op de openbare gebouwen en aan de vensters van heelwat gebouwen. Het verzet van de Luikse forten vervulde de zielen met fierheid en vertrouwen. Nochtans weerklonken felle ontploffingen van alle kanten : de Belgen deden de spoorwegbruggen springen om de vijandelijke opmars te vertragen. Voortdurend vlogen vliegtuigen vanuit het oosten die het land verkenden en weer terugvlogen. Vanaf 6 augustus om twee uren namiddag kwamen zes Ulanen aan in Sint-Truiden die de stad met losse teugel doorreden. Opschudding bij de bevolking. Men stelt ze gerust. De Duitsers, zegt men, zouden nooit in dit land komen. Men had ze teruggedreven, ze zijn terug over de Maas. Enkele Ulanen, gescheiden van de rest van het leger, zijn een beetje overal verspreid : men gaat ze uitschakelen. En zeker tijdens de 7de, de 8ste en de morgen van de 9de hoort men voortdurend geweerschoten : het zijn de lansiers die de Ulanen achtervolgen. Op de morgen van zondag de 9de komt een compagnie Gidsen (19) aan in Zepperen. Men onthaalt hen feestelijk, een feestmaal wordt georganiseerd. Maar rond 11 uur komt het bevel zich haastig terug te trekken naar Tienen. In de namiddag omstreeks vier uur trekken massa’s Duitsers op langs de Luiker- en Tongerse steenweg. Enkele uren later nemen ze Sint-Truiden in langs verschillende kanten tegelijk en schietend op de weerloze burgers die zich onvoorzichtig laten zien. Enkele kanonschoten weerklinken. Men telt een dertigtal doden. De Burgerwacht, ervan beschuldigd van op de Ulanen te hebben geschoten, wordt in gevangenschap naar Duitsland gestuurd. Vanaf 9 augustus hoort men dag en nacht wekenlang het geweldige lawaai van de invasie die langs alle wegen van het land voortschrijdt : het is een voortdurend gerommel van ver kanonvuur van de kant van Luik, van Diest en weldra van Leuven en Namen. Vanaf deze dag stopt ook onze bakker met de levering van brood. Gelukkig is er in het huis een behoorlijk goede oven. Men koopt graan, men laat het malen en broeder Marie-Joseph speelt voor bakker. Ook broeder Hendrik slaat de hand aan het deeg. Het is wel niet het vooroorlogse wittebrood, maar men went vlug. Vanaf dan stelt zich het geduchte probleem van de bevoorrading. Men is nog niet ongerust; de oorlog, zo denkt men, zal vlug ten einde zijn. Ondanks alles gaan de studies verder, de examens naderen en men bereidt ze actief voor bij het lawaai van trillende vensters. Uit voorzorg gaat men niet meer wandelen en de klok blijft stil. Men zoekt ontspanning in het park met noten rapen, die er dat jaar overvloedig zijn. Ook uit voorzorg stuurt men de meeste Belgische alumni(20) terug naar hun familie. Enkel degenen die te ver moeten reizen bij deze slechte verbindingen blijven in het Alumnaat. Het Hemelvaartsfeest verloopt in angst. Twee geestelijken, die de vorige dag vertrokken naar Hasselt, keerden niet terug. Is hen iets overkomen ? Eindelijk keren ze ’s avonds terug en vertellen hun wedervaren. Aangehouden en ondervraagd werden ze vlug vrijgelaten maar ze moesten de nacht en de dag van de 15de in Sint-Lambrechts-Herk, een kleine parochie bij Hasselt, verblijven. Overal kwamen ze Duitse troepen tegen. Gelukkig kende een van hen, pater Robert de taal van de vijand en ze konden zich uit deze situatie redden.
Een gevecht vlakbij onze deur.
Maandag 17 augustus werd voor het Alumnaat een verschrikkelijke dag, maar ook een waarop wij door de voorzienigheid behouden bleven. Rond één uur in de namiddag wordt er hard gebeld aan onze poort. De portier rent ernaar toe en opent : het is een troep Duitse soldaten. Ze nemen de koer in, de kinderen wijken instinctief terug naar het standbeeld van de Heilige Maagd. De overste stelt zich voor aan de kapitein. Het is een soort Barbarossa te paard, pistool in de vuist. Hij spreekt Duits. Men verstaat hem niet. Een majoor vertaalt. Er is onderdak nodig voor 160 soldaten en kamers voor de officieren. Dadelijk worden de tafels uit de studiezaal gehaald. Men brengt strobalen bij. De soldaten doen hun ransel uit en installeren zich in de studiezaal, de spreekkamer en de serre. De officieren bezoeken het huis, dat ze weinig comfortabel vinden. Ze openen de kasten om zich ervan te verzekeren dat er geen wapens in verborgen zijn en eisen tenslotte de grote kamer van de eerste verdieping en twee kamers beneden op. Dan vragen allen om water en zeep om zich te scheren. Men leidt hen naar de wasserij. De goede zusters brengen een kom zwarte zeep en trekken zich vlug terug. “Onze gasten” vertoeven in volmaakte veiligheid. Plots loopt de schildwacht, die op de weg naar Kortenbos is uitgezet, haastig toe : Er zijn daar Belgische soldaten, vlakbij, op 300 meter. Wat een alarm ! De Duitsers kleden zich onmiddellijk aan, grijpen hun wapen, stellen zich op en vertrekken in de aangegeven richting. Ze hebben nog nooit gevuurd. Hun emotie is duidelijk af te lezen. Enkele minuten later horen wij het geknetter van geweervuur. Weldra keren de Duitsers als overwinnaars terug met een gevangene die naar Zepperen geleid wordt. Er zijn gewonden aan beide kanten; de Belgen hebben een tiental doden, die wij de volgende dag op de plaats zelf begraven. Pater Robert wordt uitgenodigd om bij onze buur, baron de Pitteurs (21), enkele gewonden te bedienen. Eén van de drie bezwijkt weldra. De Belgische troep bestond uit een escadron gidsen te paard die halt hielden in een herberg. Ze waren zo onvoorzichtig geweest om geen schildwacht te plaatsen aan de kant van het Alumnaat. Ze waren ook volledig verrast.
De overste en zijn assistent worden gegijzeld.
Na het avondeten worden pater-overste en pater Robert als gijzelaars opgesloten in dezelfde kamer met verbod van deze te verlaten. Een schilwacht waakt aan de deur. De kapitein laat ons vriendelijk zeggen dat wij gefusilleerd zullen worden als er ’s nachts onlusten zouden gebeuren. De majoor, die katholiek moet zijn, vraagt een gebed voor hun “dierbare gewonden”. Zeer graag. Zodoende vervullen we het voorschrift van onze goddelijke Heer. De nacht is rustig. De kinderen slapen vredig en zijn zeer wijs. Wij zullen niet gefusilleerd worden. De morgen van de 18de, voor de dag aanbreekt, staat de troep op en vertrekt zonder afscheid te nemen. Ze gaan hun mars op Parijs verderzetten, waar ze binnen een tiental dagen denken aan te komen.
De Voorzienigheid heeft over ons gewaakt.
In deze zo kritieke omstandigheden bleef het Alumnaat door de voorzienigheid gespaard. Wat zou er gebeurd zijn als de Belgen, in plaats van zich te laten verrassen, zelf de Duitsers bij ons hadden verrast ? Zij zouden er misschien een honderdtal hebben kunnen afslachten. Maar anderen zouden gekomen zijn en zouden niet nagelaten hebben om de moord op hun kameraden op ons te wreken. Voor het overige moeten we toegeven dat de soldaten zeer gedisciplineerd waren; ze hebben niets aangeraakt in het huis (behalve een kaart van Belgi‘ die ze meenamen), noch het fruit in de boomgaard. Nooit gedurende de hele oorlog kwamen de Duitsers nog logeren bij ons : we liggen te ver van de grote wegen.
Ook de parochiepriester (22) verhaalt hoe die 17de de eerste Duitse infanterie en artillerie uit Brandenburg en Berlijn in Zepperen werd ingekwartierd. De officieren waren beleefd en streng, maar achterdochtig. De manschappen ruw, ongemanierd en uit op wein. Nauwelijks ingekwartierd barstte het gevecht aan de kant van Kortenbos los. Het parochieverslag vermeldt hoe de Belgische Gidsen langs één vrije kant nog probeerden weg te vluchten, maar hoe de Menten de Horne met twee onderofficieren en negen soldaten werd gevangengenomen. Naar verluidt werd deze schermutseling in de Duitse kranten opgeblazen tot een schitterende overwinning, gevolgd door de inname van de forten van Gorsem en de stad Kortenbos !

De schermutseling in de volksmond
Op de Driesstraat maakte Petronella Neesen mee hoe de Duitsers verzameld werden met de oproep Zum Feind ! om op te trekken tegen de Belgische Gidsen (23). Rond vier uur was Fin Knapen met haar oom en anderen in het veld bij de Sint-Genovevakapel toen ze een half uur lang hoorden schieten. Daarna stilte… Van schrik liep iedereen naar huis. Men zei dat ze aan Mentes op de Stok gevochten hadden. Henri America was met zijn zoon in de buurt van het strijdtoneel aan het werk en vanop een hooimijt keken ze toe.
De Duitsers naderden vanuit het klooster onder dekking van de bomen in de dreef naar het Bernissembos. De hoeve Truike werd door de Duitsers neergebrand. Een kapelletje in een Herselossen-perenboom tegen de westelijke gevel bleef onbeschadigd. Naar verluidt slaagde een Belgische soldaat erin vanuit het zoldergat van het brandend huis op de mestvaalt te springen. Hij bleef er geruime tijd bewegingsloos liggen, zodat de Duitsers hem dood waanden. Toen de duisternis intrad, kon hij ontsnappen. Hij had kunnen drinken met behulp van een scherf van een aardewerkkruik. Misschien was het de Gids van Vilvoorde met de naam Petercil (?) die in de hoeve Vanderschot burgerklederen kreeg en na de oorlog deze plek nog bezocht. Hij kon toen nog een litteken laten zien waar een Duitse steek langs zijn rug was afgeschampt.
Baas Lassaut had naar verluidt ook gevuurd tot zijn kogels op waren en werd in een gracht dood aangetroffen. Zijn meid Nie, een dochter van Riekus Poncelet die verderop in een afgelegen huis woonde, werd aan een touw achter een kar meegevoerd naar Zepperen. Ze werd vrijgelaten toen haar zus, die bij de herehoeve Gilissen dienstmeid was, bij een Duits overste voor haar ging pleiten. Herman Knapen, die later op de plaats van de herberg een hoevetje bouwde, woonde in de buurt en zag het huis branden. Samen met een andere man was hij het eerst ter plaatse. Hij maakte mee hoe de ander onmiddellijk onder de lichamen naar een portefeuille zocht. In de Startelstraat werd Petrus Debout door zijn buurman geroepen : “Peter, Peter, als je nu doden wil zien, bij Mentes liggen er zoveel. Ik heb zelfs de ogen van eentje dichtgeduwd met een stok !”. Petrus joeg de buurman verbolgen weg (24). Eén van de Belgen lag dood in de “bogaard” bij het huis, waar de loslopende hongerige varkens zijn gezicht hadden aangevreten. Een ander werd nog aangetroffen in een natuurlijke houding op zijn horloge kijkend in een gracht tegen een haag. Volgens de volkmond waren ook Pruisen gesneuveld, ondermeer toen ze van boom naar boom oprukten. Een bloedspoor liep waar de kar met gewonden naar de Zustersschool in het dorp was gereden. Niemand durfde daar echter binnen te gaan kijken. Na het vuurgevecht in het Zepperse veld dichtbij het station van Kortenbos moesten de Belgische Gidsen wijken. Een officier nam nog de tijd om de overwegbarelen van de spoorweg te sluiten en langs de hoeve Kasselaar trokken zij terug via de bosrijke Heide en het Gebrand Lindeke (25). ’s Avonds kwam het opnieuw tot een treffen op de Tichelarij bij het Terheidehof aan het grote Begijnenbos. ’s Morgensvroeg na het gevecht zag het mooie sparrenbos eruit alsof er een orkaan had gewoed. Naar verluidt sneuvelden hier twee Belgen en drie Duitsers.
Het Belgische rapport
Het overvallen 3de eskadron maakte deel uit van de 2de groep van het 1ste regiment Gidsen (26), een beweeglijke, elite-eenheid. Deze ruiters met hun typische berenmuts en sabel moesten zoals hun Duitse tegenhangers verkenningen uitvoeren naar de vijandelijke vorderingen en verkenningen door de tegenpartij verhinderen. Vanaf het uitbreken van de oorlog maakten ze deel uit van de Belgische ruiterijdivisie onder generaal De Witte. De Gidsen werden op 9 augustus op verkenning uitgestuurd in de richting Kortessem-Bilzen. Op 12 augustus nam ook dit 3de eskadron deel aan de succesrijke slag bij Halen tussen Velpen en Loksbergen. Op 15 augustus werden verkenningen tot in Kortessem, Loon en Oreye toe bevolen. Een patrouille met luitenant Havenith van het 2de eskadron stelde de volgende morgen bij het kasteel van Kortenbos vast dat de spoorwegovergangen al door de vijand bewaakt werden. Zepperen was nog onbezet. Havenith stootte hier en daar op Duitse cavaleristen. Hij geraakte maar tot aan de al bewaakte Herk in Alken via Ulbeek-bos en maakte rechtsomkeer. Langs Zepperen, waar nu wel vijandelijke ruiterpatrouilles waren, en Nieuwenhoven, waar enkele Duitse verkenners hem ongemoeid lieten, bereikte hij terug het regimentskantonnement achter de Gete bij Kaggevinne.
Twee dagen later beval men twee verkenningen in eskadronsterkte. De Duitse hoofdmacht hield de lijn Oreye-Borgloon-Kortessem-Wellen-Sint-Lambrechts-Herk-Stevoort-Kermt. Het 4de eskadron moest tot Oreye gaan , maar raakte maar tot aan de lijn Sint-Truiden-Waremme en moest zich door de zware tegenstand terugtrekken naar Oplinter. Het 3de eskadron onder bevel van commandant baron Fernand de Wykerslooth de Rooyesteyn vertrok om half vier ’s morgens bij Budingen, waadde door de Gete en had bevel gekregen het noorden van Sint-Truiden en de richting Berlingen-Borgloon te verkennen. Deze groep, bestaande uit ruim honderdtien ruiters, nam reisduiven mee omdat de opdracht kon uitlopen (27). Pas de volgende morgen keerde luitenant Georges Wittouck met vier ruiters terug binnen de verdedigingslijn, later te voet gevolgd door de commandant, luitenant Reyntiens en amper twintig manschappen.
Commandant baron de Wykerslooth rapporteerde :
Alles ging goed, tot op het moment dat wij halt hielden ten zuiden van het bos van Bernissem-Brustem naar Klein-Eykot toe om mijn verslag op te stellen. Ik werd bestormd door een eskadron en een peloton vijandelijke wielrijders. Ik heb me dan begeven naar het station van Kortenbos, waar ik kon hergroeperen wat nog restte van mijn eskadron : dertig manschappen te paard en dertig te voet. De onbestegen paarden waren weggevlucht over de spoorweg naar Hasselt toe. Toen ik vernam dat Kozen door de vijand was bezet ging ik door het veld naar het Mieropbos en daarna het Leihaertbos (28). Daar heb ik halt gehouden en een kring van schutters opgesteld. De paarden werden hierbinnen geplaatst. Omstreeks 18 uur werd ik opnieuw aangevallen door twee infanterie-compagnie‘n. Ik kon standhouden tot 19.30 uur. Daarna ben ik eerst in noordelijke, later in westelijke richting gegaan naar het zuiden van Schakkebroek. Het werd al donker. Tijdens de aanval zijn mijn paarden aan de teugel ontsnapt. Zo bereikte ik het noorden van het kasteel van Rummen, waar ik de rest van de nacht doorbracht. Om 3 uur stak ik onze lijnen over bij de brug te Rummen. Ik ben zo vrij het heldhaftig gedrag te vermelden van de luitenanten Wittouck, Reyntiens en ridder de Menten de Horne (29) , die gewond achterbleef, en van de wachtmeester prins de Ligne, die een gedurfde verkenning naar Sint-Truiden toe uitvoerde. Al mijn papieren zijn verdwenen met mijn paard en met dat van mijn opperwachtmeester, die samen met mijn foerier werd gevangengenomen. Mij resten twee officieren en negenentwintig man te voet.
Begrijpelijk bleven later in de regimentsgeschiedenis vooral de meer succesvolle wapenfeiten in Halen ’14 en Burkel ’18 leven (30). Het onfortuinlijke 3de eskadron kreeg enkele weken later de hachelijke opdracht om de kanaalbruggen bij Merendree-Gent te verdedigen. Daarbij sneuvelden ondermeer de luitenanten Wittouck en Horlait. Luitenant Reyntiens werd zwaargewond. De vierde luitenant van het eskadron, Ridder Adelin de Menten de Horne, was al in Zepperen uitgeschakeld : …omvergeworpen door in paniek geraakte paarden raakte hij buiten westen en kwam pas bij toen hij gevangen was door de Duitsers. Hij kon geen beweging meer maken en werd door de Duitsers overgebracht naar een hospitaal in Sint-Truiden. De luitenant keerde pas begin ’19 terug uit krijgsgevangenschap in Duitsland.
… en het Duitse relaas
Tot hun eigen verrassing kon één compagnie Leib-Grenadiers een Belgisch elite-eskadron in de pan hakken. Het Leib-Grenadiersregiment nr. 8 König Friedrich Wilhelm III maakte deel uit van het IIIde Brandenburgse legerkorps en had Frankfurt aan de Oder als garnizoensstad (31). De grenadiers, die bij de elite van het voetvolk hoorden, hadden zaterdag overnacht in Bloir-Berg en zondag in Tongeren. Maandag 17 augustus zocht de regimentstaf met één van de bataljons onderdak in Ordingen, terwijl de rest van het regiment met een fuseliersafdeling en een lichte munitiekolonne in Zepperen werd ingekwartierd.
Majoor Otterstedt van de 1ste compagnie verhaalt :
De compagnie kreeg het uiterste noordwesten van Zepperen als kwartier toegewezen. Op weinige honderden meter lagen twee afgelegen en erg geschikte onderkomens met de naam Gravenhuis. In één ervan, een jongensschool vond de hele compagnie onderdak. Iedereen greep dadelijk de kans om lichaam en uitrusting te reinigen. Daarna zou gerust worden om krachten te verzamelen voor de komende hete dagen. Plots kwam een boodschapper van één der schilwachten hijgend tot bij me gelopen : niet ver van de buitenwacht was vijandelijke ruiterij afgestegen in de met hoge hagen en sloten omringde weiden. De schildwacht had zich nog niet verraden. Het verhaal scheen mij niet erg geloofwaardig en ik dacht dat de wacht zich in het erg onoverzichtelijk terrein had laten misleiden. De compagnie werd toch gealarmeerd en twee pelotons waren in geen tijd gevechtsklaar. Het laatste peloton was net aan het baden maar was ras weer in de kleren. Onder leiding van zijn al lang naar gevechts-aktie snakkende luitenant von Guretzky-Cornitz haalde het ons al in bij de buitenwacht. Daar was niets meer te zien. De wachtpost, de oude ervaren korporaal Fischer, was echter zeker van zijn zaak en zei zowat twintig afgestegen ruiters te hebben bemerkt. De compagnie werd nu onder benutting van de sloten en hagen in rij verdergeleid. Luitenant Guretzky werd met enkele manschappen voorop gestuurd. Na enkele honderden meter trof hij bij een tussen bomen en hagen verdoken liggende boerderij grazende paarden en afgestegen ruiters aan. Enkelen rustten, enkelen speelden kaart. Ze dachten dat ze volkomen veilig waren. Snel was de compagnie klaar voor een overval. De vijand werd hardhandig uit zijn rust en zorgeloosheid geschoten. Na het vuren ging alles snel. Het bleek nu dat bij deze boerderij slechts een peloton was afgestegen van een gans eskadron Belgische Gidsen, dat verderop lag. Dezen vonden tijd om zich te verdedigen. Luitenant von Guretzky met zijn peloton keerde zich naar hen maar kon maar geringe verliezen toebrengen, omdat de Gidsen voor deze kranige aanval vluchtten, gedekt door het onoverzichtelijke terrein. De andere pelotons omsingelden snel de boerderij met het naburige bos. Zo ontsnapte geen enkele man van het vooruitgeschoven peloton en werden vrijwel alle paarden gedood of zwaar gewond. In de boerderij kwam het tot een kort vuurgevecht, waarbij meerdere onderofficieren en grenadiers de kans benutten om beslist en moedig te handelen. Nog voor de door de schoten gealarmeerde andere compagnie‘n van het bataljon aankwamen was het gevecht be‘indigd. Veertien gevangenen, waaronder een eerste luitenant en de wachtmeester van het eskadron, drie gewonden en zeven doden vielen in onze handen. Dit kleine beginresultaat was des te verheugend omdat het de compagnie slechts een gewonde had gekost.
Het regiment, dat hier zijn kleine vuurdoop kreeg, trok voor drie uur ’s morgens al verder naar de Getelinie bij Budingen, waar ze met de andere Brandenburgse regimenten van het IIIde korps de Belgische achterhoede terugdreven in een kort gevecht. Verder in België zou dit regiment zware verliezen leiden bij Bergen op 23 augustus. De Britse Expeditionary Force had zich in de mijnstreek ingegraven en sloeg de Duitse bestormingen af. Daar sneuvelde trouwens de strijdlustige luitenant Guretzky, die als eerste van het regiment het IJzeren Kruis kreeg.
Gesneuveld voor België
Eén Belgische Gids, Jules Vantilt, zoon van de koster-burgemeester van Wijer, stierf tragisch dicht bij zijn geboortedorp (32). Officier de Menten de Horne en hij waren vertrouwd met deze streek. Jules Vantilt was al bij het Bernissembos door een kogel getroffen in het been. Hij had waarschijnlijk nog kunnen wegsluipen in het dichte loof van een aardappelveld, maar de tegenstanders hadden hem ontdekt en met een steek in de keel gedood. Zijn vader, als burgemeester-gijzelaar zelf twee dagen door de Duitsers aan een boom gebonden, vond na enige tijd iemand die hem naar het slagveld durfde vergezellen. Hij trok met biggenkoopman Fons Remels naar het hem aangewezen veld en daar vonden ze het lijk van de Gids met doorboorde keel en ogen naar boven gericht. Tussen zijn besmeurde handen stak nog in doodspijn afgerukt aardappelloof. De dode zoon was volgens een getuigenis gekleed met laarzen, rode broek, een blauwe, met tressen versierde huzarenbuis (33) bevlekt met bloed en een veldfles met riem nog aan de hals. Om drie uur ’s middags kwam de paardenkar met het in de zomerzon ontbindende lichaam toe in Wijer en na een korte plechtigheid werd de gesneuvelde in een snel gemaakte ruwe, withouten kist begraven.
De volgende winter werden de acht haastig begraven Gidsen, waarbij de asse van een verkoolde Gids, ontgraven. Naar verluidt werden ze opgeborgen in de lokalen naast de meisjesschool en op donderdag 4 februari ’15 plechtig overgebracht naar het kerkhof van Zepperen. Rademaker Alfons Schoofs zorgde voor de ontgraving en had zich daarvoor wat moed ingedronken. Toen omstaanders hem zeiden toch handschoenen te gebruiken, raapte hij de overblijfselen met zijn blote handen samen met de woorden : “Het zijn toch Belzen !”. De 15-jarige student Urbain Jammaers, zoon van de schepen en latere huisdokter, had een rede opgesteld die eindigde met : …Thans zullen wij uwe rustplaatsen versieren met het groene der hoofs. Maar wanneer de Lente ons weer bloemen geeft, zullen wij rozen van liefde op uwe grafterpen nederleggen en immer zal een boord vergeet-mij-nietjes uwe graven omzoomen. Twee woorden zullen genoeg zijn om voor eeuwen uwe deugden in steen te beitelen : Gesneuveld voor ’t Vaderland. Maar wij wachten… en zullen hier opnieuw vergaderen, zoodra wij er een derde woord kunnen bijvoegen “Gesneuveld voor ’t vrije Vaderland” (34). De begrafenis verliep dus onder de Belgische vlag met vaderlands-lievende redevoeringen door de burgemeester en de eerste schepen Felix Jammaers. De vooraf nochtans niet verwittigde Duitsers lieten alles zijn gang gaan (35). Er was een massale belangstelling. Alle schoolkinderen waren present. De leerlingen van het Alumnaat, die het Miserere zongen, konden om 11 uur terugkeren in hun school (36) Deze herbegraving tegen de kerkhofmuur bij de kapelanie werd jaarlijks herdacht. Bij de jaarlijkse lijkdienst van 17 augustus ’15 werd een bidprentje uitgegeven tot godvruchtig aandenken van onze acht dappere soldaten der gidsen en eenen vreedzamen burger gesneuveld in het gevecht op Ter Stock, den 17 augustus 1914. :
… hoe roerend schoon, toen ge onder zegekronen,
In volle prachtsieraad, met kransen en festoen,
Bij ’t wapp’ren onzer vlag, mocht op uw’ wagen tronen,
En triomfantelijk uw’ tocht naar ’t kerkhof doen !
Daar werd uw roem verkond door Zepp’rens Overheden,
Voor ’t volk van gansch de streek rondom uw graf geschaard;
De boezems smolten daar in tranen en gebeden;
Gij kreegt de schoonste plaats in Zepp’rens heilige aard’….
In de jaren twintig werden deze gesneuvelden overgebracht naar het militaire verzamelkerkhof te Halen (37).

______________________________________________________________

Noten
(1) In de geschiedschrijving over de Eerste Wereldoorlog die een tiental jaren na de feiten werd uitgegeven wordt deze schermutseling kort vermeld, vb. TASNIER en R. VAN OVERSTRAETEN, La Belgique et la Guerre, 3. Les opérations militaires, Brussel, 1926, p. 66-97 : 3. L’Armée belge sur la Gette, p. 88 : Un escadron de guides envoyé en reconnaissance vers Looz était attaqué par de l’infanterie et en grande partie détruit.
(2) M. GERSTMANS, De oorlogsdagen in augustus 1914 te Sint-Truiden. De belevenissen van een brancardier, G. Van West, Sint-Truiden, 1964, p. 112-117.
(3) Gustave Augustin Guillaume Van Dooren (°Gistel 10.11.1893, zoon van stationschef te Schaarbeek, mc 17.029) was wachtmeester bij het 3de eskadron van het 1ste regiment Gidsen. Hij sneuvelde op 17 augustus in de Keelstraat en werd daar om twee uur ’s avonds gevonden. Zijn broer kwam enige maanden nadien naar Sint-Truiden om zijn lichaam op te halen en had graag iemand ontmoet die hem uitleg kon geven over het gebeurde (M. GERSTMANS, o.c., p. 112). SINT-TRUIDEN, Burgerlijke Stand, Overlijdensregister 1910-1919, nr. 409 (pas ingeschreven op 11.12.1914). Met dank aan Kamiel Stevaux, Brustem.
(4) Herberg en hoeve, Terstok 6, te Brustem, uitgebaat door Alfons Lassau(t) (°Gorsem 07.09. 1854 – 17.08.1914 te Brusthem (Terstok)), begrafenisdienst in Zepperen donderdag 10 december). Hij was weduwnaar van Maria Gertrudis Menten, (°17.07.1833 – Brustem 02.03.1910), naar wie de herberg bij Truike genoemd werd. Zijn overlijden werd door buur Henri Poncelet de dag erop aangegeven in Brustem. SINT-TRUIDEN, Burgerlijke stand Brustem, Overlijdensregister 1910-1919, nr. 21. Op 17 augustus 1994, tachtig jaar na de feiten, werd door de Remacluskring Zepperen in de wegberm bij de huidige hoeve Gaens een herinneringsplaatje opgesteld, R. F., in Streeknieuws, in De Streekkrant, 18.08.1994.
(5) Het zogenaamde Bernissembos strekte zich uit tussen de spoorlijn Sint-Truiden-Hasselt, de weg Kortenbos-Zepperen en de Stokstraat. Het was bekend omwille van twee reusachtige oude eikebomen, genaamd de Koningin en de Koning. De stadsbewoners kwamen in hun schaduw op een bank zitten en wandelen in het bos. Daarbij werd de herberg erg gewaardeerd voor zijn eenvoudige gerechten. De Koning werd in 1907 gekocht door de Zepperse houtkoopman Ernest Jammaers en omgehakt door Peter Botti en Guillaume Bex voor de Provinciale Tentoonstelling in Sint-Truiden. De Koningin sneuvelde al vroeger. Na 1914 werd het bos gerooid. Het parochieverslag heeft het enkele jaren nadien immers over het voormalig bos en op kaarten uit het einde van de jaren dertig is het bos vrijwel verdwenen.
6) Alfons Lassau.
(7) Edward Vanderschot (°18.04.1877 – 29.03.1959) woonde op de Keelstraat 13. De hoeve Lenaerts-Vanderschot met haar woonhuis in vakwerk ligt nog steeds een weinig geïsoleerd langs de Langschouwstraat. De Eerste Wereldoorlog was de eerste oorlog waarin het vliegtuig een belangrijke rol speelde.
(8) Met de naam Franse paters werden destijds de Kartuizers van Grenoble bedoeld, die na hun uitdrijving door de wet Combes zich vanaf 1902 in het oude begaardenklooster Hieronymuskamp te Zepperen hadden gevestigd. In 1905 keerden de Kartuizers naar Frankrijk terug. Zij stonden het klooster te Zepperen af aan de Assumptionisten, die ook uit Frankrijk waren gevlucht en na een verblijf in de Sint-Truidense Ridderstraat op 24.12.1905 in Zepperen werden ingeschreven.
(9) Volgens Armand Schoofs, wiens vader de lijkkisten maakte, werden er op het grondgebied van de gemeente Zepperen en de enclave Terstok van de gemeente Brustem negen slachtoffers gevonden. Zij werden op het kerkhof van Zepperen ter aarde besteld. Het overlijdensregister van Zepperen vermeldt geen enkel oorlogsslachtoffer gevallen op het grondgebied van de gemeente. De gemeenterekening van 1915 vermeldt zes doodskisten die Alfons Schoofs maakte voor de gesneuvelde Belgische soldaten tegen 10 fr. per stuk. Lambert Leunen-Goffings leverde op 3 februari lijnwaad voor hun overbrenging.
(10) SINT-TRUIDEN, Stadsarchief, Dossier 547/25 : Monographie der gemeente Sint-Truiden. Oorlogsgebeurtenissen 1 augustus 1914 – 11 november 1918, door A. BECKERS, gemeenteonderwijzer, en H. NOBLESSE, gemeenteonderwijzer Melveren, getypt, s.d., p. 17-18 : Slag van den Senselberg.
(11) Het 1ste Regiment Gidsen. Zie verder.
(12) A. Swennen las het gotisch schrift als Ulerander (zie verder). In de erelijst van het Brandenburgse Infanterieregiment nr. 48 von Stülpnagel wordt musketier Boleslaus Alexander van de 10de compagnie vermeld als gesneuveld op 17 augustus bij Melveren. Het regiment was de nacht voordien ingekwartierd in de stad Sint-Truiden. De stemming van de bevolking was opstandig en er waren geweerschoten. In de vroege morgenduren van de 18de werd alarm geslagen en opgetrokken naar Binderveld-Budingen. Er is nergens in de regimentsgeschiedenis sprake over de omstandigheden van de dood van Alexander. De naburige regimenten werden zeker gealarmeerd door de geweerschoten van de schermutseling tussen de Belgische Gidsen en Duitse Grenadiers. De wegvluchtende Gidsen stootten dus op veel tegenstand en konden wellicht deze musketier doden. BROEDE, Infanterie-Regiment von Stülpnagel (5.Brandenburgisches) Nr. 48, (Deutsche Tat im Weltkrieg 1914/1918. Geschichte der Kämpfe deutscher Truppen, 49), Berlijn, 1935, p. 523.
(13) Aug. SWENNEN, De Duitschers in Limburg. Uit de oorlogsjaren 1914-1918, Sint-Truiden, Patria, 1921, 2de uitgave van in 1920 verschenen werk, kopij van december 1918, hoofdstuk V, p. 19-21. Aug. SWENNEN, De Inval der Duitschers te Sint-Truiden; gevolgd van Bloedige Ontmoeting bij Sint-Truiden tusschen Belgische Gidsen en Duitsche Huzaren, Sint-Truiden : Patria, eerste druk in februari 1919. Vierde druk in 1933 met de titel De Inval der Duitschers te Sint-Truiden. Lijdensbeelden uit de tragische dagen van 5 tot 10 Augustus 1914. Swennen schreef ook toneelwerken, gedichten en publicaties over het boekdrukkersvak. Hij had het ook over de slag bij Halen en over zijn eigen politiek gevangenschap in Duitsland.
(14) In werkelijkheid kwam het eskadron van achter de Gete bij Budingen. Zie verder.
(15) In de Keelstraat viel behalve Vandooren ook ruiter Amadée Braem (°Haeltert 24.05.1893, mc 17.891), verblijvend te Kerksken (Oost-Vlaanderen). Het lichaam van deze arbeider en werkmanszoon werd om drie uur ’s avonds gevonden. Hij was pas in dienst sinds midden september 1913. Ruiter Jean-Baptist Knops (°Mechelen 19.08.1892, mc 17.423, ebenist en schrijnwerkerszoon) sneuvelde in het Relleveld ten zuiden van Melveren. Zijn lijk werd pas op 20 augustus rond 8 u. ’s morgens ontdekt. Eerste wachtmeester Charles Edouard Marie Hector Lambrechts (°Elsene 13.10.1891, mc 16.641, zoon van ministerieambtenaar), verblijvend in Veltem-Beisem en gehuwd, werd de 17de gewond in de Keelstraat en stierf ’s nachts op 19 augustus in het stedelijk hospitaal. Hij was binnengegaan in 1909 als student en verlengde in 1911 zijn dienst met twee jaar, terwijl hij les volgde in de voormiddag. SINT-TRUIDEN, Burgerlijke Stand, Overlijdensregister 1910-1919, akten nrs. 410, 411 en 413 (pas ingeschreven op 11 en 12.12.1914). Met dank aan Kamiel Stevaux, Brustem.
(16) In werkelijkheid ging het hier om Jules Vantilt. Zie verder.
(17) In september 1914 en minstens ook in februari 1915 stond het Station van Ordingen onder permanente bewaking van het K.B. Landsturm Infanterie Bat. Nürnberg.
(18) L’Alumniste, jg. 16, december 1936-januari 1937, nr. 82, p. 305-311. Samengevat in Hemelvaart, jg. 14, nr. 77, december 1936-januari 1937, p. 292. Mededeling pater C. Wintmolders, Zepperen.
(19) De Gidsen maakten in deze periode wel verkenningsritten, maar zeker ging het hier om Belgische lansiers (1ste eskadron van het 5de regiment Lansiers), zie hoofdstuk 1.
(20) Alumni = leerlingen. In 1910 verbleef in het Alumnaat een internationaal gezelschap : een twaalftal paters, waarvan bijna de helft Fransen, en vier Franse zusters. Er waren ook twee Duitse leerlingen : de 15-jarige Hermann Theisfeu uit Haaren bij Aken en de 13-jarige Augustin Haefflinger uit Riedisheim in de Hoge Elzas. SINT-TRUIDEN, Stedelijk archief, Bevolkingsregister Zepperen 1910-1920.
(21) De oude begaardenkloosterhoeve aan de andere kant van de Melsterbeek tegenover het klooster was rond de eeuwwisseling verbouwd tot kasteeltje voor Felix de Pitteurs (1858-1937), lid van een bekende familie 19de-eeuwse streekadel.
(22) LUIK, Archief Bisdom : verslag over de oorlog ’14-’18 in Zepperen door de parochie-overheid, tussen juni en november 1919 gemaakt op verzoek van het bisdom.
(23) Petronella Neesen (°Z. 13.10.1867). Mededeling Kamiel Stevaux, Brustem, die het vernam van meester Robert Neesen, neefje van Petronella.
(24) Hendrik-Frans Poncelet (°Alken 10.10.1948).
Mededelingen :
– Jeanne Gaens-Knapen, bewoont het boerderijtje dat op de plaats van de herberg van Truike werd gebouwd. Zij spreekt nog van bebloede dekens die in de tuin waren begraven.
– Virginie Emma Maria Wintmolders-Knapen, dochter van Herman Knapen.
– Josephine Bessemans-Knapen.
– Maria Vanoirbeek, kleindochter van Petrus Debout.
– Eddy Kleykens, achterkleinzoon van Henri America.
– Maria Philippaerts getuigt over wat haar moeder vertelde.
– François Vanmechelen van de Stokstraat sprak van dode paarden die in een weide in de buurt waren begraven.
– Twee exemplaren van een berenmuts of kolbak werden gevonden op de zolder van het Sint-Aloysiusinstituut, Kasteelstraat, te Zepperen en kwamen via loodgieter Deckers terecht bij Frans De Krom. Momenteel worden ze bewaard bij Rik De Krom, Houthalen-Helchteren, en bij Albert Maes, Ordingen.
Dit model kolbak was het hoofddeksel van de Belgische Gidsen. Een ovale lederen kern, vooraan 14 cm. hoog en achteraan in de nek 18 cm. is 17 cm. breed en 18 cm. lang. De zeven flappen binnenin kunnen samengeregen worden om de muts op het hoofd te dragen. De pels is in zwart beren(?)haar.
Langs weerszijden zijn twee draadmetalen haakjes aangebracht om de kinband samengesteld uit koperen schakels te bevestigen. Deze band is bij deze exemplaren verdwenen. Ook de beharing is op de ring bovenaan volledig afgesleten. Dit kolbaktype is in vergelijking met bijvoorbeeld de Rijkswachtkolbak vrij laag en heeft een groot vlak bovenaan waarin de links afhangende flamme of rode beurs met kwast werd bevestigd. De ovale pompon of kuif van 6,5 cm. hoog en 3,5 cm. breed bestaat uit gele wol, wat wijst op een troepen-kolbak. De officieren droegen goud. In deze pompon werd een verenbosje gestoken, dat zoals de flamme enkel bij feestelijke gelegenheden werd gedragen. In december 1914 werd de achter het IJzerfront onpraktische berenmuts door de Gidsen opgegeven ten voordele van de Franse stalen helm.
(25) Mededeling Firmin Secretin, Nieuwerkerken.
(26) B.E.M. DONNAY DE CASTEAU, Le 1er Régiment de Guides, in : Psyché. Le miroir des belles choses, s.l., s.d., p. 2627 en 61-62 met tekeningen door James Thiriar. De Gidsen zijn ontstaan uit de Maaskozakken van de Belgische omwenteling van 1830. Ze werden als wacht van de Koning ingezet en kregen tot tweemaal toe een Belgische prins, graaf van Vlaanderen, als officier in hun rangen. Hun kazerne lag in Etterbeek. Bij de aanvang van de oorlog telde het regiment 34 officieren en 618 “sabels” of manschappen. Eén van de vijf eskadrons werd afgestaan aan het 2de regiment voor de verdediging van Antwerpen. De vier overige hielpen de ruiterijdivisie van generaal De Witte de linkerflank van het Belgisch leger dekken aan de Gete tussen Budingen en Halen.
(27) William PARMENTIER, Historique du 1er régiment de Guides 1830-1930, z.p., (1928-1930) : Lijst van de gesneuvelden van het 1ste regiment Gidsen. Wachtmeesters Fagnart en Vandooren en brigadier Vantilt werden later postuum ridder in de orde van Leopold II. Nijveraar Frans Van Dooren uit Lier was in 1934 secretaris-vertaler van de v.z.w. De Oud-Strijders van het 1ste Regiment Gidsen. Ook mevrouw Vantilt uit Wijer was er lid van de sectie weduwen.
(28) De wat tengere baron Ferdinand Charles Ghislain Marie François de Wykerslooth de Rooyestein (°Brussel 10.06.1869, mc 11.901 – Sint-Lambrechts-Woluwe 09.02.1954)) was de zoon van Luitenant-Generaal baron Emile Henri Florent Ghislain de Wykerslooth de Rooyestein (1837-1909), kolonel-korps-overste van het 1ste Gidsen tussen 1887 en 1894 en adjudant van de Koning. Het stamslot van de familie ligt in Guirsch bij Aarlen. Fernand werd begin 1915 commandant van de Belgische tolken bij het Britse hoofdkwartier. Ook luitenant Reyntiens diende in de Belgische missie bij de Britten. Annuaire de la noblesse de Belgique, 1929-1930, 2., p. 253-254. BRUSSEL, Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Officierendossiers, raadpleging Evere CHD.
(29) William PARMENTIER, o.c., rapport de Wykerslooth, p. 91-93. Kapitein-commandant ridder Adelin Léon Gustave Ghislain de Menten de Horne werd op 7.4.1921 vermeld in de dagelijkse orders : Dans la journée du 17 août 1914, envoyé en reconnaissance avec son escadron au delà de la Gette, défendue par la division de cavalerie, il à été renversé sous son cheval(,) blessé et fait prisonnier par l’ennemi. Adelin (Gent 28.04.1876 – Meerhout 13.01.1960) woonde te Elsene en op het kasteel van Meerhout. Hij kwam in dienst eind maart 1893. Zijn vader Léon was ook cavalerie-officier en werd geboren in Sint-Truiden. Zijn 44-jarige verwant Camille, bevelhebber van het 4de eskadron van het 2de lansiers (3de Legerdivisie Luik), was al op 5 augustus als eerste Belgisch officier gesneuveld ten zuiden van Luik. Zijn 18-jarige neef adjudant ridder Henry Gaston de Menten de Horne vluchtte vanuit bezet gebied en vocht daarna met het eerste regiment Gidsen. Adelin verbleef in de officierskampen van Brückenkopf Torgau aan de Elbe, Eutin Holstein in Noord-Duitsland en Altenau in de Harz. Hij werd vanaf 1 juli 1918 gerepatrieerd via Uchtermoor in Zwitserland. Hij keerde pas na vier jaar begin 1919 terug in België. Hij verliet het 1ste Gidsen in 1923 als ere-majoor. Etat présent de la Noblesse du Royaume de Belgique, dl. 12, Brussel, 1965, p. 358-364, mededeling notaris Franz Aumann, Sint-Truiden. BRUSSEL, Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Officierendossier A. de Menten de Horne mc 13.861, raadpleging Evere CHD.
(30) De dag na het débacle bij Bernissembos moest luitenant Havenith de brug van Rummen prijsgeven aan het Duitse 26ste Infanterieregiment. Er volgde een algemene Belgische terugtrekking. Op 20 augustus was Wommelgem voor Antwerpen de kampplaats en op 22 augustus werd het 3de eskadron onder de Wykerslooth terug samengesteld met drie luitenanten en 90 “sabels”. Wachtmeester Baudouin Prince de Ligne sneuvelde al in september. Luitenant Georges Louis Victor Wittouck (°Sint-Pieters-Leeuw 11.07.1887, mc 14.627), de 27-jarige zoon van een Brussels industrieel, sneuvelde op 13 oktober bij de verdediging van de weg- en spoorwegbruggen te Merendree bij Gent. Daar viel ook Emile Horlait en werd Guy Reyntiens zwaar gekwetst. Later zou het 1ste regiment Gidsen zich onderscheiden te Burkel, waar op 19.10.1918 een mitrailleursverdediging werd doorbroken.
(31) Het Duitse 1ste Leger, onder leiding van generaal von Kluck, moest als noordelijke groep de grootste zwaaibeweging maken door Belgi‘. Het was samengesteld uit vier aktieve korpsen, gevolgd door drie reservekorpsen. Het IIIde korps van Brandenburg maakte deel uit van deze noordelijke hoofdmacht. Het moest zich een weg banen via Nieuwerkerken-Gorsem-Budingen-Neerlinter en was samengesteld uit :
– generaal von Lochow met zijn korpsstaf
– ruiterij van het 3de Huzarenregiment verdeeld over de twee divisies
– de 5de Infanteriedivisie : 9de Infanteriebrigade :
Leib-Grenadierregiment 8 en Infanterieregiment 48
10de Infanteriebrigade : Grenadierregiment 12 en Infanterieregiment 52
5de Veldartilleriebrigade : Veldartillerieregimenten 18 en 54
Medische, bagage- en pioniersafdeling
Garde-voetartillerie- en schijnwerpersafdeling
– de 6de Infanteriedivisie :
11de Infanteriebrigade : Infanterieregiment 20 en Fuselierregiment 35
12de Infanteriebrigade : Infanterieregimenten 24 en 64
6de Veldartilleriebrigade : Veldartillerieregimenten 3 en 39
Medische, bagage- en pioniersafdelingen
Veldvlieger- en telefoonafdelingen
– munitie- en bagagekolonne
De 5de divisie ging voorop met de 9de brigade aan het hoofd. Zij overnachtten op 17.08 in en rond Sint-Truiden, terwijl de 10de brigade in de dorpen Berlingen, Hoepertingen, Rijkel, Gotem, Kuttekoven en Hendrieken lag. Men kloeg over de grote hitte en het gebrek aan brood, aardappelen en haver. Vlees was er in overvloed. De 6de divisie overnachtte tussen Borgloon en Tongeren.
Het Infantererieregiment nr. 48, partner van het Leib-Grenadiersregiment nr. 8, was op 14.08 bij Henri-Chapelle over de grens getrokken. Via Herstal en Glons bereikte men de avond van de 15de Mal, Sluizen en Nerem. De 16de werd in Tongeren overnacht en de 17de in Sint-Truiden. Toen ze in Loon halt hielden vielen hen de bonte vredesuniformen van de Belgische krijgsgevangenen aldaar op.
De 18de werd bij Budingen na een eerste kort gevecht de Gete overgestoken. Via Bautersem, Lovenjoel, Leuven bereikten men op 20.08 Brussel. De dag erop boog men af in zuidwestelijke richting. Op 23.08 werd een eerste zware slag geleverd ten westen van Bergen, waar de Engelsen achter het kanaal van Saint-Ghislain opgesteld stonden. Luitenant von Guretzky-Cornitz werd dodelijk gekwetst bij deze gevechten in het dorp Mariette, stierf de dag erop en werd ter plaatse begraven. Een naamgenoot was tijdens de Slag bij Verdun in 1916 divisie-bevelhebber van de Duitse troepen die het fort van Vaux aanvielen.Reeks Erinnerungsblätter deutscher Regimenter, Berlijn, 1923-1924. Leib-Grenadier-Regiment Nr. 8, (Erinnerungsblätter deutscher Regimenter, 128), Berlijn, 1924, p. 47-48, 55, 57-58.
(32) Notities van onderwijzer Pol Jamaer, geboren in Wijer, (1977). Mededeling Magda Vantilt, Wijer. BRUSSEL, Kon. Mus. Leger en Krijgsgeschiedenis, Documentatiecentrum, Matricule pour sous-officiers et soldats, 1er Guides, 3. 16073-17074. In het register van de overlijdens van de gemeente Brustem werd pas in 1921 het overlijden van Juliaan Leopold Vantilt, brigadier bij het 1ste Regiment Gidsen te Brussel, ingeschreven. Hij was op 18 december 1890 te Weier geboren, werkte als landbouwer en diende als volontaire de carrière en milicien van februari 1910 tot februari 1913. Stamboeknummer : 16.676. Het was een jongeman van 1,69 m., blond haar en blauwe ogen. Twee weken voor zijn afzwaaien werd hij gepromoveerd tot brigadier. Hij sneuvelde op 17 augustus 1914, tué au combat de Zepperen (près de St.Trond) et inhumé au cimetière de Zepperen (?). Zijn naam prijkt op een klein oorlogsmonument tegenover de kerkdeur van Wijer met als plaats van overlijden Zepperen. Jan Hendrik Vantilt was burgemeester van Wijer van 1905 tot 1921. Zijn moeder was “Meen” (Marie Philomena) Lammens.
(33) De uniformbeschrijving door meester Jamaer is twijfelachtig : de bekende lansiers droegen een donkerblauwe dolman of huzarenbuis. Typisch voor de Gidsen was echter sinds 1863 het donkergroen van de dolman, gecombineerd met het purperrood van de rijbroek met valse laarzen en van de onderscheidingsstrepen. De groene dolman met brandenburgers (dubbele rij siersnoeren of tressen rond de knopen) was de grote tenue. Voor de velddienst droegen de Gidsen eerder een donkergroene vest zonder brandenburgers. Hun bewapening bestond uit een sabel en een repeteerkarabijn Mauser, model 1889 van 35 schoten per minuut. De officieren gebruikten een automatische Browning revolver. De bamboelansen met Belgisch vlaggetje werden nauwelijks gebruikt. L. DELEUZE, Nos alliés les Belges. Uniforme de campagne de la cavalerie belge 1914, in : Le passepoil, , jg. 3, nr. 1, jan-feb 1923, p. 9-13. R. AUBRY, Het Belgisch leger van 1800 tot heden, Uniformplaten, nr. 27 : Het 1ste en 2de regiment Gidsen 1863-1916, 1984. Le 125me anniversaire du 1er Régiment de Guides (1831-1956), s.l., 1956.
(34) Het is niet zeker of ook de vermoorde burger Alfons Lassaut bij deze gelegenheid herbegraven werd.
HASSELT, Provinciaal Archief- en Documentatiecentrum, Familiearchieven, Archief Dr. Urbain Jammaers.
(35) Pastoorsverslag 1919.
(36) Sint-Aloysiusinstituut, archief : boek met leerlingenactiviteiten Archives année 1914-5 : …Jeudi 4 Février, St. André Corsini. Aujourd’hui la cloche résonne ˆ 5h1/2. Immédiatement après Primes il y a Méditation et la Messe. Aprés les charges nous partons au chant du Miserere à la paroisse chanter la Messe de Requiem pour les Braves morts pour la Justice. L’Eglise est comblée d’assistants. Après le service mortuaires nous entendons deux panégériques prononcés l’un par Mr. le Bourgemestre et l’autre par Mr. l’Echevin. Nous rentrons à 11 h.
(37) De lichamen van Knops, Braem en Van Dooren zouden in mei 1924 overgebracht worden naar Halen. Tien jaar na de slag werd immers een gedenkteken ingehuldigd in aanwezigheid van Koning Albert en generaal De Witte. Wellicht gebeurde toen hetzelfde met de gesneuvelden, herbegraven op het kerkhof van Zepperen. SINT-TRUIDEN, Stadsarchief, Overlijdensregister 1910-1919, losse notitie. Op het militair kerkhof te Halen, langs de Liniestraat tegenover de Velpenstraat, liggen in het eerste perk rechts Leemans, Fagnart, Knops, Braem en één Onbekende militair van het 1e Regt. Gidsen. Stierf voor België in 1914 te Zepperen. In het eerste perk links liggen Everaerts, Van de Voorde, Ovart en drie onbekenden van het 1ste Gidsen gestorven in Zepperen.
– Knops en Braem : zie noot (15). Van Dooren werd wellicht elders begraven.
– Soldaat ruiter Jean-François Leemans (°Bonheiden 09.01.1891, mc 17.123, landbouwwerker) draagt op zijn grafzerk in Halen als sterfdatum 14 (?) augustus 1914.
– Wachtmeester Camille Gilbert Fagnart (°Sarlardinge 25.03.1893, mc 16.789, fijnregelaar) was binnengetreden in 1910, brigadier in 1911 en wachtmeester het jaar daarop.
– Brigadier Libert Louis Julien Everaerts (°Sint-Joost-ten-Node 15.11.1892, mc 17.398, kandidaat postbode).
– Soldaat ruiter Remigius Theofiel Van de Voorde (°Meirelbeke 24.01.1893, mc 17.817, bediende).
– Soldaat ruiter Sylvain Zéphirin (Virgile) Ovart (°Orp-le-Grand 07.05.1893, mc 17.645, ijzerdraaier). Virgile Ovart staat in zijn geboortedorp Orp-le-Grand vermeld op het monument voor de gesneuvelden van ’14-’18.
– Soldaat ruiter Charles Jacques Jules Brahy (°Herve 10.11.1890, mc 16.926). Hij was een brouwersgast uit Ben-Ahin en deed zijn dienstplicht tussen 1910 en 1913. Wellicht is hij één van de vier ongeïdentificeerden die in Zepperen werden begraven en uiteindelijk in Halen hun rustplaats vonden. Het stamboek van het 1ste Gidsen vermeldt bij de gekende namen soms Nieuwerkerken of Kortenbos als plaats van het gevecht. Bij heelwat Gidsen staat de mededeling : Le 17 Août disparu, enkele keren gevolgd door de plaatsnaam Borgloon en de vermelding van een Duits krijgsgevangenschap. Het is niet duidelijk of het hier gaat om manschappen van het uiteengeslagen 3de eskadron. Enkele namen : trompetters Pashuysen en Bonnecompagnie; brigadiers Huet en Hébette; ruiters De Mits, Pelgrims, Driesen, Copine, Wouters, Rase, Floran, Noppen, Bogaerts, Florens, Wauthier, Loly, Vandamme, De Wever en Verzwijfel.
Volgens hetzelfde stamboek zijn brigadier Edgard Louis Moors (°Lokeren 31.01.1893, mc 17.603, marskramer) en ruiter Arséne Joseph Machuraux (°Seraing 08.04.1892, mc 17.220, bediende) op 17 augustus 1914 in Zepperen gesneuveld. BRUSSEL, Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis, Documentatiecentrum, Matricule pour sous-officiers et soldats, 1er Guides. De Oud-Strijders van het 1ste Regiment Gidsen v.z.w.d. Brussel, 5de verjaardag der stichting 1929-1934. Album aandenken. Bevat de portretfoto’s van Braem, S. (?) Ovart, Everaerts, Knops en Vantilt.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Belgische Gids. Gids in velduniform. Tekening door de Brusselse illustrator James Thiriar (1889-1965), bekend omwille van zijn militaire en Afrikaanse scènes. Gepubliceerd in 1922.
Kolonel-bevelhebber van het 1ste Gidsen. tekening door James Thiriar, gepubliceerd in 1930. Paradae-uniform.
De huidige Keelstraat met de hoeve Gaens op de plaats van de vroegere herberg bij Mentes. De weg is gericht op de basiliektoren van Kortenbos.
Pruisisch Brandenburgs Leib-Grenadier in veldgrijs uniform met overtrokken pinhelm.
Bidprentje, naar verluidt opgesteld door de Professor, Gaspard Vanoirbeek (1853-1933), leraar aan het Luikse Atheneum, die vlakbij het gevechtterrein op de Stok woonde.
Jules Vantilt, brigadier bij het 1ste Gidsen, gesneuveld te Zepperen op 17 augustus 1914 (foto Magda Vantilt, Wijer).
De klas 1910 van het 3de eskadron van het 1ste Gidsen met links Jules Vantilt.
Vier kleinere zerken en drie grotere, temidden van loverversiering, voor de kerkhofmuur ter hoogte van het dichtgemetselde poortje tussen pastorie en kapelanie. Lambert Dehairs-Leyser. 22. Rue de Tirlemont St-TROND.
Prentbriefkaart uit 1920 met links een witgeschilderd houten hekwerk en een overkapping in driekleur (foto Gaspar Mommen).
De herbegraving van de Gidsen op het kerkhof van Zepperen op donderdag 4 februari 1915. De grafzerken liggen opgebaard op de praalwagen die voor de pastorie is opgesteld. Rechts naast het bruidsmeisje, dat traditioneel een begrafenis van “jonkmannen” vooraf ging, staat burgemeester Vandenbosch voor de wagen. De jongens van de gemeenteschool staan rechts opgesteld met meester Jozef Schoofs tussen de kinderen en meester Arnold Neven met bolhoed. De grootste van de groep rechts is Lambert Mommen. Bruidsmeisje Eliza Poelmans (°07.01.1906) woonde in het huis in de bocht van de Stokstraat. Ze herinnert zich nog dat ze als buurmeisje bruidje moest zijn voor iemand die door de Duitsers was doodgeschoten. L. DEHAIRS St-TROND (mededeling Gaspar Mommen). Van deze herbegraving bleven nog twee andere zichten op het kerkplein bewaard vanuit een iets andere hoek genomen, met ondermeer ook de Zusters van Sint-Vincentius à Paulo met hun vleugelkappen (foto’s René Vanoirbeek en Gaspar Mommen).
De grafzerken van Van de Voorde en van een onbekende Gids van het 1ste regiment, gesneuveld in 1914 te Zepperen, op het militair kerkhof van Velpen-Halen sinds 1924.
Kolbak van een gids bewaard bij R. De Krom.

Kaarten (zie gedrukte versie)
De streek tussen de Herk- en de Getevallei, augustus 1914.
De schermutselingen van 9 en 17 augustus in Zepperen. Basis : BRUSSEL, Kartotheek Legermuseum, III (BELG) A 1/40.7, blad 33, nr. 10 op schaal 1/40.000, februari 1914. Mededeling Mevr. Cl. Lemoine-Isabeau, Brussel.

_______________________________________________________

3. Achter de IJzer

Terugtrekken en standhouden
Door de reorganisatie en de invoering van de algemene persoonlijke dienstplicht in ’13 was het Belgisch leger slecht voorbereid op de oorlog. Zepperen leverde zeventig soldaten, waarvan dertien vrijwilligers. 22 werden in krijgsgevangenschap naar Duitsland afgevoerd, vijf werden ge•nterneerd in Nederland, twee werkten in Engeland en één in Frankrijk (1). In totaal kreeg Belgi‘ een leger van bijna 200.000 man op de been. Duitsland mobiliseerde alleen al voor het 1ste Leger van von Kluck, dat onze streek ten noorden van Luik binnenviel, 320.000 manschappen ! Sinds de onafhankelijkheid van Belgi‘ in 1839 definitief bezegeld was, had dit land geen oorlog meer gevoerd. Door het vroegere lotelingensysteem waren sindsdien ook Zepperenaren onder de wapens geroepen. Zo bijvoorbeeld de twintigjarige hoefsmid Johannes Jammaers, die na de trekking van eind april al begin mei 1850 een dienst van drie jaar begon bij de karabiniers te Hoei (2). Arnold Knuts, geboren in 1846, was Oud-Strijder van 1870-71 van de Belgische mobilisatie, een voorzorgsmaatregel tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 (3).
De Zepperse jongens die voor de klasse van ’14 werden opgeroepen moesten in oktober binnengaan, toen de bezetter al hier was. Slechts enkelen hebben via de Kempen, Nederland -waar ze door een houten ton onder de dodelijke electrische grensversperring kropen – en Engeland onze strijdmacht aan de IJzer kunnen vervoegen. Langs de bekende aannemer Xavier Hayen, die regelmatig vrachten van en naar Nederland vervoerde, bereikten brieven, verborgen in de haam van zijn paard, de familie in Zepperen. Ook de Paters konden tot in mei ’15 nog gemakkelijk post vervoeren van en naar Maastricht of Boxtel. Marc Hayen, later stationschef in Ordingen-Hoepertingen én winkelier, was als soldaat naar het neutrale Nederland gevlucht. Via het vervoer van Xavier, die ook brood haalde in ons buurland, kon hij af en toe in het geheim naar huis keren. Louis Vanoirbeek en het “Wouke” vluchtten naar Holland verstopt tussen een kar appelen. Xavier kreeg later de zilveren medaille 1ste klas van de Engelse Intelligence Service voor bewezen diensten. Zijn bedrijf stelde veel Zepperenaren te werk en gebruikte tot dertig paarden. Als zijn karren voor bouw en wegenaanleg ’s morgens de werkhuizen verlieten leek het wel een processie. Eens at men in iedere werkmanswoon van zijn brood. Zijn uitgebreide zakenkennis, zijn grootsche ondernemingen waren een bron van welvaart voor de streek. Bij zijn villa werden werkhuizen gebouwd met paardestallen, smidse, schrijnwerkerij, bakkerij en winkel.. (4).
De 24-jarige Jos Bonneux maakte als korporaal bij het 10de Linieregiment de veldtocht van ’14-’15 mee en hield er een dagboek van bij (5). Hij beschrijft hoe hij zaterdagmorgen 1 augustus zijn marsbevel kreeg en met de trein naar Namen reisde. De uitgelaten sfeer bij de gemobiliseerden bekoelde snel, toen ze de bajonetten moesten slijpen en strategische huizen en stations door de Belgen werden opgeblazen. Het was dus menens ! Ook hij maakte mee hoe de Duitse Ulanen op verkenning als eerste slachtoffers vielen. Na eerder lachwekkende paniekreacties zoals een nachtelijke aanval op onschuldige stromantels kwam het beeld van de eerste dode makker van een ander regiment. We laten enkele fragmenten volgen :
…Wij vervoegden dan onze compagnie, dewelke ging “bivouaceren” in het bosch van Boninnes. Daar aangekomen ging iedereen aan ’t werk om eene hut van takken en strooi te maken, ’t was een echt roversleven. ’t Was uiterst schoon op zoo een korten tijd een vijftal hutten te zien opgericht. ’s Avonds was het indrukwekkend, toen voor elk hutje het bivouacvuur brandde, omringd van een groepje manschappen, die vroolijk lachtten en zongen onder ’t wegspringen van de roode vonken, en het krakend hout.
De dag erna kwam echter de vuurdoop tijdens de slag bij Wartet (6), waarbij de compagnie twee derde van de manschappen verloor :
…Niet gauw zal ik zulk schouwspel nog beleven. Het was een algemene “sauve qui peut”. De weide tusschen de winning en het kerkhof lag bezaaid van gevallen strijdmakkers. Met eenigen te gelijk vluchtten wij achter het kerkhof weg. De ballen van den vijand kletsten zoo dapper tegen den muur dat de stukke steenen ons in het aangezicht vlogen. Neffens mij liep eenen van mijn klas met name : Ackermans. Onder het uiten van “Och, och God” stortte hij neder, juist voor mij viel een tweede.
De Belgen trokken vermoeid en hongerig terug in de richting Philippeville, gedekt door de Fransen :
…Een soldaat van de compagnie, Vermeirt, was een huis binnengedrongen waar ook Fransche soldaten zaten en bezig waren met te drinken en alles te onderzoeken. In de kelder vonden zij tal van flesschen ouden wijn en ook vele doozen lekkere cigaren. Niets bleef er over en de soldaat kwam ons een weinig later vervoegen en offerde mij een goede flesch wijn en eenige cigaren. Of het welkom was hoeft niet gezegd te worden. Ik wachtte ook niet langer om ze te openen. Dan heb ik op de vieste manier gegeten dat men kan uitdenken. Ziehier waaruit mijn “diner” bestond : een half doos plata (vleesch), een appel en een teug wijn ! En toch smaakte het mij gelijk op het beste bruiloftsfeest.
In Frankrijk wisselde gruwel af met ontroering :
…De fameuze zouaven (7) waren er ook bij. Hunne witte broeken waren gansch rood gekleurd van ’t bloed. In de omstreken waren zij in slag geweest, tevens in Dinant. Die mannen zijn verschrikkelijk. Eenen van hen had een Duitsche kop op zijne baïonet gestoken en eenen hong aan den haak van de ceinturon. Twee, drie dagen was hij daarvan in ’t bezit en had het niet makkelijk afgestaan.
…Een drie honderd kinders, jongens en meisjes ondereen stonden allen in een groep voor de school en riepen onophoudend : Vive la Belgique ! Un, deux, trois, vive la Belgique. Onder het uiten dier woorden klapten zij hevig in de handjes…. Velen van ons dachten op dat oogenblik aan hunne kinders, zustertjes of broers, anderen aan hunne nichtjes. De ontroering was zoo groot dat menigen traan gestord wierd.
In Keiem kreeg korporaal Jos persoonlijk opdracht van de kapitein van de 4de compagnie om met zijn enkele mannen de aftocht te dekken :
…Op een honderd vijftig meters afstand van ons langs een steenweg stond een klein huisje. In korten tijd waren er verschillige Duitschers die daarin plaats genomen hadden. Duidelijk zag men hen de pannen van het dak opnemen om op ons te schieten. Wij vuurden insgelijks onze geweren op hen af. Doch tot onze grootste blijdschap schoot onze batterie twee obussen vlak in het huis. In de eerste vijf minuten zag men niets dan een dichte rook, voorzeker was er een goed werk verricht. Dit waren ook de twee laatste projectielen die onze artillerie schoten. Een oogslag werpende in de richting van de stroomijt, zag ik twee soldaten, waarschijnlijk twee officieren want zij droegen een purperen mantel, recht op ons afkomen, op hun volle gemak. Zij dachten zeker niet dat er nog veel gevaar bestond. Mijne mannen schoten ook niet veel meer. Twee, drie vrijwilligers die voor de eerste maal in ’t gevecht waren schoten niet. Ze zaten moedeloos met het geweer tusschen de beenen in den tranchée en dachten dat alles verloren was. Zoodat er nu en dan maar een schot meer gelost wierd. Eenen zelfs weende. Ik had toch de goesting nog eens te vuren op die twee snaken. Ik schatte den afstand op vijf honderd meters, en plaatste zoo mijne hausse. Alvorens te schieten zegde ik tegen mijne mannen, “Ziet eens goed, ik zal vuren op die, die zich aan de rechterzijde bevind”. Het schot ging af en de kogel trof zijn doel. Hij sloeg met de armen en viel als een stuk hout ten gronde.
Midden februari ’17 huwde Jos in La-Chapelle-la-Reine met zijn Franse “marraine” of oorlogsmeter. Marie Dussault was een 28-jarige landbouwersdochter en onderwijzeres uit Saivre.
De twintigjarige Jef Knuts (8) was reeds een jaar onder de wapens toen de oorlog uitbrak. Als lansier te paard diende hij in plaats van de gewone 15 of 18 maanden, twee jaar dienstplicht te vervullen. Het 2de regiment lansiers bestond uit vijf eskadrons en telde een duizendtal manschappen. Behalve activiteiten als verkenner en soldaat in de loopgraven heeft hij met dorpsgenoot Raets in Calais paarden afgericht die vanuit Amerika werden aangevoerd. Raets en Florent Noelanders van Beurs voeren per schip mee naar de andere kant van de oceaan. Florent liep daar weg en trouwde. Zijn zoon bezocht later tijdens de tweede wereldoorlog als Amerikaanse soldaat de familie. Jozef moest telkens om zes uur opstaan en in de voormiddag te paard oefenen met de sabel, de lans met het Belgisch vlaggetje en de karabijn. Driemaal per dag werd gegeten. Boterhammen en ’s middags soep, gekookt rundsvlees en aardappelen, dikwijls in de vorm van stoemp. Tot september ’19 deed hij zijn dienstperiode uit in de paardeninfirmerie te Tongeren.
De twintigjarige Guillaume Driesen (9) had zich in juni ’13 samen met 17 makkers al ingeschreven in het gemeentelijk militieregister van de klas van ’14. Deze zoon van handarbeider Joannes trok met zeven andere Zepperenaren ’s winters over de grens bij Hamont-Achel via het neutrale Nederland en Engeland naar het front. Hij kreeg een opleiding in Fécamp, aan de Franse kust tussen Le Havre en Dieppe. De uitkering aan zijn familie startte midden januari ’15. Hij stond toen ingeschreven als milicien van het 11de Linieregiment, maar hij diende van begin juni ’15 bij het 3de regiment Jagers te voet. Naar verluidt werd dat regiment zo uitgedund dat hij vanaf eind ’16 werd ingedeeld bij het 6de regiment Jagers te voet. Zijn eenheid lag aan de grens met de Engelse sector in Ieper en regelmatig werd brood tegen Engelse vleesconserven uitgewisseld. De legendarische Kerstverbroederingen met de Duitsers vonden aan zijn Belgische zijde geen ingang, daarvoor was de Duitse schuld te groot. Als de “assaut” of aanval werd bevolen werd genever of cognac uitgedeeld voor de “gourde” of veldfles. Eens de troepen met de vijand gemengd raakten mochten de geweren niet meer gebruikt worden, enkel de bajonet. De Duitsers hadden een bijzondere angst voor lijf-aan-lijfgevechten. Hun strijdkreet klonk als “Hora, Hora !”. Na achtereenvolgende dienst in derde, tweede en eerste linie gingen de soldaten in “repos” of rust. Lamme werd dan al eens opgevangen in een Franse herehoeve, waar hij niet mocht werken, hoogstens drank ronddelen aan de dorsers. Hij maakte ook mee hoe een zekere Smets van Rijkel publiek gedegradeerd werd en een symbolische stamp kreeg omdat hij in het Nederlands wilde bevolen worden. De 1,60 m. kleine soldaat was scherpschutter-patrouilleur, haalde zes frontstrepen en ging in oktober ’19 met verlof. De dag na zijn terugkeer thuis moest hij alweer aan het werk.
In het naoorlogse pastoorsverslag worden adjudant-vrijwilliger Ernest Billen en sergeant René Smets vermeld omwille van hun dapperheid aan het front. Ook Tilman Knapen van d’Eygen verrichtte een heldendaad : hij sleepte zijn makker Jozef Smets van Rijkel, aan de benen gekwetst door granaatscherven en zwaar bloedend, uit de vuurlinie (10).
In de eerste oorlogsdagen al werden enkele Zepperenaren bij de Luikse forten krijgsgevangen gemaakt. Jozef America van d’Eygen zat vier jaar in Soltau op de Lüneburger Heide in barakken, in lichte kledij en met een hongerrantsoen in de bijtende winterkoude.Ook de 25-jarige Emile Noelanders, landbouwwerker van Gippershoven, werd gevangen genomen (11). Als oudere soldaat diende hij in het 14de Linieregiment dat zich rond 13 augustus bij het fort van Chaudfontaine overgaf. Emile bleef in de buurt van de kampen Soltau, Edewecht (’15) en Hameln (’18). In zijn groep zaten Fransen, Engelsen en zelfs Russen. Door zijn werk in een marmeladefabriek kon hij wat suiker ruilen met vlees bij de boer in wiens paardestal hij sliep. Na de wapenstilstand werkte hij bij het detachement artillerie-werklieden bij het opruimen van de werkhuizen van Graville bij Le Havre (12). Hij ging pas in onbepaald verlof in september ’19.
Meester Robert Neesen (13) van de Driesstraat verbleef in het Kriegsgefangenenlager Göttingen bij Hannover. Hij werkte bij een boer. Nog midden januari ’18 schreef hij in een kaart naar zijn oom Hubert en tante Petronel Neesen dat hij het ondanks de koude goed stelde. Hij en zijn broer Jozef, die in Muggenburg-Cellelager bij Hannover zat, ontvingen pakjes met tabak, sigaretten, vlees, worst en marken van hun familie en van “comiteiten” uit Holland en Zwitserland. Robert werd nog voor het einde van de oorlog vrijgelaten en kwam na een herstelperiode in Frankrijk als brancardier achter het IJzerfront terecht, wat een gevaarlijk werkje was. Einde maart ’18 schreef een wapenmakker (14) hem een kaartje, waaruit het heimwee van de frontsoldaat blijkt : …Wie had ooit gedacht dat den oorlog zoo lang zou hebben kunnen duren. ’t Is droevig zoo lang van zijne familie te moeten afgewijderd blijven. Ik denk toch dat Gij in Duitschland gemakkelijk nieuws van uwe ouders had. Ik krijg nog gewoonlijk nieuws alle twee maanden… Jozef Smets van Rijckel, Louike Knapen en vele jongens van Zepperen zijn gelukt aan den Duitsch te ontsnappen, het zijn nu allen dappere soldaten…Hier op het front gaat het nog al wel maar den oorlog wordt van dag tot dag afgrijselijker…Gij weet zeker dat ze in Houppertingen veel trouwen. Ze moeten nog zoo zot zijn als voor den oorlog. Robert ’t is overdreven… Hij gaat verder begin april ’18 : …Van in November 1914 tot in Februari 1916, ben ik in het centrum van Octeville verbleven. Ik had daar verscheidene deftige en eerlijke vriendinnen. Ik ga daar nog immer in verlof, bij de familie van een oude scheepskapitein, waar ik insgelijks als de zoon van het huis aanzien word. Robert, het zijn doorbrave en oprechte kristene menschen. Ik ga daar alle vier maanden tien dagen vertoeven, ik vermaak mij dan opperbest. In het algemeen, het fransch vrouwvolk is zeer lichtzinnig. En gij Robert hebt gij nog geene “marraine” hier ? Dat ze in Belgi‘ veel trouwden, dat wist ik al zeer lang. Ze hadden eerst hun vaderland hebben moeten komen verdedigen, dat had veel beter geweest. En het is om daaraan te ontsnappen dat er zeer vele zulks gedaan hebben. Op zedengebied moet het ook niet al te goed zijn in het bezette land. Bij onze jongheid moet het ook droevig gesteld zijn en al die vlaamsche meisjes voor den oorlog, meest allen zoo voorbeeldig, moeten ook niet meer te herkennen zijn. Ik heb ook reeds gehoord dat de boeren zich rijk maken. Natuurlijk daar is dan veel geld, en het is geene verwondering meer te zien wat er gebeurd.

Gevallen op het veld van eer
Toen op 10 november ’18 de wapenstilstand in het bos van Compiègne werd gesloten, had de oorlog aan negen Zepperse jongens het leven gekost : Jozef Buntinx, August Coopmans, Hubert Leemans, Ernest Leunen, Laurens Marika, Jean Renaerts, Henri Schoofs, Emiel Vanbergen en Franois Wanten. Zij maakten deel uit van de ruim 40.000 Belgische militaire slachtoffers en vielen vooral aan het IJzerfront.
De 21-jarige landbouwwerker Laurens Marika of America van de Eynestraat was kanonnier in het fort van Loncin bij Luik. Zijn 25-jarige dorpsgenoot Louis Jammaers van de Startelstraat was er soldaat bij de vestingsinfanterie, het 14de linieregiment, en overleefde de oorlog (15). Laurens diende onder commandant Naessens, die in ’20 slechts kon veronderstellen dat zijn kanonnier op 15 augustus ’14 in de ontploffing van het fort was gebleven. Loncin was één van de grotere sperforten die in 1888 op de hoogten in een cirkel op een zevental kilometers rond Luik werden aangelegd. Die afstand was nodig om vijandelijke artilleriebeschietingen op de stad zelf te vermijden. De forten konden onderling elkaars bovenbouw bestrijken met artillerievuur. De versterking te Loncin had de vorm van een driehoekig punt, gericht naar het noordwesten, en beveiligde de steenweg naar Sint-Truiden-Brussel. Een diepe, droge gracht, beschermd door kanonvuur vanuit de hoeken, omringde het middendeel met half-ondergrondse kazematten en ingegraven geschutskoepels. Deze moderne versterking werkte met electriciteit en had luchtverversing. Het fort lag tussen de kleinere forten van Hollogne en Lantin. De Duitsers beschoten het fort vanuit het centrum van Luik met hun “Dikke Bertha’s”, monsterkanonnen van 420 mm. Ze waren nog niet lang daarvoor vervaardigd door de Duitse firma Krupp, die ironisch genoeg ook de twee zwaarste kanontypes, 210 en 150 mm., in het fort zelf had geleverd. Na een twintigtal schoten op de vesting trof om half zes in de namiddag een Duitse granaat het poedermagazijn. Het ongewapende beton was niet bestand tegen dit grote kaliber. Onder het puin vonden tweehonderdvijftig militairen hun massagraf. Het overlijden van de ongehuwde Laurens-Alfons werd pas (h)erkend in ’20. Zijn naam staat in brons op de gedenkplaat te Loncin. Op zijn bidprentje lezen we :
…Zij staan in ’t brokkend fort, met knallend vuur omtogen,
Ten dood voor Plicht en Recht en Eer;
En veertien dagen lang weerhoudt hun hooploos pogen
Gansch het ontzaglijk Duitsche heir !
De 24-jarige telegrammendrager en ijzerwegbediende Ernest Leunen sneuvelde als korporaal bij het 2de regiment Jagers te voet in Diksmuide-Kaaskerke op 21 juni ’15 en werd er aanvankelijk ook begraven. Zijn graf ligt nu in De Panne. Hij was op 13 december ’13 in Ordingen getrouwd met “Fanny” Stephanie Bonneux, een zus van Jozef Bonneux. Hij liet twee kinderen na.
De 21-jarige meubelmaker en hulprademaker Hendrik Schoofs (17) was een broer van Meester Schoofs en soldaat bij het 3de Regiment Jagers te voet. Eind januari ’15 was hij in Londen ingeschreven als vrijwilliger van de klas van ’14. Hij verdronk tijdens een rustperiode achter het front in het kustplaatsje Bray-Dunes rond vijf uur in de namiddag van 21 juni ’15 en werd aanvankelijk daar begraven, later in De Panne. Op zijn bidprentje :

Dan zien wij badend U Bray-Duna’s zee doorwaden,
En koelt ge in schuimend zog uw afgematte leën.
Vreest gij de baren niet, die klotsen aan de kaden,
Die dreigend als de slang zich kronklen om U heen.
Keer weer Hendrik ! O vlucht ! Zie ginds die woeste golven,
Onstuimig in hun vaart. Maar vlucht toch Hendrik ! vlucht !
Te laat ! O wee ! Reeds wordt ge in redd’loos diep bedolven,
In ’t bruischend golfgeklots versterft uw laatste zucht….
De 23-jarige dakdekker August Coopmans (18) en geboren Zepperenaar werd als soldaat bij het 2de Jagers te voet krijgsgevangen gemaakt in Halen op 23 augustus ’14. Hij kwam terecht in het lazaret van het kamp Soltau en stierf uiteindelijk in het hospitaal Marie-Elisabeth te Laer bij Hoei op 24 september ’15.
De 33-jarige Jean-Baptist Renaerts (19), echtgenoot van Maria-Eleonore Nijs, overleed als soldaat bij het 14de Linieregiment op 13 september ’16 te Adinkerke aan een acute darmontsteking. Hij was een broer van ’t Mesterke en liet twee kinderen Yvonne en Gaston na.
De 22-jarige mijnwerker en landbouwersgast Emiel Vanbergen van de Eynestraat was ongehuwd en vanaf einde januari ’15 in aktieve dienst als vrijwilliger van de klas van ’14 (20). Via Londen en het instructiecentrum La Haye du Puits werd hij eerst soldaat in het 3de Jagers te voet en later in de 5de compagnie van het het 6de Regiment Jagers te voet. Op 6 februari ’17 stond hij schildwacht aan het uiteinde van een loopgracht in eerste lijn in de ondersector ’t Sas, segment Paratonnerres te Boezinge, genoemd naar een hoeve halfweg Lizerne-Boezinge ten noorden van Ieper. Door granaatscherven werd hij op verschillende plaatsen gekwetst : een gecompliceerde breuk van de linkerelleboog en een gecompliceerde breuk van het linkerbeen met afgerukte bloedvaten. Dat laatste maakte het nodig zijn been te amputeren. Emiel stierf twee dagen later om vier uur ’s morgens in het Belgian Field Hospital in het rustoord Clep langs de steenweg te Hoogstade tengevolge van verwondingen bekomen op ’t veld van eer. Op zijn bidprentje staat volgend gedicht :
O Zepp’ren, weet gij ’t nog, toen “Plicht” ons kwam gebieden;
“Gij klasse van veertien, trek op, ons land heeft nood”
Hoe wij toen magen (21), vrin, ons huis, ons dorp verlieten…
Gedreven door ’t gedacht : ‘De vrijheid of de dood !”
Niets kon het heilig vuur, den strijdgloed in ons blusschen,
Noch liefde, noch getraan, noch schrikbaar krijgsgeschreeuw,
Toen wij voor ’n laatste maal uw aarde mochten kussen,
Bracht ieder u tot groet : het lied “De Vlaamsche Leeuw”.

Terwijl onz’ duurb’re vlag aan ’t Yserfront blijft wapp’ren
Bij ’t onverwinb’re heir, op ’t roemrijk plekje grond,
Daar valt EMIEL, helaas ! uit ’t groepje deze dapp’ren,
Bezwijkt er kort nadien aan de bekomen wond.
Geschein van ouders lief, van allen die hem minden,
Gefolterd door de pijn, gefolterd door de smart,
Zeg, voelt ge wat het is, zich stervende bevinden,
Zoo troosteloos alleen, voor ’n liefd’rijk kinderhart.

O Land, waarvoor hij stierf, wil steeds uw dapp’ren roemen,
O Zepperen, vergeet, vergeet uw helden niet,
Dat kind en ouderling hun beeld versier’ met bloemen,
Dat men hun heldendaän vereeuwige in graniet,
Gij, bloedverwanten, vriën, troost u in ’t grievend lijden,
Hij stierf zoo ’n schoone dood, de brave moed’ge zoon,
Na kloekvolbrachte plicht, na ’t eer- en roemvol strijden
Wachtt’ hem in ’t hemelrijk een onverwelk’re kroon.
J.C.
Eind juli ’16 schreef François Leunen vanuit de Groningse steenfabriek Ruischerbrug te Noorddijk een brief aan zijn vriend Emile. Hij vertelde hoe hij vanuit het Kamp van Harderwijk vanaf 22 juli aan het harde werk was gegaan (22). Dust ik ben op recht gelukig als dat ik achter den pinenenkens draait uit ben. Nu ben ik tog lieber… Op 5 december schreef hij dat hij wat geld verdiende: Dust als wij dan malkander zullen zien dan zullen er veel om gestootten worden. Zepperen is dan veel te klijn als dien dag zal zijn aan gebrookken. Maar waarde vrind waneer zal tog dat wel gedaan zijn. Ik heb in mijn gedacht nog 5 maanden zal duuren. Hij schreef ook dat Hayen, die de post smokkelde, al zeven weken niet meer naar Maastricht was gekomen. Eind december ’16 schreef ook korporaal Joseph Strauven vanuit de Grenadiersschool in Fécamp hem een brief waarin hij hoopt hem te ontmoeten aan het front en waarin hij de groeten doet aan de mannen van Zepperen. Enkele weken later sneuvelde Emile Vanbergen…
De 25-jarige Hubert Leemans was vrijwilliger en geniesoldaat. Hij stierf in het veldhospitaal van Hoogstade op 8 juli ’17 aan verwondingen opgelopen tijdens het gevecht te Oudekapelle. Hubert werd twee dagen later begraven op het landelijk kerkhofje van Oeren (23). Zijn bidprentje werd gedicht door J. S. :
… Dan toog ook Hubert heen, ook hij wou medestrijden,
t’ Geliefde Vadererf van ’t haatlijk juk bevrijden.
Gij zult niet straffeloos, vermeetle Willem twee
Zijn land vervullen met een jammrend ach ! en wee !…
…Ah ! grooten van deze aard’, gij menners van de menschen,
Licht gaat bij Hubert’s glans uw ijdle pracht verslensen…
Ook de 22-jarige dagloner en vrachtvoerderszoon Frans Wanten uit de Kasteelstraat diende als vrijwilliger van de klas van ’14 bij het 3de regiment Jagers te voet (24). Hij overleed in een militair hospitaalpaviljoen te Eu (Fr.) na enkele maanden artillerie-opleiding op de avond van 13 juli ’17. Zijn graf rust er op het stedelijk kerkhof. Frans werd zoals de andere via Nederland gevluchte makkers eind januari ’15 in Londen ingeschreven. Hij was al ziek toen hij uit Zepperen vertrok en herviel regelmatig. Frans bezweek later aan tuberculeuze hersenvliesontsteking. Op zijn bidprentje wordt verwezen naar de vlucht uit bezet gebied :
…Toen sloeg een fiere schaar van eedle jongelieden
Hier op een winterdag de handen in elkaar;
Zij zouden met een ruk des vijands klauw ontvlieden…
De 28-jarige ongehuwde landbouwer Jozef Buntinx (25) werd geboren in ons dorp. Hij woonde later in Wellen bij zijn ouders Pieter-Jan Buntinx en Joanna-Elisabeth Jammar. Hij werd als oudere soldaat ingelijfd bij het 14de Linieregiment en waarschijnlijk bij Luik al vroeg in de oorlog krijgsgevangen gemaakt. Jozef zat in het bijkamp te Walsorden bij Fallingbostel-Soltau en werd waarschijnlijk in arbeidscommando’s bij boeren in de streek tewerkgesteld. Hij stierf in het huis van kweker Harms te HŸnzingen op 20 november ’18 om vier uur ’s morgens.

_________________________________________________________

Noten
(1) Pastoorsverslag 1919. Een lijst van de 52 Zepperse militairen onder de wapens in 1916 op basis van de uitkering door het Hulpcomiteit aan de verwanten van militairen in dienst vermeldt de volgende namen. Bij de soldaten wordt hun oorspronkelijke eenheid vermeld. De gegevens zijn aangevuld met vermeldingen op bidprentjes :
10de Linieregiment
Jozef Billen, Henri-Louis Creten van d’Eygen ( 24.08.1988 – 31.08.1965), de latere schepen, Valre Lambert Marie Hayen ( 08.09.1884 – ST. 16.03.1942), landbouwer-schepen van d’Eygen, Jean Joseph Kerkeneers van Tereyken, Jan Baptiste Knapen, Jan Dominicus Neven van Gippershoven en Frans Ruysen van de Roosbeek (°Z. 09.04.1893- 13.06.1962).
11de Linieregiment
Ernest Billen van de Stationsstraat, Antoine Bolkaers (vanaf januari 1915 16de Linieregiment, 2de compagnie), Guillaume Driesen (later 3de en 6de Jagers te voet), Florent Jozef Guillaume Dupae van Gippershoven, Pieter Jozef Giets van de Kasteelstraat, Tilman Knapen van d’Eygen, Francus Leemans van de Eynestraat, Hubert Leemans (+), Emile Noelanders, Mathieu Polfliet, Renier Jozef Renaerts van d’Oye, René Jan Jozef Smets van de Dorpsstraat en Jozef Strauven van de Anroyestraat.
12de Linieregiment
Gustaaf Defooz van Gippershoven
13de Linieregiment
Félicien Pulinx van de Bergstraat, Adrien-Xavier Vananroye van de Roosbeek (°Z. 05.09.1886 – 04.11.1951), oorlogsinvalide en Guillaume Vanhacht van de Roosbeek.
14de Linieregiment
Gregorius Appeltans van Dekken, Jan-Jozef Bastens van d’Oye (02.08.1886-ST.30.07.1973), oorlogsinvalide, Julien Bex van de Bergstraat, Pieter Leander Bex van d’Oye, Bonaventure Bleus (°Z. 21.05.1886, klas 1906), krijgsgevangen, Pieter Jozef Botti van Dekken (°Z. 03.09.1879-20.03.1966), Louis Degraef van d’Oye, Jan François Jozef Donné van de Bergstraat (11de linie), Jan Baptiste Duvivier van Tereyken, Godefriedus Hamonts van Gippershoven, Marc (Louis Valère) Hayen van Eynestraat (°Z. 19.12.1879, klas 1899), gehuwd met Marie Leemans, Jan Augustin Hechtermans van de Roosbeek, Henri Louis Jammaers (°Z. 09.04.1889, klas 1909) vermeld bij de bemanning van het fort van Loncin, Lambert Knapen van de Kasteelstraat, Pieter Jan Knapen van de Stationsstraat, Alfons Jozef Schoofs, Alfons Vanmechelen, Gustaaf Vanoirbeek, J. Vanvuchelen en François Wanten (+) van de Plankstraat.
Diverse
– Karabiniersregiment : Martin Jozef Peeters van Tereyken en Laurent Schoofs van d’Eygen;
– 2de Karabiniers : Laurent Henri Schoofs;
– Regiment Jagers te voet : Torsin Berton van de Roosbeek;
– 3de Regiment Jagers te voet : Henri Schoofs (+) van de Kogelstraat en Emile Vanbergen (+) van de Eynestraat;
– 6de Regiment Jagers te voet, 6de compagnie : Martin Philippaerts van de Roosbeek (°Z. 17.05.1894, klas 1914);
– Grenadiers : Jan Louis Bollen van d’Eygen.
– kanonnier : Isidoor Serdons van d’Eygen;
– Artillerie Luik : Herman Jozef Berx van Tereyken, Hubert Emile Bollen van Dekken en Frederic D’Hertoghe;
– Artillerie forten Luik : Laurens Alfons Marika (+) van de Eynestraat en Pieter Jozef Pijpops van de Startelstraat (°10.02.1892-04.07.1979), krijgsgevangene;
– 2de artillerie : François Leunen;
– 3de artillerie : Jan Arnold Massa van de Stok; François-Xavier Renaerts van de Dorpsstraat (°Z. 01.02.1892, klas 1913);
– 5de artillerie : Lambert Jozef Ottenborgs van Gippershoven;
– Geniebataljon forten Luik : Jozef Gustaaf Vanbergen;
– Genieregiment : Isidore Leemans;
– 1ste lansiers : Romain Jozef Raets van d’Oye (°Z. 04.03.1893 – 05.03.1962), brigadier mc. 148.689, later fruithandelaar, gemeenteraadslid en medestichter -secretaris van de Bond der Oudstrijders gedurende 43 jaar, en Eugène Janssen;
– 2de lansiers : Jan Jozef Knuts van d’Eygen;
– Transportkorps 3de Legerdivisie : Louis-Jozef Boonen, Gilis Constantin Philippaerts en Emile Vanmechelen van de Bergstraat;
– Lambert Leemans (°Z. 09.03.1884 – 20.09.1967).
– Hubert Knapen (°Z. 31.12.1894 – ST. 08.05.1964), oorlogsinvalide, 28 jaar veldwachter.
– Jan-Alfons Jammaers (°Z. 16.11.1894 – Beringen 29.04.1954), oorlogsinvalide, vrijwilliger, beheerder bouwmaatschappij Beringen, ACW-voorzitter.
– Gustaaf Hechtermans (°Z. 23.10.1881-06.04.1947)
– Martin-Rodolf Bex (°Z. 06.04.1888 – 11.02.1943), oorlogsinvalide.
(2) °Z. 17.11.1830 – 17.02.1907, mc. 16.174, 1ste regiment karabiniers te Hoei, 3de reservebataljon, 6de depotcompagnie. Joannes verwierf later een flinke reputatie als smid van haardstellen en vuurkorven. Dr. J. Weyns wees daarbij op de Luikse invloed. Wellicht waren de jaren in Hoei daarvoor van betekenis.
(3) °Z. 25.06.1846 – 28.02.1922, volgens de tekst op zijn bidprentje. Ook Henri Hubert Leunen (°Z. 06.07.1866 – 17.11.1958) was Oud soldaat van Leopold II.
(4) (Johannes Guillaume Franois) Xavier Hayen (°Z. 03.12.1868 – 26.11.1946) bouwde ondermeer talrijke arbeidershuisjes in de Bergstraat en de Klein-Dekkenstraat, de kapelanie in 1907, de café-winkel van Marc Hayen, een villa op Dekken in 1911, riolering in Sint-Truiden, de brug bij Wilderen en de Sint-Niklaaskerk (1910-1912, architect Langerock van Leuven) van Klein-Vorst bij Laakdal. Zijn financier was notaris-burgemeester Cartuyvels. Na de oorlog, minstens eind oktober 1919, verliet hij Zepperen na faillissement en wellicht ook omwille van verwijten over handel met de Duitsers. Pas eind september 1929 keerde hij terug uit Nederland.
(5) Joseph Michel Bonneux (°Z. 21.11.1889 – Koksijde 08.03.56) was de oudste zoon van Edouard Bonneux en Marie Rosalie Boonen, handelaarster in de Stationsstraat, op grondgebied Ordingen. Hij was korporaal, later sergeant van de 1ste compagnie, 2de bataljon van het 10de Linieregiment. Als vuurkruiser kreeg hij verscheidene medailles, ondermeer die van ridder in de Leopoldsorde met zwaarden, het oorlogskruis met palmen en de IJzer- en Zegemedailles. Jos BONNEUX, Veldtocht 1914-1915, toebehoorend aan Jos Bonneux s./off. 10e reg. de Ligne 2e Bon 1ere Cie 4e D.A.B. Vive la Belgique. Handschrift van een kleine honderd bladzijden, bewaard bij zoon Edouard Bonneux, de Panne, die ons welwillend toestemming gaf om fragmenten te publiceren, waarvoor onze dank.
(6) Het 10de Linieregiment maakte deel uit van de 4de Legerdivisie, die het steunpunt Namen verdedigde. Het regiment lag in de oostelijke sector IV. Jos Bonneux lag in het bos van Boninne vlakbij Wartet en Marche-les-Dames nabij de steenweg Namen-Hannuit. Ondanks offerbereide Franse hulp moest Namen op 23 augustus worden prijsgegeven en de 4de Legerdivisie trok terug naar Philippeville en Rouen. In Le Havre scheepte men in om de Duitsers via Zeebrugge in de rug aan te vallen. Begin september sloot de divisie aan bij het veldleger in Antwerpen en begin oktober waren ze verwikkeld in gevechten bij Dendermonde. Jos had in Sint-Niklaas een ontroerend weerzien met zijn broer Frans Bonneux. Na de slag bij Keiem op 18 oktober 1914 die de compagnie van 140 man meer dan halveerde, begon de Slag aan de IJzer.
(7) De zoeaven waren een Frans infanteriekorps, oorspronkelijk samengesteld uit Berbers in kleurrijke Turkse uniformen.
(8) °Z. 12.12.1893 – 29.10.1982.
9) Guillaume “Lamme” Driesen (°Z. 25.04.1894 – 11.06.1967). 6de compagnie van het 6de regiment Jagers te voet. Mededeling Frans Driesen.
(10) Jozef Smets werd later doctor in de Germaanse talen. Via zijn collega-leraar aan het Atheneum te Tienen, Henri America van Zepperen, kon hij in de jaren dertig zijn redder, een eenvoudige volksjongen, voor een feestmaal en een ontroerend weerzien uitnodigen. Brief Henri America, 04.01.94. Tilman Pieter Knapen (°Z. 18.12.1888) werd varkenskoopman en handwerker en huwde in ’21 met Daniëls. Hij woonde in de Dekkenstraat.
Over het frontleven : Luc SCHEPENS, 14/18. Een oorlog in Vlaanderen, (Retrospectief), Tielt-Weesp, 1984. Ria CHRISTENS en Koen DECLERCQ, Frontleven 14/18. Het dagelijks leven van de Belgische soldaat aan de IJzer, (Retrospectief), Tielt, 1987.
(11) Jean Emile Noelanders (°Z. 21.03.1889-28.08.1967) hoorde bij de klas van 1909 (mc 23.584) en vocht in de 4de compagnie van het 14de Linieregiment bij het fort van Chaudfontaine. De 9de, 11de, 12de en 14de Linieregimenten moesten de forten en de intervallen ertussen verdedigen. De forten ten oosten van Luik vielen tussen 12 en 14 augustus. Chaudfontaine werd aangevallen door de Duitse 11de Brigade en capituleerde op 13 augustus.
(12) Onder de Groep Graville bij Le Havre hoorden legerwerkplaatsen voor paardevoertuigen, gieterijen, munitiefabricage, zadelmakerij, hoefsmederij e.a.
(13) Robert Joseph Neesen (°Z. 02.03.1893), landbouwerszoon en onderwijzer. Robert lag in Gšttingen, compagnie 3, barak 28A. Briewisseling bewaard door zoon Urbain Neesen, Overijse.
(14) Het kaartje is ondertekend met Th. Lievesoon (Hoepertingen ?).
(15) De gegevens over de gesneuvelden zijn afkomstig van hun bidprentjes, van de overlijdensakten in de registers van de Burgerlijke Stand Zepperen, bewaard te Sint-Truiden, (1924 nrs. 30 en 31, 1925 nr. 4, 1926 nr. 8, 1929 nr. 6, 1936 nr. 24, 1939 nrs. 20 en 25) en de persoonlijke dossiers van de militairen in de archieven van de Belgische Krijgsmacht, bewaard te Evere. Bijkomende inlichtingen werden aangetroffen in het bevolkingsregister Zepperen 1910-1920, Stedelijk Archief Sint-Truiden en in het militieregister 1914, Fonds Gemeente Zepperen, nr. 53, Rijksarchief te Hasselt. Gegevens over de huidige begraafplaats werden verstrekt door de dienst Militaire begraafplaatsen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken, brief 22.08.1994.
Alfons America of Marika, (°14.12.1893, mc 37.184), kanonnier 2de klasse bij het 3de battaljon, de 9de batterij te Luik. Zijn lijkdienst vond plaats op woensdag 10 maart 1920 om half elf. Zijn lichaam rust naar alle waarschijnlijkheid samen met dat van 250 makkers nog onder de puinen van het fort.
Henri Louis Jammaers (°09.04.1889, mc 114.23402, klas 1909), soldaat 2de klasse bij het 14de Linieregiment, werd nog op 20 februari 1920 vermeld in de legerdagorde van de versterkte plaats Luik om zijn moed en zelfopoffering bewezen gedurende de verdediging van het fort van Loncin. Hij kreeg dan ook het Oorlogskruis met zilveren leeuw (Brevet verleend door de bevelhebber van de Versterkte Plaats Luik). In 1919 waren hem al door Luitenant-kolonel Henry, bevelhebber van het 14de Linie, de Overwinnings- en herinneringsmedaille verleend.
(16) Christiaan-Ernest Leunen (°Z. 10.06.1891, mc 126/51285) was beroepsvrijwilliger van de klasse van 1910. 1ste compagnie van het 2de Regiment Jagers te voet. Zijn weduwe Fanny Marie Colette Bonneux hertrouwde later met Frans Serdons. Graf nr. N35 in De Panne.
(17) Hendrik (°Z. 18.05.1894, mc 56.435) was soldaat bij het 3de Regiment Jagers te voet, 4de bataljon, 1ste compagnie. Zijn lijkdienst in Zepperen had plaats op 7 januari 1919. Graf nr. Q7 in De Panne.
(18) August (°Z. 29.01.1892), soldaat van de 3de compagnie van het 2de Jagers te voet. Op zijn bidprentje staat het hospitaal van Laer-bij-Osnabruck aangegeven als overlijdensplaats, maar in zijn dossier werd dit doorstreept (?). Graf nr. A42 in Leopoldsburg. Hij was een zoon van Hubert-Henri Coopmans-Boonen van Sint-Truiden, die op het d’Oyeplein bij Joannes Vanhacht woonde. Vier jaar na de geboorte van August verhuisde het gezin in 1896 naar Sint-Truiden.
(19) Jean-Baptist (°Z. 21.06.1883, mc 114/20.795) soldaat bij het 14de Linieregiment, 7de compagnie. Zijn lijkdienst werd opgedragen in de Minderbroederskerk te Sint-Truiden. Graf nr. 463 in Adinkerke.
(20) Emiel Vanbergen (°Z. 30.05.1894, mc 56.453). Graf nr. 635 in Hoogstade.
(21) Magen = familie.
(22) Briefwisseling bewaard door Emile Quarème, neefje van Emiel. Vooral na de val van de vesting Antwerpen op 19 oktober 1914 trokken vele Belgische soldaten zich terug in Nederland. Daar werden ze omwille van de neutraliteit ontwapend en geïnterneerd in kampen zoals dat van Harderwijk, bij de Zuiderzee. Vanaf de lente kregen ze toelating om te werken, vooral in de Nederlandse mijnen en zware industrie. Pas in december 1918 werden ze gerepatriëerd. Vluchten voor de groote oorlog. Belgen in Nederland 1914-1918, Amsterdam, 1988.
(23) Hubert (°Z. 11.04.1892, mc 175/1590) was soldaat bij de 4de compagnie van het 2de Regiment der Genie. Lijkdienst te Zepperen op maandag 24 februari 1919 te half tien. Overlijdensdatum op bidprentje : 9 juli. Graf nr. 115 in Oeren.
(24) Frans (°Z. 09.08.1894) was bij het 3de regiment Jagers te voet, 6de compagnie. Lijkdienst op donderdag 9 januari 1918 om half tien. Graf in Eu, Seine Maritime, brief Pascal Denouchy, Eu, 06.09.1994.
(25) Jozef-Emile Buntinx (°Z. 22.11.1889) werd soldaat bij de 6de compagnie van het 14de Linieregiment. Zijn overlijden werd op 23.10.22 via de geneesheer van het kamp genoteerd in het register van de Burgerlijke Stand van Wellen. Graf H7 in Leopoldsburg.
Illustraties (zie gedrukte versie)
Korporaal Jos Bonneux, later sergeant met decoraties (foto Edouard Bonneux, de Panne).
Guillaume Driesen (met snor uiterst links op de derde rij) in het 6de regiment Jagers te voet omstreeks 1918.
Toussaint Berton (°Z. 1895) van de Roosbeek, gefotografeerd in Antwerpen (foto Henri Berton).
De sterk vermagerde Emile Noelanders als krijgsgevangene (uiterst links), (foto familie Noelanders).
Emile Noelanders tussen zijn lotgenoten in Duitse krijgsgevangenschap (foto familie Noelanders).
Meester Neesen als krijgsgevangene met briefkaart begin 1918 verstuurd naar zijn oom Hubert en tante Petronel Neesen in de Driesstraat (foto Urbain Neesen, Overijse).
Kanonnier Laurens America vermeld op de gedenkplaat in het fort van Loncin.
Een deel van het fort ligt nog altijd in puin en de geschutskoepels dragen er de littekens van 15 augustus 1914.
Ernest Leunen ligt zoals Henri Schoofs begraven op het militair kerkhof in De Panne (foto’s Maurice Vanschoenwinkel en Edouard Bonneux, De Panne).
Emiel Vanbergen rust op het militair kerkhof van Hoogstade.

Kaarten (zie gedrukte versie)
De veldtocht van Jos Bonneux met het 10de Linieregiment, augustus-oktober 1914.
Noordwest-Frankrijk, tijdelijk verblijf van vele Belgische soldaten.
Het IJzerfront.

________________________________________________________

4. Het dagelijks leven

Contacten met de bezetter
20 augustus ’14 defileerden de Duitse troepen op de Brusselse Grote Markt. Vier dagen eerder was het gros van de troepen van het 1ste Leger begonnen met de wekenlange doortocht in onze streek. Steenwegen en veldwegen waren met transporten gevuld en ganse regimenten zochten onderdak in kleine dorpen. De eerste oorlogsdagen lag ook Zepperen vol met Duitse tentenkampen. Het wachtwoord van de soldaten luidde Leipzig. Huizen waar ze goed ontvangen werden kregen voor de nakomende makkers teksten op de deur geschilderd zoals Hier wohnen gute Leute, bitte schonen ! Na de infanteristen van 17 augustus kreeg Zepperen op 19 augustus weer voetvolk ingekwartierd, deze keer reservisten van Anhalt (1). Zij waren bijzonder beducht voor vrijschutters, maar rekenden erop spoedig in Parijs te kunnen dineren. Ze hielden volgens het parochieverslag erg huis in de lokalen van de zustersschool aan het Kerkplein maar spaarden de jongensschool: Zij wilden God alleen op hunnen buikriem; overal elders scheen hij hun overtollig, daarom moest dat karton van den muur gerukt en met voeten getreden. De Duitse soldaten droegen immers op de sluiting van hun riem de leuze Gott mit uns. Behalve eenige onbeduidende aftruggelarijen bleven de inwoners ongedeerd en kwamen er met den schrik af (2).
Aan rademaker Schoofs in de Kogelstraat werden alle mannen samengeroepen om de onderrichtingen mee te delen. De vader van Fin Knapen was ziek en kon niet gaan. Bij Knapen werd een casserol met eieren en brood midden op tafel gezet voor de Pruisische invallers. Zelf gingen ze elders slapen. Sommige Duitsers aarzelden in hun houding als bezetter tegenover de Belgen (3). Een bepaalde bron vermeldt wel de verkrachting door een Duits soldaat, deel van de wacht in het station van Ordingen, van de dochter van wachter Riekus Poncelet, die op de Brustemse enclave Terstok naar Kortenbos toe woonde. Het feit zou gebeurd zijn in een schuur tussen het kerkplein en het gemeentehuis (4).
Bij het uitbreken van de vijandelijkheden telde Zepperen een 1800-tal inwoners, meestal bedrijvig in de landbouw, en een 325-tal woningen. Burgemeester en aannemer Vandenbosch zetelde meer dan een kwarteeuw in de gemeenteraad : In de zeer pijnlijke en bange jaren van de eerste wereldoorlog stond hij als burgemeester manmoedig op de bres in dienst van iedereen. Hij verving vanaf begin februari ’13 de overleden Ernest Jammaers. Hij werd bijgestaan door schepenen Felix Jammaers en L. Vanoirbeek en gemeentesecretaris Jan Lambert Decauter (5). Pastoor Jean Vossen (6), afkomstig uit Nederland en leraar aan het Sint-Truidens College, werd bijgestaan door kapelaan Jean Bobbaers van Lanaken (7) die in juli ’15 werd opgevolgd door Truienaar Jean Knaepen (8). Pastoor Vossen stierf plots tijdens een reis te Luik in november ’19. Bij het uitbreken van de oorlog had hij zijn parochianen gezegd op de Heilige Genoveva te vertrouwen, die toch ook de stad Parijs had beschermd. Toen de Duitsers hem vroegen of hij hun taal sprak antwoordde hij hen in perfect Duits dat hij zelfs hun taalfouten kon verbeteren !
Het leven onder de bezetting ging vrij ongestoord verder. De jeugd kon na enige tijd terug naar school. Een avondklok was ingesteld. Op het einde van de oorlog, op 10 februari ’18 werd de toneelkring De Vereenigde Vrienden gesticht. Blijkens de rekeningen, bijgehouden door schatbewaarder en onderwijzer Jozef Schoofs, werden de stukken “Boeren van Oolen”, “De nieuwe Dokter” en “Ook een Held” voorbereid na melding aan de censuur. Een piano en stoelen huurde men in Sint-Truiden, klederen in Luik. Pastoor Vossen schoot het geld voor. Begin april volgden de twee of drie opvoeringen die meer dan duizend frank opbrachten. Een toneelkaartje kostte in die tijd drie frank. In mei ’20 werd door deze Comediekring vijfhonderd frank gestort voor het praalgraf van de gesneuvelden.
Het station van Ordingen stond vanaf september ’14 onder permanente bewaking van soldaten, naar verluidt afkomstig uit Thüringen (9). De burgemeester en de pastoor van ons dorp werden gedwongen er twee nachten als gijzelaars te verblijven. In februari moest de gemeente petroleum en kolen verstrekken aan het K.B. Landsturm Infanterie Batallion Nürnberg in het station van Ordingen. De Landsturm omvatte oudere bezettingstroepen waarvan de soldaten veertigers waren. Begin december werden kachels naar het station overgebracht.
Tussen 24 februari en half maart ’16 werd een Duitse Ordewacht van negen man onder leiding van een onderofficier ingekwartierd bij de pastoor, de kapelaan, ’t Mesterke, Henri Vrancken en de weduwe Gilissen (10). De gemeente moest huisraad leveren. Het parochieverslag, dat deze inkwartiering van drie weken situeert in ’17, verhaalt hoe deze manschappen uit Mecklenburg (11) zich vrijpostig gedroegen, de beste kamers opeisten en hun bevelvoerders erg gul onthaalden op de pastorie.
Op 2 mei ’15 volgde het bericht van de bezettende overheid dat alle duiven moesten gedood worden om spionnage tegen te gaan.
De enorme oorlogsinspanning putte de Duitse voorraden uit, zodat ze de bezette gebieden moesten leeghalen. Zo werden in februari ’16 tien notebomen, opge‘ist door de bezetter om er geweerkolven van te maken, door Alfons Strauven naar het station te Sint-Truiden gevoerd. Alle koper en tin werd opgevorderd in augustus ’17 en moest in november en februari daarop naar de Kommandantur in Sint-Truiden worden gevoerd door Camille Arnauts en Florent Jammaers. Ook de koperen knoppen van vensters moesten eraan geloven, maar heelwat ervan werden in de tuin begraven. Eind oktober was al l800 kilo pikdraad opgeëist. Ook wol, dekens, haver, stro, aardappelen en paarden werden opgevorderd, maar de parochiepriester noteerde dat de huiszoekingen niet al te streng waren. Een 27-tal paarden werden opgeëist, vooral in de loop van ’17 (12). Bij Leemans op de hoek van de Stokstraat en de Stippelstraat waren ze er op het einde van de oorlog wel getuige van hoe de oude jonkman Christiaan “Tsaenke” Doucet koppig aan de staart hing van een koe die de Duitsers in beslag namen. Ze sloegen hem tot bloedens toe op zijn handen en zonder de tussenkomst van een bedaarde Duitser was hij tegen de muur doodgeschoten (13).
Rantsoenering en schaarste
De voedselvoorraad werd door rantsoenering verdeeld. Elke persoon kreeg zijn bepaald aantal “grammen” per voedingsmiddel. Siroop en honing kon men bij de burgemeester op de Stationsstraat kopen, andere voedingsmiddelen in de boekerij. Daar was het verdeelpunt van de Commission for Relief in Belgium, opgericht door de Amerikanen, die tot ’17, toen ze zelf in de oorlog kwamen, samen met de Spanjaarden de commissie leidden. Ze kochten waren aan, die tegen betaling door het Comité national de Secours et d’Alimentation werden verdeeld. De Amerikaanse witte reuzel larum leeft nog in de herinnering. Vet kostte 4 frank per kilo en rijst 1,20 frank per kilo. Dat laatste werd op de zwarte markt aan 14 fr. verkocht ! Een kilo koffie kostte zoveel als een fiets. Andere hulpgoederen zoals brandstof werden gratis verdeeld. Elk gezin kreeg vijftig kilo kolen per maand. Marie “Sop” deelde alle middagen kervelsoep uit met stukjes vlees erin en een boterham erbij. De soep werd gekookt in een houten barak op de binnenkoer van de Zustersschool. De plaatselijke nood-commissie of ’t Comiteit van Zepperen werd bestuurd door Willem Billen, Vanhentenrijck en J. Vanvuchelen. Ook Emiel Mommen was erbij betrokken. Ze regelde ook de dagelijkse militievergoeding van 1,25 frank daags voor 65 gezinnen die door een soldaat aan het front van hun steun waren beroofd. Bij de afsluiting in april ’19 werd het batig slot van een kleine drieduizend franken op een uitgave van haast 113.000 fr. aan de gemeente overgedragen.
De vader en oom Jan van Henri America gingen met kar en paard kolen halen in Luik, waar de Luikenaars probeerden hun boterhammen in te pikken. Ook de leerlingen van het Alumnaat voelden de rantsoenering, vooral tijdens de lange en strenge winter van ’17. Elke dag gingen vijf of zes leerlingen in Sint-Truiden naar het “Hulpcomiteit” met een brancard. Maar dat was onvoldoende. Aardappelen moesten vervangen worden door koolrapen. Léon Jadoul van Bernissem toonde zich erg vrijgevig met deze rapen en met koren en tarwe, vaak verstopt in een mestkar om de Duitse spionnen te misleiden. Het was natuurlijk nog geen meel en met vijf of zes koffiemolens gingen de leerlingen aan de slag. Toch moest men ’s nachts beroep doen op de watermolen in het veld, op twee kilometer van de school. Bij mogelijk onraad doken de karweiplichtigen op bevel van de begeleidende pater met hun graanzakken vlug op de grond (14).
Vanaf begin april ’15 werd een Vrijwilligen Nachtdienst tot bewaking van veldvruchten van vijf man per nacht betaald door de gemeente. Naaister Amelia Vanoirbeek maakte liefst 63 armbanden voor deze dienst. In januari ’17 werd beslist de wacht te behouden tot half maart van dat jaar. In ’16 werden vijftien linnen banden besteld met daarop de vermelding Brandweer en Brandweer commandant.
Slachten en malen, zelfs aardappelen planten, zonder geleidebrief waren verboden. Het parochieverslag stelde na de oorlog vast dat sommige burgers zich lieten medesleepen door woeker en smokkelhandel, andere zelfs niet aarzelden den vijand te voeden en in de hand te werken. De toenmalige gemeenteraad (15) stemde eind ’15 de openbare verkoop van gemeentebomen … gezien er tal van werklieden-klompenmakers in onze gemeente zijn en aangezien de schaarsch-heid van het hout. Eind januari ’17 stemde men een bijzondere toelage van vijfhonderd frank voor het Bureel van Weldadigheid tot aankoop van steenkolen…. gezien de strengheid van den winter 1916-1917 welke ons voor de oogen is gekoomen.
De elfjarige Herman-François Leemans (16), broertje van Sofie, stierf als leerling bij de Paters aan hersenvliesontsteking in de zomer van ’16. De veertienjarige Bretoen Yves SalaŸn (17) bezweek aan een slepende ziekte eind januari ’17 en werd begraven in het ereperk van de Paters op het Zepperse kerkhof. In september ’16 stelde dokter d’Awans van Wellen een geval van kroep of difterie vast bij het zesjarige dochtertje van spoorwegarbeider Alfred Beusen uit de Roosbeek. De gemeente liet planken borden schilderen met daarop de verwittiging gevaarlijke kroepziekte. Op 25 mei ’18 stelde de gemeenteraad voor de kinderen van Ordingen uit de scholen in Zepperen te verwijderen uit hoofde van overlasting… Voor elf kinderen van Zepperenweg-Bautershoven-Kabei en drie van de Stok betaalden de verantwoordelijke gemeenten Sint-Truiden en Brustem schoolgeld.
Dwangarbeid
De Duitsers voerden in ’16 een nieuwigheid in : de identiteitskaart met foto. De latere dokter Urbain Jammaers had al op 30 oktober ’15 een drietalig Eenzelvigheidsbewijs of Personal-Ausweis met foto gekregen.
In december ’16 kregen de meeste jongemannen die niet aan het IJzerfront streden langs de veldwachter of burgmeester bevel zich op maandag 4 december aan te melden in Sint-Truiden voor controle. De keuring gebeurde in de Schuttershofkazerne. Van 63 Zepperse jongens konden slechts 11 wegens familiale omstandigheden vrijgesteld worden van dwangarbeid in Duitsland. Fons Dani‘ls (18), toen 25 jaar en houtzager, was één van de 52 die twee dagen later vanuit Sint-Truiden met de trein werden weggevoerd. Langs Keulen en Essen bereikte men de volgende dag het gevangenenkamp Klein-Wittenberg. Vanaf het einde van de maand werd Fons tewerkgesteld in de Beiersche Stikstoffabriek van Pitztritz (19), die in de omgeving lag en waar ook krijgsgevangenen werkten. De arbeid duurde van zes tot zes en men at driemaal per dag. Meestal koffie, brood en bieten- of koolraapsoep. Op drie zondagen moesten ze er twee te werken. De verwarmde slaapbarakken lagen vlakbij de fabriek. De Duitse opzichters waren niet vredelievend maar ook niet onmenselijk. Toch waren de gevangenen door de behandeling zo uitgeput en leeggezogen dat niemand de moed had om aan ontsnappen te denken of om zelfs maar met de kaart te spelen. Meestal beperkte men zich tot praten met de andere weggevoerden. Elke gevangene-arbeider (Zivilarbeiter) verdiende drie tot zes marken per dag. Hiervan werd 2,5 marken afgehouden voor voeding en 40% werd, naar men zei, naar de familie gestuurd, zodat er nauwelijks één mark overbleef. Sommige zieken of jongens van gezinnen zonder andere steun, konden begin ’17 reeds terugkeren. De anderen kwamen pas in juni en juli in Belgi‘ terug, na hevig internationaal protest tegen deze verplichte tewerkstelling in Duitsland. Vrijwel allen hadden naar eigen zeggen halsstarrig werk geweigerd toen ze via een dagblad vernamen dat de Duitsers niet het recht hadden hen tewerk te stellen. Fons Dani‘ls verbleef vanaf 20 juni ’17 nog drie dagen in het kamp Altengrabow, ten noorden van Wittenberg, en kwam de 24ste met de trein in Hasselt aan.
Metselaar-landbouwer Arthur Thijs van de Dorpsstraat (20) kwam via het kamp Klein-Wittenberg in Altengrabow terecht vanaf 19 maart en werkte in de chemische fabriek van het Verein Chemischer Fabrieken Aktiengesellschaft te Dodenburg (21) bij Maagdenburg. Hij kreeg er slagen en geen eten en verdiende 3 marken per dag. Zoals vele anderen weigerde hij eind juni ’17 te werken en werd tot aan zijn afreis enkele dagen later gevangen gezet. De meeste Zepperenaren kwamen terecht in de kolengroeven in de streek ten noorden van Leipzig bij de Elbe, vooral deze van Golpa te Torgau, waar ze grondwerken deden of briketten maakten (22). Anderen werkten in de groeve Emilie te Tachau bij Deuben (23). Het zware labeur had de meesten erg verzwakt. Eén dorpsgenoot bezweek aan de gevolgen : dagloner Lambert Buteneers (24) keerde pas half juli ’17 verzwakt terug en stierf eind oktober ’18.

________________________________________________________

Noten
(1) Het oude Anhalt was een vrijstaat bij de Elbe met als hoofdplaats Dessau ten noorden van Leipzig.
(2) Pastoorsverslag 1919.
(3) De theateracteur Paul Wegener vocht als Landsturmer in West-Vlaanderen en verhaalt in zijn Flandriches Tagebuch 1914, Berlijn, 1933, p. 24 : Man hat im Anfang keine Ahnung, wie man sich eigentlich als ein zo ungebetener Gast den Hausleuten gegenüber benehmen soll. Man ist meist geniert und Überhöflich, bis man es endlich lernt, das Notwendige freundlich, aber energisch zu verlangen…”. Anderzijds vermeldt hij hoe elke burger in de soldatentaal spottend als Franktireur of vrijschutter werd aangeduid. Burgers die, zelfs in hun eigen huis, op een slagveld werden aangetroffen, werden vaak gedood : “Solche Dinge stehen immer auf Messerschneide !” (p. 35).
(4) de huidige langsparking aan de kant van de straat Zepperen-dorp.
(5) °Z. 05.07.1873 – Hasselt 16.03.1924. Hij was ingetrouwd bij Mommen op het Kerkplein. Zijn vader Jan-Franois was een welstellend landbouwer van de Dekkenstraat, geboren in Hoepertingen. Decauter werd vanaf 1895 gemeentesecretaris.
(6) °Gronsveld 10.06.1863 – Luik 15.11.1919.
(7) °Lanaken 31.08.1976.
(8) °Sint-Truiden 14.03.1881.
(9) Vroegere vrijstaat in Midden-Duitsland (Erfurt).
(10) “’t Mesterke” was een bijnaam voor Jozef Renaerts (°Z. 13.09.1875 – 15.08.1950), een in deze streek bekend autodidact veearts. Hij liet in 1904 een burgerhuis bouwen aan het kerkplein naast de pastorie. Marie-Elise Thewis (°Engelmanshoven 16.03.1872 – Z 24.12.1945) was sinds 20.05.1916 weduwe van hereboer Lambert August Gilissen (°Heers 1835). Zij woonden in de 17de-18de-eeuwse Ouwerxhoeve bij het gemeentehuis.
(11) Landstreek in Noordoost-Duitsland (Schwerin).
(12) ZEPPEREN, Gemeentearchief, bewijsstukken gemeenterekeningen 1914-1918. Begin oktober 1914 werden haver, tarwe, koren, hooi en dekens opgevorderd voor een totaalbedrag van 556 fr.
(13) Mededeling Sofie Leemans.
(14) L’Alumniste, jg. 16, december 1936-januari 1937, nr. 82, p. 305-311.
(15) Burgemeester Henri Vandenbosch, schepenen Felix Jammaers en Lambert Vanoirbeek, leden Xavier Hayen, Martin Hoebreghts, V. Renaerts, Jules Vanvuchelen en secretaris Jan Lambert Decauter; andere leden van de gemeenteraad in juni 1914 waren nog Octaaf Hayen en M. Bamps. Het gemeentepersoneel op het einde van de oorlog bestond uit secretaris Lambert Decauter, ontvanger August Vanoirbeek, kantonnier Bona Schoenaers, hoofdonderwijzer Frans Creten, onderwijzers Arnold Jozef Neven en Jozef Schoofs, veldwachter Jozef Jammaers en hulpveldwachter-nachtwaker Guillaume Thijs. Koster Alfons Jammaers wond de gemeentehorloge in de kerktoren op. Emile Vrijdaghs was ontvanger van het Bureel van Weldadigheid en van de Kerkfabriek. Beslissing 23.12.1915 : HASSELT, RIJKSARCHIEF, Fonds gemeente Zepperen, nr. 9.
(16) °Z. 25.08.1902 – 11.08.1916.
(17) °Ploumoquer 1900 – Z. 29.01.1917.
(18) °Z. 28.05.1891.
(19) ZEPPEREN, Gemeentearchief, Verklaringen van weggevoerden 1916, aangevuld met gegevens van bidprentjes. De Duitse plaatsnamen van de werkkampen, die de weggevoerden zelf opgaven zijn niet altijd te identificeren. Werkten ook in Pitztritz (Pretzsch of Priesnitz ?) : bureelbediende Guillaume Daniëls (°Z. 03.01.1898), de handwerkers gebroeders Alfons (°Z. 02.04.1894, mocht al op 28 maart terugkeren) en Gustaaf Ruysen (°Z. 10.03.98), handwerker Isidoor Vandendijck (°Montegnée 17.04.1899) en Joannes Appeltans (°Z. 17.09.1891).
(20) °Z. 19.07.1897-ST. 24.12.1991.
(21) Andere Zepperenaren in Dodendorf waren mijnwerker Felix Degraef (°Z. 24.03.1892 – 03.02.1974) en landbouwer Henri Vanvuchelen (°Z. 18.02.1893), die er zakken moest laden, kruiwagen voeren en wagons laden.
(22) Hubert Driesmans (°Z. 16.04.1893), Remy Driesmans (°Z. 24.04.1891 – 14.08.1950), dienstknecht Hubert Heeren (°Z. 27.06.1895 – 24.11.1970), landbouwer Eduard Hendrix (°Z. 29.05.1886), landbouwer Joseph Kellers (°Z. 19.03.1896), mijnwerker Henri-Domien Knapen (°Z. 07.09.1896 – 23.04.1966), later gemeenteraadslid, handwerker Felix Knapen (°Z. 16.07.1898, werkte volgens eigen zeggen in de potaardefabriek van de groeve Golpa), mijnwerker Victor Knuts (°Z. 15.01.1897), klompenmaker Ferdinand Leemans (°Z. 06.07.1888), varkenskoopman Jozef-Henri-Gaston Mommen (°Z. 11.03.1896), landbouwer Henri-Eduard Schoofs (°Z. 04.12.1890 – 04.07.1968), Jean Joseph Vananroye (°Z. 12.08.1899-ST. 18.02.1991) en metselaar Robert Vanoirbeek (°Z. 22.11.1895).
(23) Landbouwer Emile Debout (°Z. 30.08.1896), smidsgast Jan Joseph Hechtermans (°Z. 05.05.1895) in de houtzagerij, handwerker Lambert Knuts (°Z. 08.10.1899, keerde al terug op 10 maart), varkenskoopman August Mommen (°Z. 23.06.1897). Er is ook sprake van een groeve Marie of Marianne of Marihaye of Marchage bij Mackenberg : klompenmaker Guillaume Philippaerts (°Z. 20.02.1898), Joseph Creten (°Z. 02.07.94, brikettenfabriek Marie, Deuben ?), handwerkers Henry Vanhacht (°Z. 20.09.1893) en Lambert Vanhacht (°Z. 08.05.1898).
Verder bleven de namen bewaard van de weggevoerden Henri Vanoirbeek (°Z. 03.01.1895 – Tienen 11.03.1986), Jozef Guillaume Thijs (°Z. 30.12.1889 – 09.04.1970), Hermanus Knapen (°Z. 10.11.1885 – 13.04.1971). De volgende weggevoerden konden wegens zwakte, ziekte of broederdienst vanaf januari al terugkeren : Handwerker Frans Xaverius Driesen (°Z. 18.10.1898-03.01.1951), Guillaume Pijpops (°Z. 02.01.1897), Jos Hansoul (°Z. 11.03.1891), landbouwwerkman Frederik Jan Joseph Knapen (°Z. 08.03.1899), landbouwer Henri-Michel Vanoirbeek (°Z. 18.02.1893), landbouwer François Hendrix (°Z. 19.12.1890), kolenhandelaar Felix Jean Marie Jammaers (°Z. 07.07.1892 – 02.07.1968), landbouwwerker Pieter Jan Jammaers (°Z. 08.05.1891), landbouwknecht Hendrik Kellers (°Z. 14.06.1891), landbouwer Jean Domien Leunen (°Z. 29.10.1897, oorlogsinvalide), kleermaker Franois Robert Mommen (°Z. 08.11.1895 – 20.03.1967, later vaandrig van de Oudstrijdersbond), klompenmaker Christiaan Philipparts (°Z. 18.11.1893), handwerker Walthre Schoenaerts (°Z. 27.05.1896 – ST 12.11.1980), Pierre Swinnen (°Z. 05.11.1886) en dagloner Alfons Emile Renaerts (°Z. 23.04.1897).
(24) °Z. 04.11.1898 – 29.10.1918.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Verplichte levering van petroleum voor de Duitsers in het station van Ordingen 15 mei 1915.
Schuldvordering van Alfons Strauven voor het vervoer van tien notebomen naar het station van Sint-Truiden op 17 februari 1916 volgens bevel van de Kommandantur aldaar.
Stempel van het K. B. Landsturm-Infanterie Bataljon Nürnberg, die ook in Zepperen waren ingekwartierd eind februari 1915.
The Commission for Relief in Belgium Zepperen, voedselbedeling in het klaslokaal van de Zustersschool aan het kerkplein. De man met de grote schep is herbergier Peter Vranken, die vlakbij woonde, en de man in de deur met schaar en doosje is Jan Hechtermans. De derde vrouw van links is Lisa Broen, de vijfde Josephine Philippaerts-Peters en verder ook vrouwen van Tereyken (foto Dr. Urbain Jammaers).
Klasfoto Zepperen 2de klas 1914 (foto Ingrid Appeltans).
Klasfoto Zepperen Hoogste klas 1918, genomen op de speelplaats van de meisjesschool van de Zusters van Vincentius à Paulo aan het kerkplein. Op de laatste rij van links naar rechts : Gusta Schoenaerts, Lisa Poelmans, ?, ?, Gabriella Gelade en Maria Nijs. Op de volgende rij : Fibronie Ottenborgs, Lisa Schoenaers, Virginie Spelmans, Louisa Fabry, Antonie Smets, Maria Neven, ?. Rosalie Biets, ?, ?, Rosalie Knapen, Maria Bamps, Alice Hayen, Eugenie Ruysen, Eufrasie Engelbosch.Antonie Poelmans, Bex, Marie Gilissen, ?. Aan de andere kant van het Heilig-Hartbeeldje : Josephine Vandenbosch, ?, Philomena Vanorbeek. ?, Jeanne Biets, Bernardine Dani‘ls, Christine Vanmechelen en Maria Briers. Aan de andere kant : Maria Hansoul, Maria Vanmechelen en Mathilde Derwael, ?, ?. Op de voorste rij zittend : Irma Hayen, Germaine Renaerts, Alice Leunen, Irma Renaerts en Mathilde Pieters. Aan de andere kant : Julia Thijs met bord, Maria Hechtermans, ?, Maria Engelbosch en Mathilde Bollen. (Identificatie door Marieke Neven).
Het station van Ordingen, gebouwd omstreeks 1879. Het perron naar Zepperen toe (foto Jos Neven, Brustem).

Kaarten (zie gedrukte versie)
Krijsgevangenschap en dwangarbeid in Duitsland.

_________________________________________________________

5. Westvlamingen op de vlucht
In de zomer van ’17 werd een groot Engels offensief verwacht om de Duitsers voor Ieper weg te drijven. De inwoners van de streek, waaronder ook Wervik op een twaalftal kilometer van Ieper, werden daarom ge‘vacueerd. Op zaterdagavond 7 juli ’17 (1) kwamen in Sint-Truiden vluchtelingen uit de Westvlaamse frontstreek aan per trein. Ze werden ondermeer ook in ons dorp ondergebracht. Later volgden nog anderen die in de meest ellendige omstandigheden hun toevlucht zochten in Nederland. Schrijnwerker Alfons Schoofs kreeg van het gemeentebestuur opdracht om 32 ledikanten te maken en een doodskist voor de 56-jarige vluchteling August Krombeel of Crombez van Vladslo. Henri Velle, eveneens een vluchteling uit Vladsloo werd op bevel van de Duitse overheid van 12 juni ’18 tot het einde van de oorlog betaald als bareelwachter aan het station te Ordingen. Deze vluchtelingen waren na enige tijd niet goed gezien bij onze bevolking. Men verweet deze ontheemden zedenverwildering door danspartijen. Een anecdote : toen Domien Nijs peren plukte in een weide bij de Dikke Linde, wees hij een meisje vriendelijk een ladder aan waarmee ze een peer kon plukken. De vluchtelinge Selma antwoordde in het hier vreemd klinkend dialect uit de Vlaanders : Gij wilt zeker mijn roze zien ! (2). Vooral de parochiepriester bekloeg zich later in zijn rapport voor het bisdom over het zedelijk en godsdienstig verval. Over de Duitse soldaten, meestal protestantse Pruissen en soms Beiersen, waarvan er slechts enkelen onze kerk bezochten zei hij : Ofschoon de meeste menschen hen verachtten, hadden zij na zekeren tijd toch sommige vrienden van beiderlei geslacht. Zij kwamen in sommigen huizen en gaven daar schandalen van vraatzucht, dronkenschap en de verdierlijkste zedeloosheid. De posten, die zij bezetten, werden publieke plaatsen van ontucht.
Bij de andere oorzaken vermeldde hij de aankomst in ’17 van grootendeels het uitschot der inwoners van Meenen en Wervicq en in 1918 van meestal onverschillige vrouwen van de Fransche dorpen rond Kamerrijk. August Vermote en Philomena Plaet van Beerst verbleven in Zepperen al naar verluidt sinds einde ’16. Ook de namen bleven bewaard (3) van de in Zepperen gestorven bejaarde Leonard Deremaux en zijn vrouw Maria Louisa Devos, kuiper Cyriel Vanblaere van Diksmuide, bleker Henri-Louis Knockaert uit Menen en echtgenote Maria Dobbels, smid Louis Degrijze uit Wervik, handarbeider Charles Jonckheere uit Vladslo en vrouw Irma Seys, Hippolyte Vanhille van Beerst en vrouw Hermine Roeland, fabriekswerker Daniel Edmond Degrijze van Wervik en vrouw Madeleine Philomène Sarrasin en fabriekswerker Charles Louis Hauw uit Menen met vrouw Marie-Louise Mollez. Bij Lea Nijs stond Hilda, een struis meisje, altijd aan het hek te kijken naar voorbijgangers (4). Louis Degrijze uit Wervik was edelsmid en maakte ringen. Het gezin met moeder Margriet en kinderen Julia, Agnes, Liesbetje, Daniël en Paul werd ondergebracht in de herberg Leemans. Frans Leemans (5) was kleermaker, cafébaas en winkelier. Door de oorlogsomstandigheden en de oprichting van het Comiteit was de winkelruimte daar zonder gebruik. Voor deze vluchtelingen was de schaarste nog groter, zodat ze nogal wat gingen “bijhalen” en de koppen van de tarwe snijden. De boeren protesteerden natuurlijk, maar zij moesten de mensen niet in huis nemen. Op de Roosbeek in het oud huis Knuts-Goffings verbleven ook vluchtelingen. Ze gingen met Zepperenaren op de vuist omdat ze appels hadden geplukt. Op een keer groeven de De Grijze’s een varken terug op dat was bezweken aan het Sint-Rochusvuur. Moeder Leemans moest ze dwingen het vlees verscheidene keren te koken. Op een andere keer schoot pa Leemans een vette hond, een kippendief, dood. Het beest werd geslacht door de familie Degrijze en opgegeten. Twee stukjes die de Leemansen kregen werden vlug aan de hond gegeven, maar zelfs die wou er niet van weten. Zoon Dani‘l Degrijze trouwde en ging enkele huizen verder wonen. Getrouwden moesten hun eigen boontjes doppen. Toen de ouders drie dagen naar Wervik gingen om te kijken wat er nog recht stond na de oorlogsverwoesting sloten ze de vlaai dan ook op in een kist. De vlaai was natuurlijk beschimmeld bij hun terugkomst. Deze mensen hadden alles verloren en kregen bij hun terugkeer naar de Vlaanders beddegoed en ander gerief met de trein mee. Later stuurde kopersmid Degrijze als dank geelkoperen obushulzen als bloemenvazen af naar de familie Leemans (6).
_____________________________________________________________
Noten
(1) A. SWENNEN, De Duitschers in Limburg. Uit de oorlogsjaren 1914-1918, Sint-Truiden, 2de uitgave, Patria : 1921, p. 68.
(2) Mededeling Maurice Vaes.
(3) SINT-TRUIDEN, Burgerlijke Stand Zepperen, Geboorten-Huwelijken-Overlijdens; ZEPPEREN, Gemeentearchief, Lijst van steuntrekkers familieleden militairen aan het front 1918. Bij deze namen horen ook de hier in Zepperen gestorven vluchtelingenkindjes Odilius Jonckheere (4 jaar), Joseph Angle Mathieu Polfliet (10 maanden oud, in december 1915 al in Zepperen), Madeleine Marguerite Knockaert (4 maanden). Anderzijds werden in 1918 en 1919 drie vluchtelingenmeisjes in Zepperen geboren : Marie Emmerence Vanhille, Elza Elisabeth Degrijze en Elisabeth Marie Hauw. Ook de families Claus-Decuypere, Matten-Ghesquière, Thio-Vercruysse, fabriekswerker Gustave Carbonnel, fabriekswerker Augustin Fieu, vlaswerker August Vanheule-Rosé, die in 1918 steun kregen voor een militair in dienst, behoren tot de vluchtelingen.
(4) Maria Lea Isabella Nijs (°Z. 06.07.1888) woonde vanaf 1916 met haar moeder Anna Maria Jamotte in het vroegere herenhuis Bellefroid aan de Poel. Zij huwde op 03.07.1918 met Henri Paesmans, die van 1922 tot 1933 burgemeester was.
(5) Frans Joseph Leemans (°Z. 15.09.1877) was gehuwd met een Leemans van Brustem. Dicht bij de kruising van de Stokstraat en de Stippelstraat woonden nog kleermaker Isidoor Lambert Leemans-Hechtermans (°Z. 09.03.84) en rademaker Jan Joseph Leemans-Botti (°Z. 09.10.70).
(6) Mededeling Sofie Leemans.

___________________________________________________________

6. Wapenstilstand
De frontlijn was op 11 november ’18 al opgeschoven tot de lijn Gent-Bergen-Sedan-Verdun. De gedemoraliseerde Duitse troepen, waarvan de bevelhebbers naar verluidt reeds enkele dagen ervoor waren gevlucht, trokken in vier dagen door ons dorp bij hun terugtocht. Ze zagen er haveloos uit. Bij Guillaume Neven op d’Eygen werd door hen een koe geslacht en rauw door de vleesmolen gehaald. Ze werden zelf bestolen waar kon. Uit een schuur bij Leemans op d’Eigen werden drie van hun paarden weggehaald. Henri America, toen amper zes jaar, herinnert zich nog hoe de wagons met militair matereel in Kortenbos op het spoor bleven staan en hoe alles wat bruikbaar was door de mensen werd weggehaald : riemen, kleding, prikkeldraad en zelfs vuurpijlen en speciale revolvers.
De eerste Belgen die van het front terugkeerden kwamen langs de Driesstraat en werden toegejuicht. Het waren maar enkele verlofgangers (1). De jongens van de gemeenteschool trachtten een soldatenmutsje met floche vast te krijgen en paradeerden ermee naar school. Bij de Paters werd in de kapel een Te Deum gezongen op de avond van 11 november. De volgende maanden gingen de leerlingen regelmatig kijken in Sint-Truiden naar doortochten van Belgische en Franse soldaten. Op een regendag eind november werd tevergeefs op de aangekondigde doortocht van Koning Albert gewacht. Vooral de bezoeken en verhalen van de paters-soldaten aan hun klooster kenden succes. Op maandagnamiddag 3 maart ’19 konden de leerlingen genieten van een historische stoet met taferelen uit de invasie en de gruwelen van de Boches. Vooral met Keizer Willem II werd de spot gedreven. Bij de apotheose verscheen de vrede in een gedaante van een meisje met lauwerkrans en ook het koningshuis ontbrak niet bij de personages (2).
In september ’20 werd een huldemonument aan acht Zepperse helden op het kerkhof geplaatst langs het pad van de pastorie naar de kerk (3). Op 25 maart ’22 werd een Lourdesgrot in het park van het Alumnaat ingewijd als dank voor het behoud.
Enige tijd na de Wapenstilstand hield de 19-jarige Urbain Jammaers een rede bij de jaarlijkse herdenking van de herbegraving van de Gidsen op het kerkhof van Zepperen. …De vijand vlucht in volle schande naar zijn roovershol, ons land en zelfs de gansche wereld ademen weer vrij, en zijn voor eeuwig aan de klauwen van de bloedgierige Barbaren ontsnapt…
De Belgische 4de en 5de Divisie trokken ondermeer via Sint-Truiden en Luik als bezettingskorps naar het Duitse Rijnland, waar ze op 2 december aankwamen. Bij de aftocht van het Duitse leger en ook in de bezettingszone gebeurden her en der nog schermutselingen. Een Zeppers soldaat maakte mee hoe in Kortrijk gevuurd werd vanuit het keldervenster van een kasteel. Na het gooien van een granaat vond men een jonge Duitser vastgekluisterd aan zijn machinegeweer. In Leuven werd een sluipschutter uit een keldervenster gehaald en standrechtelijk doodgeschoten. Op zijn graf liet men een fles achter met daarin een briefje met uitleg. Drank en voedsel aangeboden door de Duitse burgers in de bezettingszone werden met het nodig wantrouwen behandeld.

Noten
(1) Mededeling meester Henri Bollen.
(2) Sint-Aloysiusinstituut, archief : boeken met leerlingactiviten 1914-1918. Mededeling Pater Clemens Wintmolders.
(3) Monument Heldenhulde 1914 1918 met kruis, leeuw, Belgische vlag en de namen van de acht gesneuvelden, door meester steenkapper J. Feront van Sint-Truiden, op het oud kerkhof van Zepperen. Het werd betaald door de inwoners van Zepperen (1.371 fr.) en geplaatst op kosten van de gemeente in september 1920. Het draagt de namen van François Wanten, Jean Renaerts, Ernest Leunen, Jozef Buntinx, Hubert Leemans, Laurens Marika, Henri Schoofs en Emiel Vanbergen en de vermeldingen Aan onze dapperen die vielen voor ’t Vaderland, Heldenhulde 1914 1918, geplaatst door de inwoners der gemeente Zepperen.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Monument voor gesneuvelden 1914-1918, kerkhof Zepperen.

____________________________________________________

*
* *

 

De Tweede Wereldoorlog 1940-1945
10 mei 1940 – 7 mei 1945: de strijd tussen de totalitaire Asmogendheden Duitsland, ltalië en Japan met hun satellietstaten tegen de democratische geallieerde mogendheden Polen, Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland, België…. later uitgebreid met de Sovjetunie, de Verenigde Staten en China. Na de opmars van de Asmogendheden keerde het tij in 1942 en moesten deze zich geleidelijk terugtrekken. Midden 1945 gaven ze zich over.

1. Het interbellum
Tussen de twee wereldoorlogen herstelde België zich moeizaam maar zeker van de zware verwoestingen uit de gevechtsperiode. De economische op- en neergangen volgden mekaar op. De frank stond onder druk. De wereldcrisis van ’31 veroorzaakte ook hier werkloosheid en vereiste een ingrijpen van de overheid door ondermeer sociale wetten. Het algemeen enkelvoudig stemrecht in 1919 leidde tot zwakke coalitieregeringen. De katholieke partij leed het meest onder de opkomende Vlaams-Nationale en Rexistische groepen. Deze nieuwe partijen keken op naar de Italiaanse fascisten en de Duitse nationaal-socialisten. Hun politieke succes was van korte duur. De vernederlandsing in onderwijs, administratie en leger kwam op gang. Op militair gebied sloot Belgi‘ in ’20 een sterk bekritiseerd geheim akkoord met Frankrijk en deed mee met de bezetting van het Duitse Ruhrgebied. Tussen ’25 en ’36 was het land opgenomen in het Locarnoverdrag tussen meerdere landen, maar daarna keerde het terug naar de neutraliteit.
In Zepperen wogen na de dood van Frans Coart in 1882 vooral burgemeesters uit het gehucht d’Eygen zoals Louis Minsen, Ernest Jammaers, Henri Paesmans en Jos Claes op het bestuur van de gemeente (1). In ’33 verving de 39-jarige liberaal Claes burgemeester Paesmans. Toen werd voor het eerst ook een socialist, mijnwerker Jozef Knapen, gemeenteraadslid. Na de verkiezingen van 16 oktober ’38 leverde de lijst van onafhankelijken of liberalen ook weer dezelfde burgemeester. Zijn verkozen partijgenoten waren Valre Hayen, eerste schepen, Raymond Renaerts, tweede schepen, Alfons Dani‘ls en Emile Broen. De katholieke lijst kreeg Henri Paesmans, overleden in ’39 en vervangen door René Dupont, Jules Vanvuchelen, Victor Renaerts en Armand Knuts in de raad. Het optreden van de nieuwe orde-partijen bleef beperkt tot enkele VNV-meetings in een herberg op Dekken. Na de oorlog in ’46 wonnen de katholieken en hun in CVP herdoopte partij de strijd met molenaar en fruithandelaar Guillaume Vanschoenwinkel van Wellen. Landbouwer Armand Knuts en Henri Duchamps van de Boerenbond werden beiden schepen (2). De geestelijke overheid bestond uit Theodoor Reyners, pastoor te Zepperen tussen 1919 en 1946. Hij werd bijgestaan door kapelaan Thijssen vanaf 1938. Die werd eind oktober ’44 vervangen door kapelaan Proesmans en eind augustus ’47 door kapelaan Lismont (3). Het inwonersaantal steeg van 1.718 in ’21 tot 2.069 in ’39. De betonnen staatsbaan van het kerkplein naar Kortenbos door Dorp, Eynestraat, Dekken en d’Eygen werd in september ’36 ingehuldigd met een groot volksfeest.
Tot de crisis in het begin van de jaren dertig kende het hoogstamfruit een grote uitbreiding. Het telefoonboek van ’33 telde volgende aansluitingen : het Sint-Aloysiusalumnaat, betonwerken Baldewijns, het Boerenbondmagazijn, secretaris Jos Bonneux, de winkel-herberg A. Coopmans, de fruithandel Weduwe August Gilissen-Thewis, Camille Hayen, de bierhandel Octave Hayen, landbouwer Xavier Hayen, Interelectra Landeloos, Leon Jadoul Begarde, de fruithandel Romain Raets, Frans Serdons-Bonneux, de fruithandel Willem Vanhaecht, gemeenteontvanger August Vanoirbeek en de graanhandel Guillaume Vanschoenwinkel. Autovoertuigen waren er op het einde van de jaren dertig in de gemeente Zepperen nauwelijks : enkel een Ford AA, bouwjaar 1932, van Henri Paesmans, verkocht in 1937, een Delahaye-vrachtwagen voor bouwmaterialenvervoer van Julien Baldewijns in de Dekkenstraat en een Ford AA-camion van fruithandelaar August Poelmans in de d’Oyestraat.
Een moderne, ruime school met onderwijzerswoning-gemeentehuis kwam in ’29 klaar in het geografische midden van de gemeente. Onderwijzers waren schoolhoofd Jozef Schoofs, in dienst sinds 1913 en schoolhoofd vanaf ’29, François Mommen, in dienst sinds ’26, Basile Schoenaerts sinds ’33 en Roger Vandenbosch sinds ’37. Onderwijzer Henri Jammaers werd in ’29 vervangen door Firmin Neven, zoon van het vroegere schoolhoofd Arnold. Richard Dupont, onderwijzer vanaf ’29 stierf in ’35 (4). In ’33 waren er 154 jongens verdeeld over vier klassen. Op het Dekken werd in september ’39 een wijkschooltje van de zus-tersschool ingehuldigd met een lagere klas en een bewaarschool. Het alumnaat van de Paters werd in 1929 een apostolische school en bereidde rechtstreeks op de assumptionistencongregatie voor. In 1936 waren er 106 leerlingen. Onder overste Hendrik van Aken werden in dat jaar de 18de-eeuwse vleugels van het Sint-Aloysiusinstituut dan ook grondig verbouwd (5) .

Noten
(1) Over Zepperen zie : Zepperen. Kapitteldorp, Sint-Genovevakerk en laatgotische muurschilderingen, Remacluskring, Zepperen, 1993, p. 7-65. ZEPPEREN, Oud-Gemeentehuis, Gemeentelijk archief. SINT-TRUIDEN, Stedelijk archief, Gemeenteraadsverslagen 1927-1963. Joseph (Christiaan) Claes (°Z. 24.06.1894 – 20.04.56) was handelaar in kolen, fruit en meststoffen en huwde in ’39 met herbergierster Clemence Baldewijns (°Borgloon 1907), weduwe van Octave Hayen (1895-1939) en moeder van Maurice Hayen (1923-1961).
(2) Guillaume Vanschoenwinkel woonde bij het Kerkplein-Driesstraat (°Wellen 07.04.06, gehuwd met Neven). Armand (Arnold) Knuts was van de IJzerenkruisstraat (°Z. 22.04.1891, in ’38 gehuwd met Coart) en Henri (Louis) Duchamps van de Kogelstraat. Deze laatste was zaakvoerder van de Boerenbond gedurende de oorlog (Z. 25.01.04 – Z. 26.08.65, in ’30 gehuwd met Kellers).
(3) Theodoor Reyners (°Bocholt 29.06.1873); Pierre Joseph Antoine Thijssen (°Bilzen 10.01.08); Jean Theodore Proesmans (°Borgloon 21.11.01); Marcel (Joseph Maurice) Lismont (°Mielen-boven-Aalst 08.08.20).
(4) Arnold (Jozef) Neven (°Z. 30.07.1873 – 18.01.1947); (Johan) Jozef Schoofs (°Z. 17.05.1891 – ST. 23.02.1976); Henri Jammaers (°Z. 24.02.1898 – ST. 13.12.1973); Franois Mommen (°ST. 29.05.1898 – 10.05.1975); Richard Dupont (°Z. 12.05.1904 – 25.10.35); Firmin Neven (°Z. 26.04.1908 – ST. 13.05.1985); Basile Schoenaerts (°Z. 06.03.1913); Roger (Jozef Louis) Vandenbosch (°Z. 24.1.17).
(5) H. VAN AKEN, L’Alumnat St-Louis Zepperen. Son histoire depuis sa fondation en France jusqu’a nos jours, in : L’Alumniste, jg. 16, nr. 82, dec. 1936-jan. 1937, p. 266-331.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Veldwachter of ‘Booi’ Lambert Knapen met burgemeester Jos Claes.
Gemeentesecretaris Jos Bonneux.
Molenaar Guillaume Vanschoenwinkel wordt ingehaald als burgemeester in 1946. Schepen Armand Knuts voert het woord aan de microfoon bij de gemeenteschool. Rechts naast Lom zit Henri Duchamps, links van hem Theofiel Vanvuchelen. Jozef Massoels kijkt boven het hek uit.
De nieuwe gemeenteschool omstreeks 1930.
Op deze trouwfoto van Jozef Adolf Hayen (°Z. 11.02.1908) en zijn bruid Sophia Maria Leemans (°Z. 05.05.1910), genomen door Rietjens van Sint-Truiden op 31 juli 1935, staan heelwat dorpsgenoten die een rol speelden tussen de twee oorlogen. Op het tweedaagse bruiloftsfeest waren 125 man genodigd. Op de foto staat slechts een goede helft ervan, die op de eerste dag verscheen. De spijskaart stond getiteld Ziehier de gidse voor de mage . Het feestrumoer werd tot in Beurs gehoord.
1.Jozef Hayen, bruidegom; 2.Sofie Leemans, bruid; 3.Frans Leemans, vader van de bruid; 4.Trinette “Net” Leemans, moeder; 5.Bertus Thijs, vader van Arthur; 6.Mandus Duchateau, Gippershoven; 7.Marie Leemans, Stok; 8.Armand Knapen, Stok; 9.Marie Leemans, van Marc Hayen; 10.Jozef Bonneux, gemeentesecretaris; 11.Trina Leemans, tegenover Roosbeekstraat; 12.Mina Driesmans, Loereburg; 13.Hubert Leemans, Stok; 14.Henri Leemans, Stok; 15.Leonie Petitberghien, vrouw van 13.; 16.Clem Leemans, zaal Oud Brussel; 17.knecht van Guillaume Claes; 18.Trien Bex, stiefmoeder van moeder Leemans; 19.Jos Claes, burgemeester; 21.Felix Vanbergen; 22.Wanneke Leemans, vrouw van Guillaume “vanne Scheipes”, Roosbeek; 23.Jef Leemans; 24.Rachelle Hayen, dochter van Marc Hayen; 25.Henri Leemans, de latere griffier; 26.Julienne Nijs, dochter van Henri Nijs; 27.Evarist Leemans, rijkswachter; 28.Jetje Hayen, huwde later met Franqois Hechtermans; 29.Arthur Coart, Kortenbos; 30.Remi Hayen, zoon “vanne Scheipes”, onderwijzer; 31.Theresa Jammaers, vrouw van Val6re Hayen; 32.Mathilde Leemans, vrouw van hoedenmaker Henri Neven; 33.Toussaint Berton, Roosbeek; 34.Mina “van Toussaint”; 35.Jozef Schools, onderwijzer; 36.Marie Leemans, Loereburg, moeder van 27.; 37.Octave Hayen, Nachtegaal; 38.Clemente Baldewijns, vrouw van 37.; 39.Julie van Brussel, vrouw van Fons, Loereburg; 40.zoontje Berton; 41.Hubert Leemans, Dekken, man van 59.; 42.Fons Leemans, man van 39.; 43.Henri Neven, hoedemaker; 44.Irma Ruysen, vrouw van Clem; 45.Evarist Leemans, “va Kloenk”; 46.Christine Priemen, vrouw van 45.; 47.Jef Leemans, Stok; 48.Maria Dehaes, vrouw van 47.; 49.Stin Vanmechelen, vrouw van Filleke “va Kloenk”; 50.Fons Leemans, “Pake”; 51.Jetje Vanmechelen, vrouw van Henri Leemans; 52.Henri Nijs, man van Trinette Leemans; 53.Ernest Hayen, “van Taaf”; 54.Mina Vanoirbeek, “va Pake”; 55.Fernanda Steemans, eerste vrouw van 35.; 56.Frans Mommen, onderwijzer; 57.Frans van Gerreweg, Ulbeek, man van 58.; 58.Virginie Leemans; 59.Mieke Hechtermans, “vanne Smeid”, vrouw van 41.: 60.Henrieke Berton, bruidsjongen.

__________________________________________________________

2. De overrompeling na het lange wachten

Internationale spanning
Duitsland kwam verzwakt en in chaos uit de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 1933 kwam het land onder nationaal-socialistische dictatuur. Führer Adolf Hitler spiegelde zijn volksgenoten een duizendjarig Derde Duits Rijk voor. Hij streefde naar raszuivering en gebiedsuitbreiding om de levensruimte te vergroten. Door de zwakke reacties van de geallieerden kon het Duitse leger in stilte terug op sterkte komen en weerwraak koesteren voor de vernederende wapenstilstand in Versailles na de Eerste Wereldoorlog. De internationale spanning steeg.
Van 27 september tot 2 oktober 1938 werd het Belgische leger op versterkte vredesvoet gebracht tijdens de Tsjecho-Slovaakse crisis, toen Sudetenland bij Duitsland werd ingelijfd. Rantsoenkaarten werden verdeeld. Bij de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 volgden de vier eerste fasen van een massale Belgische mobilisatie. Meer dan acht maanden werd in spanning afgewacht. Na het neerkomen van een Duits vliegtuig met invasieplannen in Vucht op 10 januari ’40 werd er van 14 tot 23 januari algemeen alarm gegeven. 8% van de bevolking of 610.000 man van de klassen ’26 tot ’39 kwam onder de wapens. Het moreel en de waakzaamheid van de soldaten leden onder die lange, winterse periode van immobilisme.
De meeste gemobiliseerde dorpsgenoten lagen met het 11de Linie achter het Albertkanaal in de streek van Munsterbilzen. Korporaal Jozef Knuts (1) schreef op 20 april ’40 vanuit Munsterbilzen aan zijn ouders : Vandaag toen we op oefening waren, toen kwamen er twee Duitsch vliegers hier over Bilzen en er stegen seffens drie Belgische toestellen op en die begonnen hier over Bilzen op elkaar te schieten, en dat was niet gelachen hoor, want waar wij zaten daar vloog juist op 100 m. van ons af een obus door de boomen… Jozef bracht het er gelukkig goed vanaf en liep op 25 mei slechts een schotwonde op aan de linkerringvinger. Hij kon een gewonde overste in veiligheid brengen. Horlogemaker Eduard Hendrix (2) gaf op 16 oktober ’40 een vreemd geval van oorlogsschade aan : toen hij terug uit verlof kwam op 9 mei te middernacht had hij in zijn blauwe soldatenzak herstelde uurwerken van zijn makkers en gereedschap bij, voor méér dan drieduizend frank. Bij het alarm om één uur werden de zakken op een vrachtwagen geladen en Eduard zag ze nooit meer weer. Marcel Thijs en Jozef America waren getuigen.
In Zepperen was het intussen een komen en gaan van Belgische achterhoede-eenheden, meestal troepen voor vrachtwagentransport. Sommige Belgische soldaten, Walen met witte “flochen”, hadden in Zepperen niet zo’n beste reputatie. Ze deden naar verluidt hun behoefte op straat voor de school op het kerkplein. Al in oktober ’38 dankte kapitein-commandant Vandenbulcre van het 3de Transportkorps de gemeente voor haar gastvrijheid. In september ’39 lagen in Zepperen vrachtwagenpelotons voor de munitiebevoorrading van de 4de Infanteriedivisie (3). De 37-jarige soldaat Emile Gérard van Grivegnée van het 2de Peloton Automobile Munitions d’Infanterie stierf op 1 september ’39 om twee uur ’s middags bij het kerkplein. Van begin november tot half februari logeerde bij Henri Vandenbosch een peloton van het Medisch vervoer van de 2de Cavaleriedivisie (4) Het bureau van kapitein-geneesheer Manniete was bij Jammaers in dezelfde straat gevestigd. Tijdens de eerste helft van december lag de Eynestraat vol soldaten van de bevoorradingsvrachtwagens van het Vervoerkorps van de 2de Cavaleriedivisie (5). Kapitein Dumont de Chassart en luitenant Doucet waren ingekwartierd bij Vanvuchelen en de twee onderluitenanten bij Florent Jammaers en Lambert Vanoirbeek op de Eynestraat. In de zalen van Clem en Coopmans lagen telkens 46 manschappen en in de gemeenteschool 21. Het alumnaat bekloeg zich in februari erover dat zieke soldaten van de 18de Infanteriedivisie onvoorzien werden ondergebracht in de schoollokalen (6). De bevoorradingsvrachtwagens van deze divisie stonden hier tussen begin januari en half februari opgesteld (7). In maart ’40 wordt de 1ste groep van het 6de artillerieregiment in Zepperen vermeld. Van half april tot bij het uitbreken van de oorlog lag een bevoorradingspeloton van het Vervoerskorps van de 1ste Infanteriedivisie in de scholen en bij particulieren (8). De officieren verbleven aan de Poel bij Vanvuchelen en Paesmans. De kleine Frans Appeltans brak op 16 april zijn been onder een hekvleugel, die door de militairen was stuk gereden en tegen een muur op de speelplaats gezet. Een dorpsgenoot vroeg eind juli ’40 schadevergoeding voor het verblijf van vijf Belgische soldaten tussen begin februari tot elf mei in zijn huis in de Kleindekkenstraat. Het huis was pas twee jaar voordien gebouwd en vooral behang, marmeren plinten, deurvenster en vloer waren beschadigd. Een oud houten bouwsel werd opgestookt in de kachel (9).

De hel breekt los…
Hitler opende zijn offensief Fall Gelb tegen de Lage Landen om half vijf ’s morgens op vrijdag 10 mei met een luchtaanval. In Zepperen zag men de stille, klare lucht in oostelijke richting gevuld met vliegtuigen en parachutes. Aanvankelijk dacht men nog aan grote oefeningen. Ook hier vielen als afleidingsmaneuver enkele parachutepoppen van zakkenstof en zagemeel. Driemotorige Junker 52 transportvliegtuigen vlogen vanuit de richting Hoepertingen over de Paters en gooiden valschermen uit. De Belgische soldaten, die in de toneelzaal van Armandus Coopmans waren gelegerd, liepen ongewapend het veld in en brachten poppen mee.
Het Belgisch alarm werd om 1 uur gegeven en de laatste mobilisatiefase werd meteen van kracht. De gemeentesecretaris had 28 oproepingsbrieven uitgedeeld die hij om drie uur ’s morgens ontving. Vanaf vrijdagnamiddag was er geen stroom meer, dus ook geen radio. Zaterdag was alle verbinding met de overheid buiten het dorp afgebroken. Berichten over de vijand in Wellen, Kortessem, Borgloon en Hoepertingen werden gelogenstraft door de terugtrekkende Belgische artillerie (10). Alarmerende tekens waren echter de grote stroom vluchtelingen die op zaterdag vanuit de streek rond Tongeren en Bilzen kwamen en de bommen die nabij het IJzeren Kruis vielen. Bij de bombardementen aan het Albertkanaal te Veldwezelt en Vroenhoven waren een 75-tal burgerslachtoffers gevallen. De bombardementen op Brustem en Sint-Truiden op 10 en 11 mei ’40 werden ook hier opgemerkt.
De operatie Sichelschnitt sneed door een snelle doorbraak met pantsers in het zuiden een groot deel van de geallieerde legers in België af van Frankrijk. Onze gewesten werden aangevallen door legergroep B onder leiding van Von Bock. In de streek ten oosten van Sint-Truiden stonden infanteriedivisies van het 1ste Belgische Legerkorps opgesteld aan de dekkingstelling bij het Albertkanaal : de 1ste rond Hasselt met hoofdkwartier in Wimmertingen, de 4de met hoofdkwartier in Aldenbiezen en de 7de meer zuidelijk. Het korpshoofdkwartier lag in Tongeren. (11)
Vrijdag 10 mei ’40 begon de aanval van het Duitse VIde leger onder leiding van generaal-overste Walter Von Reichenau en zijn adjunct Paulus, later bekend van Stalingrad. De drie normale legerkorpsen waren versterkt met het 16de Pantserkorps onder bevel van Hoeppner. Generaal Steuer leidde daarin de 3de en 4de Panzer-Division. Deze moesten de Frans-Britse troepen door hun geveinsde hoofdaanval weglokken van de eigenlijke doorbraak meer zuidelijk in de Ardennen.
Het 4de Armeekorps van dit VIde leger moest zo snel mogelijk de Maas oversteken in de sector Aken-Venlo en de Belgische grensbeveiliging doorbreken. Dat gebeurde al om 4u35. Na de verrassende inname van fort Eben-Emael en de bruggen van Maastricht, Vroenhoven en Veldwezelt, bereikten de Duitse troepen Tongeren op de middag van zaterdag 11 mei. De Duitsers hadden onze 7de divisie uiteengeslagen en hergroepeerden zich. Hun verkenningstroepen stieten op Belgische cavalerie op motors en in pantserauto’s, op Belgische wielrijders en op het 12de Franse kurassiers in pantserwagens. Deze laatsten waren ten zuiden van Sint-Truiden uitgerukt als verkenners voor het Cavaleriekorps van generaal Prioux, dat de opstelling van het 1ste Franse Leger onder generaal Blanchard op de KW-Linie (12) beschermde. Aan Duitse zijde werd het 4de pantser gedekt door het 22ste Fuseliers ten noorden van Koninksem op de weg naar Sint-Truiden. Het korps had Overrepen al bereikt om kwart over negen ’s morgens 11 mei. In de namiddag voerden twee tankbataljons van het 35ste en het 36ste Panzerregiment van daar een raid uit op Wellen en Borgloon. Toch keerden ze terug : hun opdracht lag meer zuidelijker waar de Fransen zaten. Hoeppner zag af van een zegetocht van Sint-Truiden naar Brussel en sloeg af in de richting Hannuit-Gembloers-Nijvel om de Franse troepen ten noorden van Samber en Maas te verrassen. Het “gat” van Gembloers, een sector tussen de verdedigingslinies van Dijle en Maas, was door het open terrein bijzonder geschikt voor een tankaanval. Op de avond van de 11de mei kwam het aan het kruispunt van de Luikersteenweg in Oreye tot een treffen tussen het 12de Kurassiers en de 5de compagnie van de Duitse pantsers. Het Belgische IIIde Legerkorps met hoofdkwartier in de Luikse Citadel trok zich vanaf negen uur ’s avonds terug vanaf de lijn Sint-Truiden-Luik.

Een hele divisie door ons dorp
Sint-Truiden werd door de oprukkende Duitsers bereikt in de namiddag van 12 mei. Op die Pinksterzondag, kwart voor elf, reden de twee eerste Duitse motorrijders door het dorp in de richting van Ordingen. Zij kwamen langs de Bergstraat vanuit Wellen. Iemand herinnert zich nog de landkaarten opgevouwen achter hun riem. Eén van deze verkenners werd aan het kruispunt met de Tongerse steenweg te Ordingen gedood door Franse kogels. Jozef Leemans en Jan Peeters zagen het gebeuren. Zij waren gaan kijken bij het vliegveld van Brustem waar het huis van een familielid zwaar was gebombardeerd. De Duitser viel langzaam omver met zijn motor en kwam tegen een haag terecht aan de winning Deplet. Hij werd waarschijnlijk het slachtoffer van een vierwielige Panhard 178 met mitrailleur van het 12de regiment Kurassiers, een verkennerseenheid van de Franse 3de lichte gemechaniseerde divisie. Het verkenningsdetachement Detachement Mechanisée de Découverte Noord onder leiding van kapitein Renoult opereerde de nacht ervoor vanuit Sint-Truiden. Een tiental gemotoriseerde Franse soldaten werden op Pinkstervoormiddag nog op het kerkplein gezien. Ze keerden na een uurtje terug in de richting van Sint-Truiden (13).
Achter de Duitse motorrijders kwamen open vrachtwagens met manschappen en daarna de infanteristen met hun beslagen laarzen. A Mädchen, wir haben ihnen ! zou er plagend geroepen zijn. Sommige Zepperenaren juichten eerst omdat ze dachten dat het Hollandse of Franse soldaten waren ! De alsmaar talrijker en zwaarder geladen troepen kwamen in twee rijen vanuit de Bergstraat en reden het fietspad kapot. De hele Beierse 7de Divisie, één van de veertien infanteriedivisies van het Duitse Zesde Leger, moest door Zepperen trekken. Vanuit TŸddern waren de ongeveer 16.000 manschappen langs het Nederlands-Limburgse Sittard naar Maasmechelen, As en Genk gemarcheerd (14). Bij het Albertkanaal was er enige tegenstand van de Belgische 4de Divisie maar over een genie-brug ging het haastig verder langs Diepenbeek, Crijt, Kortessem, Vrolingen, Wellen, Ulbeek, Gippershoven, Zepperen. De voertuigen van de voorste pelotons moesten aan het Albertkanaal achtergelaten worden. Deze troepen hadden hun marsdoel pas om half drie de vorige nacht bereikt en waren erg vermoeid. Ze sloegen dan ook alle mogelijke vervoermiddelen aan. Hun avondrapport vermeldt : Zur fortbewegung der Munition und der Gerats wurden durch die Truppe landesübliche Fahrzeuge, Kraftfahrzeuge, Schubkarren usw. verwendet.
De voorhoede Schmidtgen, die het contact met de terugtrekkende tegenstander moest bewaren, was uitgerust met antitank- en luchtafweergeschut. Daarachter volgden de bataljons I en II van het 61ste regiment. Zij bereikten Ordingen en Brustem om vijf uur in de namiddag. Ook het verlaten en deels stukgebombardeerd kasteel van Ordingen werd als kwartier gebruikt. Achter het volledige 62ste regiment, dat in Wellen-Kukkelberg moest overnachten, volgde nog het bataljon III van het 61ste met de regimentsstaf. Ze kwamen twee uur later in Brustem aan. Om elf uur werd warm gegeten (15). In Zepperen en Gippershoven overnachtte het 19de regiment en in Gippershoven zelf werd vanaf vijf uur ’s morgens een verzamelplaats voor zieke paarden gepland. Het divisiecommando was al om acht uur ’s avonds van Genk naar Wellen opgeschoven. Deze Duitsers ondervonden pas de dag erop ernstige tegenstand van de gemotoriseerde Belgische 3de Lansiers en Franse Dragonders met mitrailleurswagens ten zuiden van Tienen. Aan de Gete bij het vliegveld van Goetsenhoven werd hevig gevochten. De verdere opmars leidde deze divisie langs Waver en Edingen tot in Komen bij de Belgische capitulatie op 28 mei (16). Op zondag 12 mei braken de Duitsers ook in het noorden door het Albertkanaal in Kwaadmechelen en de Linieregimenten trokken zich terug of werden gevangen genomen. Het 1ste Legerkorps hergroepeert te Vilvoorde. In de morgen van de 13de hadden de Duitsers Hannuit al bereikt. Met de Franse tanks vocht het 16de Pantserkorps in het Haspengouwse een tankslag uit in Haspengouw tot in de nacht van de 13de op de 14de mei.

Duits bezoek
Slechts enkele inwoners dachten aan vluchten. Het had immers weinig zin door de snelle opmars van de vijand. Zondagmiddag of -avond hoorde men geratel vanop de Tongerse Steenweg, richting Rijkel. Maandagmorgen rond vijf uur, begon de inkwartiering voor ongeveer een week. De Duitsers eisten hooi voor hun paarden, maar gedroegen zich correct. Er was geen openlijke vijandschap vanwege de angstige dorpsgenoten. Integendeel : een later vurige vaderlander begroette de eerste Duitsers vanop zijn dorpel met gestrekte arm. Het tijdelijk hoofdkwartier was in het oude gemeentehuis bij de familie Vaes. De officieren overnachtten in de herenhoeve Gilissen en gedroegen zich beleefd. Eén van hen vertelde bij Neesen dat hij voor het uitbreken van de oorlog docent Duits was geweest in Parijs. De manschappen werden ingekwartierd bij de burgers, in de parochiezaal of in de gemeenteschool. Als ze hun stro opruimden uit de beste kamer bleek er niets gestolen.
Maria Dehaes maakte in de Kogelstraat mee hoe meester Jef Fabry de vliegtuigen en de poppen gadesloeg en zei dat het deze keer niet om te lachen was ! Een uur later was de buurt vol met vluchtelingen. Ze werden gevolgd door de oprukkende Duitsers die zich in de weide installeerden. De overste sliep bij rademaker Schoofs in veldbedden. De hele tuin hing vol was. Voor een zieke Duitser werd op vraag van een hoge overste een bed opgemaakt. Anderzijds werd een familielid met keelpijn verzorgd door een Duitse arts. Duizenden broedkuikens waren door het vliegtuiggeraas doodgeschrokken. Maria verkocht dan maar gekookte eieren aan de Duitsers, die netjes betaalden en het geld voor haar natelden. Een vervallen Duits muntstuk werd zelfs eruit gehaald en vergoed. Er waren ook slechte Duitsers die een grote kan tee met schnaps op tafel zetten en tevergeefs vroegen om mee te drinken ! Ze pochten erop dat er stapels dode Belgen in Waremme lagen. Toen enkele Duitsers een schaap wilden pakken om te slachten zei Maria dat het te mager en te klein was. Ze verwees hen naar het kalf van een of andere boer.
In de Welvaart, een katholieke coöperatieve winkelketen, die winkels had in heel België, werden alle voedingsmiddelen opgeëist of opgekocht. Eén Mark was toen tien frank waard. Vooral koffie en chocolade waren in trek om naar huis in Duitsland op te sturen. Maandag hadden de mensen niets meer te eten. De achttienjarige Toon Vanoirbeek slaagde erin twee versgebakken broden weg te moffelen onder in een mand vuile was zodat een Duitse soldaat deze niet meer op het “mouwkémerke” kon vinden. De mensen van de Bergstraat schuilden met hun voedselvoorraad in de Bergbeek. Gesloten deuren werden opengebroken. Toen de Duitsers eieren vroegen op een plaats waar tientallen kippen rondliepen werden ze echter niet kwaad, toen ze neen als antwoord kregen. Vervoermiddelen zoals paarden en fietsen werden zoals gemeld door de gehaaste Duitse voetsoldaten in beslag genomen. De lijst is lang : een motor en drie fietsen bij Jos Martens, telkens een fiets bij Leonard Steukers, bij Joseph Julien Appeltans en bij Guillaume Benaets te Tereyken. Bij aannemer Vandenbosch in de Stationsstraat (17) namen de Duitsers een nieuwe vrachtwagen uit de garage. De honden waren er hevig beginnen te blaffen en toen de Duitsers gingen kijken ontdekten ze het voertuig, dat onmiddellijk werd aangeslagen tegen een bon. Ook met een bon werden twee vette varkens bij Raymond Renaers gekocht. Op maandag volgden twee fietsen bij Henri Neven en bij molenaar Eduard Alles een grote hoeveelheid haver-zemelen en een fiets. Een paard werd meegenomen bij Jules Vanvuchelen en twee fietsen bij de weduwe Gilissen. Op dinsdag werd bij de kinderen Thijs klaver en een vet varken meegenomen. Armand Schoofs en Eugenie Mommen getuigden dat in Tongeren bij Henri Vandenborne in de Putstraat een auto werd opge‘ist. Op 15 mei gebeurde hetzelfde met een fiets bij Joseph Creten en een bij Maurice Driesmans. Nog de 23ste werd een paard geruild bij Michel Baldewijns.Bij broodvoerder Joseph Vananroye werden op 12 en 13 mei door de voorbijtrekkende Duitse troepen koffie, ijskreem, schoensmeer, meel, rijst e.a. opgeëist. Ten huize van dienstknecht Emile Broen in Gippershoven verdwenen op 13 mei tijdens den doortocht der Duitsche veldeenheden lakens, dekens, een scheermachine, een dikke overjas… Het is wel niet uitgemaakt of deze kleine diefstallen het werk waren van Duitsers.
Bij het vertrek van deze troepen na een paar dagen werd op de woningen waar de ingekwartierde soldaten geen hinder hadden ondervonden de zin Hier wohnen gute Leute geschilderd als aanbeveling voor de volgende doortrekkende troepen. Na Duitse tankkolonnes volgden kolonnes geschut, getrokken door paarden, richting Frankrijk. Burgemeester Jos Claes ondertekende op 22 oktober ’40 een aangifte van oorlogsschade aan het gemeentehuis en de school door de inkwartiering tussen 10 mei en half juli ’40. Daarbij werden vaandels, schilderijen van de Koninklijke familie, zetels, kachels, kiesschermen… vernield. Ook twee kookketels met marmieten moesten voor de ingekwartierde Duitsers gekocht worden. In een weide te Gippershoven werden tien beschadigde, wellicht Belgische, munitiewagens aangetroffen. Bij de kinderen Polus aan de Eynestraat was een veldkeuken achtergelaten. Midden juni ’40 moesten alle wapens in het dorp worden aangegeven. 26 Geweren, 33 pistolen, 7 karabijnen en een toestel van een varkensslachter kwamen op de lijst.
In de loop van de volgende weken werden in het dorp Duitsers ingekwartierd die terugkeerden van het front na de Franse wapenstilstand op 20 juni. Naar verluidt hadden ze zwaar gevochten in “Pittoul”. Ze dachten dat de oorlog voor hen voorbij was, maar een van hen stuurde Mommen later een kaartje van Stalingrad (?). Het was paardevolk. Een luitenant verbleef bij de kapelaan en de overste bij Lea Nijs waar een grote Duitse vlag hing. Er is ook sprake van Duitsers die terugkwamen van gevechten rond een fort bij Namen dat zich nog niet had overgegeven. Ze hadden een groot kanon met op de loop geschreven Warschau. De soldaten, ondermeer een zekere Gunther Latske, oefenden dril door de d’Oyestraat en de Plankstraat om zich bezig te houden en deden door een nachtwacht de avondklok respecteren. Een gaarkeuken was ingericht bij de hoedenmakerij van Henri Neven. De soldaten waren gedisciplineerd : in een weide aan de Poel moest een gestrafte rondlopen en zich voortdurend in de netels laten vallen (18).

_________________________________________________________

Noten
(1) Jozef Knuts (Z. 09.12.16 – 17.02.82) diende in de 7de compagnie van het bataljon II.
(2) Eduard (Gaston) Hendrix (Z. 05.01.20 – ST. 28.09.73), krijgsgevangene, weerstander, oorlogsinvalide. Horlogemaker Dekkenstraat.
(3) PMI, 1ste en 2de PAMA en PAMI/CT/4DI . De reserve-officieren Dr. Baron en Olt. Kleyntjens waren getuigen bij het overlijden van de soldaat. SINT-TRUIDEN, Burgerlijke Stand Zepperen, Overlijdens.
(4) PA.Sanit./CT/2DC en Cie Méd.R/2DC.
(5) PARa/CT/2DC.
(6) Amb.lég./18DI, Cdt. Stoefs.
(7) PARa/CT/18DI.
(8) AU/PON/RAV-VK/1DI.
(9) Armand Wijnants (°1887) had eind december ’37 een nieuw huis laten bouwen maar was in ’38 naar Brussel verhuisd.
(10) Notaboekje gemeentesecretaris Jos Bonneux. Mededeling zoon Edouard.
(11) Een divisie bestond uit drie regimenten, aangevuld met wielrijders, een artillerieregiment, een geniebataljon en diensten. Elk regiment telde drie gewone bataljons en één bataljon zware wapens met mitrailleurs, mortieren en anti-tankkanonnen. Elk gewoon bataljon telde drie fuseliercompagnies en één mitrailleurcompagnie. Een compagnie was samengesteld uit drie pelotons. De 4de Infanteriedivisie bestond zo uit het 7de, het 15de en het 11de Linie, het 8ste Artillerie en het 4de Genie. DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgisch leger in 1940, Zele-Gent, 1980, p. 221-247.
(12) Verdedigingslijn van aan de Antwerpse forten (Koningshooikt bij Lier), tot in Waver. De linie was verdedigd door een kilometerslang ijzeren hekken en door bunkers. Ze droeg ook de naam van Stalen Muur.
(13) Geschiedenis van het Belgisch leger van 1830 tot heden, 2. Van 1920 tot heden, Brussel, 1988, p. 118 en 121, kaarten A. Bikar; Peter TAGHON, Mei 40. De achttiendaagse veldtocht in België, Tielt, 1989.
(14) Jean CANIOT, Témoins d’une tragédie, 1. 1938-1939-1940, Lambersart, 1993, p. 150-165.
(15) Avondverslag vanuit Ordingen 12.05.1940 van het 61ste regiment aan de divisie. EVERE, Centrum voor Historische Documentatie Belgische Krijgsmacht, Operatieorders en velddagboek nr. 2 van de 7de Divisie 1940.
(16) De 7de Divisie bestond uit drie infanterieregimenten (19de, 61ste en 62ste) aangevuld met artillerie (7de en 43ste). Noordelijk trok de 31ste Divisie van Stevoort naar Alken-Sint-Truiden-Tiensesteenweg-Zuid-Tienen; zuidelijk de 18de Divisie van Wellen naar Brustem-Velm- Neerwinden-Goetsenhoven-Lumay. De grote helft van de voertuigen werd nog steeds door ruim vijfduizend paarden getrokken. Met een derde meer individuele patronen, mortieren en 150mm. kanonnen was een Duitse divisie zwaarder bewapend dan een doorsnee Belgische. Elk Duits infanteriepeloton had ook een metalen lastwagen met paardentractie, waarop de individuele bepakking, de zware bewapening en de munitie tijdens de marsen konden gestapeld worden. Een Duitse compagnie telde wel maar 185 man inplaats van 230 aan Belgische zijde.
(17) In 1978 werden enkele straatnamen gewijzigd : Bergstraat werd Terwouwenstraat, Stationsstraat werd Drie-Gezustersstraat.
(18) Mededelingen Gaston Nijs, Urbain Neesen, Henri Hechtermans en Basile Schoenaerts.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Groepje van de 1ste compagnie van het 11de Linieregiment, klas ’31, een maand voor het afzwaaien, met Jozef Knapen (staande rechts), Jef Nijs (zittend rechts), Florent Jammaers (tussen het groepje van vijf achteraan), derde van lonks), August Coenen van Ulbeek (id. rechtsboven), Jozef Frissaer (zittend links) en nog anderen van Sint-Pieter Sint-Truiden. Foto Richard Knapen.
Pierre Vanoirbeek (°Z. 14.07.1915), adjudant kandidaat reserve-officier.
Christiaan Philippaerts (°Z. 16.05.1901 – 15.06.1949) was bij de klas van 1925 en deed zijn tijd als krijgsgevangene in Fallingbostel. Hier zit hij in augustus 1939 helemaal links in een groepje van de Intendance-dienst in het Kamp van Beverlo (foto Maria Philippaerts).
Edouard Bonneux aan het kanaal Antwerpen-Turnhout, in Oosthoven, voor mei 1940.
Raymond Deckers (°Z. 14.09.1917) werd gemobiliseerd bij het 14de Linieregiment. Twee weken voor het uitbreken van de oorlog kreeg hij in Beverlo bezoek van zijn vader Jan Deckers, smid van de Bergstraat (°Melveren 1879), en van grapjas Guske Ruysen. Ze kwamen met de fiets en brachten ondergoed en eten mee. Mon deed de kantine. Bij het alarm lag hij ziek te bed. ’s Nachts was zijn hele regiment ongemerkt vertrokken. Hij vond het pas terug in Beauvechain. Mon staat in het midden met rechts zijn vader en daarnaast Guske Ruysen.
Kaarten (zie gedrukte versie)
De opstelling van het Belgisch leger in mei 1940.
____________________________________________________________

3. De achttiendaagse veldtocht

Een eervolle dood…
In de veldtocht van 10 tot 28 mei 1940 sneuvelden drie Zepperenaren. Het Belgische leger besloot zich vanaf dinsdagavond 13 mei terug te trekken van de Getestelling naar de KW-Linie, de nieuwe weerstandstelling ter hoogte van de Dijle. In augustus 1914 werd hier aan de Gete nog de Duitse ruiterij teruggeslagen. Nu was deze kleine rivier nog slechts een dekkingsstelling voor de KW-Linie. Ook het Dijleplan moest echter op 16 mei al opgegeven worden en het Belgisch leger plooide zich nog westelijker terug op de Schelde-Gent-Terneuzen-stelling.
De 24-jarige fietsenmaker Albert Van Langenhove (1) van het 8ste Artillerieregiment, 3de batterij, was langs den openbaren weg Neromstraat te Wolvertem ten noorden van Brussel gevallen op het veld van eer op 16 mei 40. Hij deed in volle mobilisatie eind oktober aan zijn kolonel de aanvraag om te trouwen met Martha Knapen van Zepperen. Zij was dienstmeid in Sint-Gillis Brussel en sinds september ’38 in Elsene. Ze moest een verklaring ondertekenen dat ze haar kersverse echtgenoot niet zou volgen in kampen, schietperiodes en kantonnementen te velde. Half november huwden ze. Albert’s luitenant deed na de oorlog het verslag van zijn dood. Om half vier in de namiddag maakte het regiment zich klaar om uit Wolvertem te vertrekken. Twee of drie Duitse vliegtuigen vielen ten prooi aan afweergeschut en de piloten sprongen eruit. Een nutteloze, wilde schietpartij brak los. Ook Albert liep, zonder geweer of vest, naar de plaats waar een parachutist was geland. Hij werd in het middel getroffen door één enkele, wellicht verdwaalde Belgische kogel en was op slag dood. Hij werd begraven op het gemeentelijk kerkhof van Wolvertem.
Onder druk van de sterk oprukkende Duitsers werd ook de Schelde-stelling verlaten vanaf 23 mei. Men hoopte de vijand zoals in 1914 definitief te stoppen aan de IJzer. Het leger trok voorlopig terug tot op de stelling Afwateringskanaal-Leie (2). Daar brak de slag aan de Leie los. De waterhindernis was echter té smal voor een goede verdediging en de Duitse artillerie sloeg zwaar toe. Vrijdag 24 en zaterdag 25 mei was de toestand al hopeloos.
Het 11de Linieregiment, de eenheid waar de meeste Zepperenaren hun dienstplicht vervulden, lag bij het uitbreken van de oorlog aan het Albertkanaal (3). Vanaf 26 februari werd de stelling Eigenbilzen-Munsterbilzen verdedigd. De staf lag in Walwilder met het Iste bataljon in reserve in Bilzen-Beverst. Het IIde bataljon stond opgesteld tussen de Zangerhei en de bocht van Munsterbilzen en het IIIde in Eigenbilzen. Al op de 11de mei werd de terugtrekking bevolen en via Humbeek bereikte men Bottelare-Lembergen in de nacht van 18 op 19 mei. Het zwaar gehavende 11de Linieregiment was nu als reserve van de 4de infanteriedivisie ontplooid achter het kanaal van Schipdonk tussen Deinze en Nevele. Het maakte hier tijdens de slag aan de Leie mee dat krijgsgevangenen door de Duitsers als levend schild tegen de Ardense Jagers werden gebruikt. Verscheidene Limburgers kwamen om door Belgisch vuur.
De 19-jarige Robert Knapen (4) was student in de kadettenschool van Saffraanberg en werd ingelijfd bij het 11de Linieregiment. Hij werd op 25 mei om twee uur namiddag levenloos aangetroffen en begraven in Meerschkant te Meigem bij Vinkt aan de Leie. Een getuige meldde dat Robert door bomscherven was gedood in het gevecht. Twee weken eerder bij de terugtocht was hij nog goeiedag gaan zeggen bij zijn ouders in Zepperen. Robert vond later een definitieve rustplaats in Leopoldsburg.
Na drie dagen van zware gevechten trok het leger zich terug op de lijn Tielt-Roeselare. Het was 27 mei, de vooravond van de capitulatie. Jozef Engelbosch (5) was plafonneerder van Tereyken en echtgenoot van Henriette Vanmechelen. Hij sneuvelde op die dag als oudere soldaat in het 43ste Linie te Passendale bij Roeselare. Jozef werd in een stal gedood door een granaatscherf, die een gat in zijn helm sloeg. Eerst werd hij daar begraven bij de hofstede van Omer Cools. Zijn gekiste lichaam werd dankzij “den Dikke” Louis Langenaken (6) met de auto teruggehaald en in Zepperen ’s zondags na het lof begraven naast het monument van de eerste wereldoorlog. Een pater preekte tijdens de dienst ondermeer over de vele doden die nog zouden volgen. Iedereen weende, want elke familie had wel iemand aan het front.
Dankzij de doorbraak naar het Kanaal bij Abbeville konden de Duitsers een omsingelende beweging langs Noord-Frankrijk maken. Nu werd voor de Belgen zelfs de geplande terugtrekking op de IJzer hopeloos. Koning Leopold III gaf zich met zijn troepen dan ook onvoorwaardelijk over vanaf 28 mei vier uur ’s morgens. Nadat ook Frankrijk op 20 juni de strijd staakte, keerden de burgervluchtelingen naar huis terug. Door lef of gewoon toeval konden ruim veertig soldaten in Zepperen terugkeren, meestal op 9 en 10 juni. Anderen hadden minder geluk en werden ingescheept of ingeladen voor transport naar de Duitse Stalags (7).
Bij de capitulatie bevond het 11de Linieregiment zich achter de Leie. Vele krijgsgevangen soldaten moesten via Zeeuws-Vlaanderen naar Walsoorden trekken. Vandaar werden ze met rijnaken voor graan- en kolenvervoer langs de Westerschelde, de Oosterschelde, het Volkerak en het Hollands Diep getransporteerd richting Dordrecht en Duitsland. Op 30 mei ’40 voer een konvooi van vier schepen ter hoogte van Willemstad. Het motorschip Rhenus 127 voer als tweede en sleepte een andere aak. Het dek en de ruimen zaten volgepakt met ruim 1200 krijgsgevangenen, die zich naar de omstandigheden wisten te schikken. Het 76 meter lange schip werd op driehonderd meter van de wal geraakt door één van de magnetische mijnen die in de begindagen van de oorlog door de Duitsers waren gedropt. Om twintig na zeven ’s avonds scheurde de ontploffing de kiel open en in een kluwen van gewonde, worstelende mensen verdronken een tweehonderdtal militairen. Iemand van Hoepertingen moest een makker, die niet kon zwemmen, noodgedwongen van zijn been af schoppen om zijn eigen leven te redden.
Bij de verdronken militairen waren ook twee ongehuwde Zepperse korporalen van de zesde compagnie van het het 11de Linieregiment, beiden 22 jaar oud : landbouwhelper Antoine Hontiens van de Stationsstraat en student Emile Renaerts van de Roosbeekstraat (8). Emile was op 24 mei aan het Leiekanaal krijgsgevangen gemaakt en Antoine de dag erop in Meigem, samen met het grootste deel van zijn makkers. De meeste lichamen, die in de diepte werden meegesleurd, kon men pas enkele dagen tot twee maanden later bergen. Twee bootjes haalden nog tot eind juli lichamen op van de slijkerige rietoevers. Het overlijden van Antoine werd op 6 juni aangegeven, dat van Emile drie dagen later om negen uur ’s morgens. Twee weken na de feiten werd de droeve mare in Zepperen gebracht door de “Disselboer” van Hoepertingen, die ook op het onheilschip zat maar zich met een plank kon drijvend houden. Ook Raymond Mommen kon daar ontsnappen aan de dood. Moeder Hontiens was nog net in Oetershoven gaan bidden voor de behouden terugkeer haar drie gemobiliseerde zoons Antoine, Maurice en René.
De doorweekte bezittingen van Antoine en Emile werden nadien via het Rode Kruis aan de familie terugbezorgd. Donderdag 19 september werd de lijkdienst voor Antoine in de kerk van Zepperen gehouden. De verdronken Zepperenaren vonden sinds 1950 hun graf op het erekerkhof Buiten de Waterpoort aan de oever van het Hollands Diep bij het oude vestingsstadje Willemstad. Op Pinkstermaandag is er een jaarlijkse herdenking (9).
Het bidprentje van Emile luidt :
Waartoe dient moed thans bij het vechten
Nu men den sabel niet meer velt ?
Alleen fabrieken ’t pleit beslechten,
Moderne wapens en het geld…
Zijn graf, door wreede hand gedolven,
Die mijnen neerwierp in de golven,
bewaart het dierbaar overschot,
Maar d’eed’le ziel is opgevlogen…
Ontsnapt aan de Stalags
Meester Basile Schoenaerts (10) was als enige van de vijf Zepperse onderwijzers gemobiliseerd. Als sergeant, oudgediende in de 3de compagnie van het 11de Linie, lag hij bij het uitbreken van de vijandelijkheden in het Kamp van Beverlo. Zijn compagnie vormde een speciale anti-tankeenheid binnen de 11de Infanteriedivisie. Ze beschikten over een twaalftal 47 mm. anti-tankkanonnetjes achter een gemotoriseerde T13 trekker. Basile was stukoverste van 14 man. Hij had een advocaat als kapitein en een schrikachtige luitenant. Door een nachtoefening ontsnapten Basile en zijn makkers aan het bombardement van Beverlo. In Onze-Lieve-Vrouw-Waver aan de IJzeren Muur of KW-Linie waren ze bij een bunker ingegraven. Daar kende hij een moment van simpel geluk toen hij zich kon verfrissen in een poel, zuiver ondergoed aantrekken en neergevleid in het zonnige gras een sigaretje opsteken. Iedereen liep er doodmoe en apathisch bij. Toch was er weinig angst : ze kregen geen Duitsers te zien. Opnieuw trok de eenheid terug. Nu naar Zomergem, waar ze zich in de kanaaldijk ingroeven. Duitse jachtvliegtuigen zaaiden paniek, zonder al te veel doden te maken. Bij de capitulatie zaten ze in Hertsberge, ten zuiden van Brugge. Met een gevonden fiets met afgelaten banden bereikten de soldaten Deinze. Daar werden ze even gevangen gezet achter prikkeldraad. Van een toelating om een fietsenmaker op te zoeken maakten ze gebruik om verder te trekken naar Aalst, waar ze in de kazerne ondergebracht werden. Ze kregen er twee aardappelen en rode kool, waarvan het sap hongerig werd opgedronken. Dit rantsoen konden ze aanvullen met wat gekocht mikbrood voor twintig frank en twee dozen vlees uit een tot voedseltransport omgebouwde bus. Ze zagen de Franse krijgsgevangenen op doortocht, berucht door de vuiligheid die ze achterlieten. Basile bleef er tot 8 juni, toen ze een papier kregen en naar huis mochten. Op die terugweg werden ze echter weer gevat en in de Kolonel Dusartkazerne in Hasselt opgesloten, maar via een relatie konden de mensen van Tongeren en omgeving toch een vrijgeleide naar huis krijgen. Op 11 juni kwam Basile langs binnenwegen weer bij zijn ouders thuis. Ze hadden net een varken geslacht.
Ook Edouard Bonneux (11), de zoon van de gemeentesecretaris, kreeg een vorming als onderwijzer. Vanaf eind maart 1939 was hij in het Klein Kasteeltje te Brussel in opleiding als reserveofficier. Hij werd sergeant in de schoolcompagnie mitrailleurs van het 9de Linie. In november ging hij door de mobilisatie over naar het 39ste Linie. Hij was achtereenvolgens in Tourinnes-la-Grosse, Kuringen, Eigenbilzen en Winksele. Uiteindelijk belandde hij bij de 8ste compagnie van zijn nieuwe regiment dat in Oosthoven op de weg naar Ravels aan het kanaal Antwerpen-Turnhout lag. Vanaf maandag 6 mei dwongen tandproblemen hem in Antwerpen, Lichtaart en Lier de medische dienst op te zoeken, zodat hij toevallig aan het eerste krijgsgeweld ontsnapte. De nacht van 10 op 11 mei vertrok hij met de sanitaire trein vanuit Lier naar Nieuwpoort-bad. Via Westende-hospitaal, Adinkerke, Nieuwpoort kwam hij uiteindelijk in het hospitaal van het Franse Berck-Plage toe op zijn verjaardag, 17 mei. De vlucht naar Rouen mislukte, omdat de Duitsers Abbeville al hadden bereikt en op 30 mei werd Edouard gevangen genomen. Doodmoe en hongerig ging de tocht via Montreuil, Hesdin, Frévent, Cambrai, Valenciennes en Bergen naar Zinnik, waar op 11 juni in de namiddag de vrijlating volgde. Intussen werd meestal in openlucht geslapen en in een parkvijver gebaad. Firmin Vananroye was bij hem. De eerste twee doden langs de weg zag Edouard pas op maandag 3 juni in Cambrai. Valenciennes was in puin geschoten. Nog voor middernacht kon hij met auto, autobus, Duitse vrachtwagen, te voet en per fiets via Brussel, Leuven, Diest en Hasselt naar Zepperen terugkeren.
Fille Roosen (12) van de Startelstraat diende in het regiment van Transmissietroepen te Vilvoorde. Hij was mecanicien-electricien en dus op de hoogte van de werking van de radiotelegrafie en de electrogeen-groep die stroom leverde. Op 26 augustus ’38 werd hij opgeroepen naar de batterij van Pepinster in de fortengordel rond Luik. Bij het uitbreken van de oorlog was hij thuis in landbouwverlof om aardappelen te planten. Radioberichten riepen hem terug naar het regiment. Ze lagen met twaalf man in een loopgracht in een weide iets van een kasteel af gelegen. De Staf van de 4de Infanteriedivisie lag in Hoeselt. Plots lieten de plantons die voor het 11de, het 7de en het 4de Linie de telegrammen moesten ontvangen hen in de steek met de melding dat de staf al vertrokken was. Een Waalse sergeant schoot naar een vliegtuig zodat het zich omdraaide en hun stelling mitrailleerde. Via Ulbeek-Beurs en de steenweg Sint-Truiden-Tienen trokken ze terug, dag en nacht, via Grimbergen tot bij het kasteel Hutsepot bij Zwijnaarde. Daar stond de Zepperse rijkswachter Evarist Leemans op wacht, toen het kasteel beschoten werd vanuit de lucht. “Vris” kreeg een bolwassing van een stafofficier, omdat hij dekking zocht, maar bij het volgend bombardement moesten beiden gaan lopen. Met vrachtwagens werd ’s nachts teruggetrokken tot in Mariakerke. Daar, in een huis barstensvol met burgers en soldaten, hoorden ze dat de Koning onderhandelde en capituleerde. Tegen Tongerenaar Emiel Delvoie, de commandant van zijn compagnie, zei Fille doodeenvoudig dat hij ging vertrekken. In een huis kreeg hij een overall en twee dagen later was hij thuis. De Duitse camions laadden immers enkel burgers op. Fille kon niet meer aan een bed gewennen. Hij was het gewoon geraakt om altijd in scholen of schuren op de grond te slapen. Later deed hij dienst in de boerenwacht op d’Eygen. Als electricien werd hij opgeroepen voor het vliegveld te Brustem en voor de suikerfabriek van Hoepertingen. Hij pleegde sabotage waar mogelijk maar kreeg het wel even benauwd toen hij een waterpompmotor in Hoepertingen met opzet liet verbranden. De Duitser Nikolini schreeuwde hem dreigend toe en hij moest zich dus een tijdje gedeist houden.
August Vanmechelen (13) vervulde net zijn dienstplicht en ging op 1 oktober binnen in Mechelen bij de telegraaf-telefoon. Bij het uitbreken van de oorlog was hij in het 15de Artillerieregiment, dat aan het IIIde Legerkorps in de streek van Luik was toegevoegd. De zware kanonnen werden door vrachtwagens getrokken. Gust lag in Milmort, ten noorden van Luik, ter ondersteuning van het fort van Eben-Emael. Het fort liet echter niets van zich horen, terwijl Duitse vliegtuigen laag overscheerden zonder te schieten. De bemanningsleden ervan staken hun hoofd uit de cockpit. Zondagvoormiddag trok het regiment terug naar Hannuit met de Duitsers op de hielen. Bij de Maasbrug in Namen werden ze verschrikkelijk zwaar bestookt met vliegtuigbommen. Vele makkers-militairen en burgers kwamen daar om. De hergroepering en overgave gebeurde in Moorslede. De Duitsers stuurden de krijgsgevangenen naar Gent, naar Brussel en naar de kazerne in Tienen voor hun vrijlatingspapieren. Gust sloop echter tussen Leuven en Tienen stilletjes van de vrachtwagen en verborg zich tussen de omstaanders. Hij ontmoette Emiel Laquay en Henri Bex met een vrachtwagen vol burgers. Ze lieten alles achter en twee meisjes met fietsen namen hen langs binnenwegen mee in de richting Geetbets. Eén ervan was Yvonne Lejeune van Budingen. Zij ging elke dag met de fiets naar Tienen, waar ze bij fotograaf Haenen werkte. Ze zorgde er dan ook voor dat het groepje werd gefotografeerd. Emiel en Henri vonden onderdak bij Maria Busselen en Gust sliep bij de postmeester. Ze trokken vandaar richting Nieuwenhoven en Stok. De mensen klampten hen nieuwsgierig aan. Dat konden ze best missen : ze waren immers allesbehalve vrij en nog altijd in uniform. Toen Gust later samen met de andere jongens van geboortejaar ’20 en ’21 werd opgeroepen voor verplichte arbeidsdienst, dook hij onder. Eén van zijn schuilplaatsen was een barak aan de Tjenneboom in Hoepertingen. Hij had een paar keer geluk. De dag waarop de Duitse Feldgendarmen Maurice Driesmans neerschoten waren ze in plaats van in een café in Gippershoven hier in een café aan de Bergstraat beland. Gust kon nog net langs de tuin wegglippen. Toen de Duitsers Ernest Hayen dwongen mee te gaan naar de gelukkig lege schuilplaats van de Russen werd hij verwittigd en kon snel wegfietsen.
Ook in het Sint-Aloysiusinstituut maakte men mee hoe in september ’39 vijf priester-leraars werden gemobiliseerd : de pas aangekomen No‘l Franssen, Clemens Sarrau, Jozef Maurissen, Christiaan Muermans en overste Stéphane Lowet. Ze werden vervangen door vijf jonge fraters, nog in opleiding, die vanaf half september een goede honderd leerlingen opvingen. De gemobiliseerden kwamen nu en dan op bezoek. Vooral pater Sarrau, die legeraalmoezenier was en een officierkepie en stormriem droeg, dwong ontzag af. Hij zou pas na een jaar terugkeren. De vier anderen waren vroeger terug op post. Pater Noël glipte in Antwerpen uit de rangen en kreeg burgerkleren (14).
Naar Duitsland
De eerder genoemde dorpsgenoten hadden veel lef of geluk gehad. Wie met de beloofde vrijlatingsstempel voor ogen de Duitse aanwijzingen stipt opvolgde werd langzaam maar zeker in de richting van de Duitse kampen gedreven. De Belgische krijgsgevangenen, tenminste de gewone soldaten, werden in Duitse Stalags ondergebracht en overdag in werkcommando’s ingezet.
Zo kwam Jozef Knuts terecht in een grote vakwerkboerderij in de streek van Lüchow aan de Elbe bij Wittenberg (15). Op 26 januari ’41 liet hij zich fotograferen in de groep van De lustige krijgsgevangen van Pannecke en Liepe, dorpjes in de buurt.
François “Wai” Vananroye was als oudere soldaat-mitrailleur in de 8ste compagnie van het 41ste regiment op 18 mei gevangengenomen in Deurle, aan het kanaal bij Deinze (16). Zijn bewapening bestond uit een oude Hotchkiss-mitrailleur en een Mill-granaat zonder ontsteking ! Via Gent, Dendermonde en Antwerpen-Brasschaat bereikte hij in een sliert krijgsgevangenen Kalmthout, waar een trein naar Altengrabow vertrok. Daar zaten ze in Stalag XIB, een groot kamp van 35.000 man. De eerste week was er genoeg eten. Eén langwerpig brood met soep voor vijf man. Daarna kwamen de Fransen en de andere Belgen… en de honger. Wie zich plots oprichtte zag sterretjes van flauwte. Ze sliepen anderhalve maand op stro in een tent. Een groepje Zepperenaren had zich weten samen te houden : Fernand Strauven, Edmond Geladé, Staf “van Mina” Schoofs, Leon Souwens, Gust Knapen, Louis America, Bert Gos van Tereyken en Toine Vandendwije. Van Altengrabow ging het naar Fallingbostel. Vandaar zou Wai ook op 2 april 1941 terug naar huis keren met zijn Entlassungsschein in de hand.
De krijgsgevangenen moesten werken bij een boer. Ze sliepen in Volsendorff in een dorpszaaltje met dertig man en één Duitse verlofganger als opzichter. Wai werkte in Trabun nabij Lüchow bij boer Emil Lichte-Schulze, de Boerenführer van het dorp. In het begin kond hij nog geen emmer optillen. Hij moest dus vlees eten, geen spek maar hesp ! En elke middag dessert. Hij deed er boerenwerk en snoeide canadabomen. Als metselaar stond Wai op het punt om de leem in het vakwerk van de boerderijgebouwen te vervangen door baksteen, toen hij het geadopteerd zoontje van de boer uit een stierenweide redde. De ouders waren toen net naar de nabijgelegen suikerfabriek in Salzwedel. Zij waren zo dankbaar dat hij een beloning kreeg van vijftig Mark en meteen naar huis mocht.
Dolf Hechtermans was boomsnoeier en werkte ook als bouwvakker in de Cité van Winterslag (17). Hij was milicien in 1936. Hij sliep wel altijd in de les maar haalde toch de meeste punten. Hij werd dan ook brigadier. Bij de mobilisatie kreeg hij zelfs zijn bevordering tot wachtmeester. Hij diende bij het 15de artillerie waar 150 mm. houwitzers werden getrokken door zes paarden. Daarachter volgde telkens een caisson getrokken door vier paarden. Eigenlijk moest het regiment naar Heure-le-Romain tussen Luik en Eben-Emael, maar de wegen zaten dichtgepakt met vluchtelingen, koeien en koetsen. Ze kwamen dus een dag te laat vanuit Jupille. Gelukkig maar, want de Duitsers waren al daar. In Liers moest Dolf schuilen in de uitholling van een betonnen electriciteitspaal voor een luchtaanval. Alle paarden gingen er vandoor. Achter Hannuit werd hij krijgsgevangen gemaakt. Te voet ging het via Oreye, Tongeren, Maastricht, Heerlen naar Geilenkirchen, net over de grens ten noorden van Aken. Daar kregen de mannen iets wat op soep leek en werden ze op een trein gezet naar Stalag XIB Fallingbostel op de LŸneburgerheide. Hij zat er bij Eduard en Maurice Hendrix, bij Marcel Thijs, Henrieke Spiette, “Tjaenke” Philippaerts en andere dorpsgenoten. Bij een broodbedeling werd Dolf bijna gefusilleerd. Na de scheiding Vlamingen-Walen bleef hij nog drie maanden gevangen. Toen hij in augustus vrijkwam woog hij nog 47 kilogram van de vroegere tachtig. Later zou hij de witte brigade in Zepperen helpen vormen.
Arthur Hendrix en Mark Benaets waren beroepssoldaten, die tot na de bevrijding gevangen werden gehouden. Ze werden bij de Bevrijdingsstoet dan ook speciaal gevierd. Arthur “van ’t Molderke” was milicien geweest in het 11de Linie (18). Hij zat in 1934 zonder werk en werd beroepsmilitair. Om de Duitse dreiging aan de oostgrens te bezweren werd in dat jaar ondermeer de groepering Grenswielrijderseenheden opgericht met louter vrijwilligers. De soldaten moesten drie jaar vrijgezel blijven. Toen de oorlog uitbrak lag korporaal Tuur als sergeant van de dag in Tessenderlo bij het 8ste regiment Legerhulptroepen. Ze moesten de wegen in orde houden en vijandelijke valschermspringers onschadelijk maken. Volgens de bevelen mocht niet op een parachutist worden geschoten zolang hij weerloos in de lucht hing. Het alarm werd aangekondigd door de aalmoezenier ! De betaalmeesters zorgden vlug dat iedereen zijn soldij kreeg om van hun verantwoordelijkheid over het geld verlost te zijn. De eenheid werd gevangengenomen in Westende waar ze de Britse aftocht dekte. Van het doorgangskamp Dortmund werd Tuur naar Stalag IIC in Greifswald-Vorpommern gevoerd, niet ver van de latere raketbasis PeenemŸnde en ten noordwesten van de toen Duitse havenstad Stettin. In het kamp zaten ook Polakken-werkmeisjes, maar elk contact was door een elektrische draadafrastering onmogelijk. Toen ze op een keer met het arbeidscommando bij een boer hadden gedorsen en hun bedstro daar hadden ververst kreeg Tuur een uitbrander omdat de boeredochter vlooienbeten had gekregen, toen ze op het herbruikte vuile stro de koeien had gemolken. Elk jaar weer werd de valse belofte gedaan dat ze tegen Weihnachten weer thuis zouden zijn. Tuur werkte met grote tegenzin en probeerde te ontvluchten met driehonderd mark die hem via het Rode Kruis van thuis waren toegezonden. Zijn poging eindigde in een strafkamp en verdere briefwisseling kon hij wel vergeten. In april-mei van ’45 namen de Russen van het 2de Witrussische front het noordoosten van Duitsland in en op 8 mei werd Tuur bevrijd. Hij werd achteruit gevoerd en moest nu werken voor zijn redders. Die hadden het niet zo begrepen op de Belgen en Tuur zei maar dat de driekleurige kokarde op zijn haveloze uniform een Franse was. Ze dachten eerst dat hij officier was omdat hij op zijn linkermouw een mitrailleur-ster droeg. De Russen repatrieerden de door hen bevrijde gevangenen maar in kleine groepjes om ze zoveel mogelijk als ruilmunt te houden. Tuur en zijn makkers René Evrard van Brussel en Lomme Paspont van Hasselt eisten een Duits wagentje met paard op. ’s Nachts moesten ze een wiel uit de wagen trekken om te beletten dat de Polen hun vervoer zouden stelen. Uiteindelijk kwam het drietal in Herentals aan en met de trein ging het op 12 juni ’45 verder naar Kortenbos.
Marc Benaets was beroepsmilitair in het 2de eskadron van het 1ste regiment Jagers te paard (19). Het paard was er al in ’38 vervangen door het motorrijwiel Sarolea. Als soldaat reed hij estafette naar de voorposten. Op donderdag 9 mei waren de verloven net terug opengesteld voor vijf dagen. ’s Anderendaags was het oorlog ! Om twee uur ’s nachts hoorde Marc motorlawaai. Hij dacht aan een oefening, maar een paar minuten later was het echt alarm. Later was de lucht vol duikende vliegtuigen. Om zes uur ’s morgens waren de Duitsers al over de Maas. Vanuit Lanklaar werd vanaf half negen ’s avonds met gedoofde lichten teruggetrokken over de brug van Diepenbeek naar Wimmertingen. Men verwachtte een bombardement in de school waar de nacht was doorgebracht en zaterdag 11 mei vertrokken ze in kolonne naar Guigoven. Onderweg werden ze meermaals gebombardeerd door Heinkels 111 maar gelukkig vielen er enkel gekwetsten. Het 11de Linie was op de vlucht geslagen vanaf Munsterbilzen. ’s Avonds nog kregen ze zware artilleriebeschietingen te verduren, maar ze bleven ter plaatse. Zondagmorgen moest Marc de vrachtwagens van de bevoorrading gaan verwittigen die toevallig te Zepperen in de weide Hayen aan de Eynestraat-Kleindekkenstraat verdekt opgesteld stonden. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om bij zijn ouders te gaan eten en goeiedag te gaan zeggen. Hij zou ze in vijf jaar niet meer terugzien ! Terug in Kortessem stond de kolonne al klaar voor vertrek naar Wimmertingen, Alken, Stevoort, Halen en Waanrode. Daar werd alles opgesteld, maar de volgende morgen moest weer teruggetrokken worden over Bekkevoort en Scherpenheuvel naar Zichem, bij de noordkant van het Schaffense vliegveld. Intussen was het dinsdag 14 mei. De Duitse para’s sprongen en Aarschot werd zwaar gebombardeerd. Het regiment trok terug over Mechelen naar Tisselt. Vandaar ging men in stelling in Grimbergen tot de middag van zaterdag 18 mei. Toen trok de eenheid terug tot bij Moerzeke en Hoofdplaat-Nederland. Via Sas van Gent, Boechout, Watervliet, Sluis en Damme bereikte men op maandag 27 mei Vijvekapelle bij Brugge. Daar volgde om vier uur ’s nachts de overgave. Sommigen weenden, maar de meesten waren zoals Marc opgelucht dat ze nog leefden. De volgende dag, woensdag de 29ste werden de wapens onklaar gemaakt en de munitie weggedaan. De motoren mochten ze houden. Vandaar ging het naar Sleidinge, Hamme-Zogge en Berchem. Op de parking van het voetbalstadion werden de motoren achtergelaten en de mannen trokken te voet naar de Rijschool-Polygoon in Brasschaat en naar Kalmthout Heide-station. Daar vertrok de trein op woensdag 12 juni richting Duitsland. Via Krefeld, Essen en Wattenscheid kwamen ze in Dortmund aan. Daar sliepen ze op de banken van de tribune van het sportpaleis : een gevangene op de bank, de andere eronder. Pas op vrijdag 14 juni was er wat te eten : een achtste van een Duits brood en zanderige soep, die de mannen eerst niet aten. Maar dat veranderde de volgende dagen, omdat ze toch moesten overleven. Er stonden tenten met telkens plaats voor tweehonderd man. Toch werden er vijfhonderd per tent gelegd. In juli reden stofferige goederenwagens met telkens vijftig man erin naar het kleine station Bremervšrde, een tiental kilometer stappen van het Lager Stalag XB te Sandbostel ten noorden van Bremen. Na uren werk konden ze enkele stukken plank uit de goederenwagen wegkrijgen met tot zaagjes stukgeslagen tafelmessen. Op donderdag 20 juni kwamen ze toe. Toen de arbeidscommando’s werden gevormd werd Marc met commando 702 naar Edewecht-Osterscheps gevoerd. Zijn groep sliep onder bewaking van een “wachtman” in een feestzaal. Hij werkte bij een boer in Westerscheps, niet ver van het KŸstenkanaal ten westen van Oldenburg. De boer gaf hem een fiets om ’s avonds telkens naar de slaapplaats te gaan. Marc keerde pas terug naar Belgi‘ op 8 mei ’45. Sinds de landing in Frankrijk was er geen briefwisseling meer mogelijk geweest. Met een vrachtwagen geraakte hij tot in Nederland en daar ging het met de trein via Mol en Hasselt naar Kortenbos. Hij durfde zijn oude moeder Lucia niet verrassen en liet zich afhalen door zijn broer Albert. Zijn broer René (20) was in 1943 weggevoerd. Hij werkte in Spandau-Berlijn in de ALKETT of Alt-märkisches Kettenwerk GmbH en keerde een tiental dagen na zijn broer ook terug in het huis van zijn ouders in de Bergstraat. Marc bleef tot in 1974 als adjudant-chef van administratie in het Belgisch leger.
Regent Henri Bollen was tussen 1929 en 1966 onderwijzer in het College van Sint-Truiden en na de oorlog ook gemeentesecretaris in Ordingen (21). Als reserve-officier promoveerde hij in 1932 tot onderluitenant en in 1934 tot luitenant in het 8ste Linieregiment. Bij de mobilisatie van 1 september 1939 werd hij naar Kiel bij Antwerpen geroepen om daar als materiaalofficier het 38ste Linieregiment te helpen vormen. Het 38ste was een infanterie-eenheid van de tweede reserve. Henri behoorde als adjunct van majoor Pardaens bij de staf van het IIde bataljon. Via Kapellen en De Pinte betrok het regiment vanaf maart zijn stellingen achter het Albertkanaal. Met overstromingen, prikkeldraadversperringen en aarden schietstellingen werden eenvoudige versterkingen aangelegd. De bataljonsstaf lag in Geneiken op de steenweg halverwege Lummen-Beringen. Het Albertkanaal vormde de verbinding van een 210 kilometer lange dekkingsstelling, die de KW-Linie voorafging. De 14de Infanteriedivisie bestond naast het 38ste Linie ook uit het 35ste en het 36ste. Bij de gevechten van de eerste oorlogsdagen zouden deze laatste twee linieregimenten zich te vlug terugtrekken en zo de flanken van het 38ste blootstellen. De 14de divisie lag in de driehoek Beringen-Lummen-Viversel met aan de oostkant het Albertkanaal. De sector die moest verdedigd worden was overdreven uitgestrekt. De zuidelijke zijstelling tussen Lummen en Viversel was bovendien nog slecht voorbereid. De bewapening dateerde vooral nog uit ’14-’18 met verschillende typen munitie. Er was tenslotte ook onvoldoende verweer tegen de Duitse luchtaanvallen mogelijk. Dat alles leidde tot een overwicht van het Duitse 35ste infanterieregiment, dat vanuit Roermond in de richting van Halen optrok. De Belgen deden de bruggen van Genebos en Viversel al in de namiddag van de 10de mei springen en in de voormiddag van zaterdag de 11de verschenen de eerste Duitse verkenners. Nadat op 12 mei nog verwoed werd gevuurd op de doorbrekende Duitsers gaf men op maandag 13 mei ’s middags aan het 38ste het aftochtbevel. Dank zij het derde bataljon, dat zich bij zijn dekkingsopdracht heldhaftig gedroeg, konden de twee andere bataljons zich uit de omsingeling terugtrekken. In de streek Diest-Aarschot werd Henri’s regiment terug gegroepeerd : de helft van de manschappen, vooral van het derde bataljon, waren verloren. Via Kapelle-op-den-Bos en Diksmuide bereikte men Stuivenskerke, waar op 28 mei de capitulatie werd vernomen. De dag erop maakten de Duitsers het regiment in Poesele krijgsgevangen. In lange rijen stapten ze naar Gent met de belofte daar een vrijlatingsbewijs te krijgen. Van deze valse hoop maakte de bezetter handig gebruik om zijn gevangenen in Ekeren op de trein te krijgen. Intussen bleef Henri’s vrouw Louisa Thérésia Fabry met drie kinderen achter. Langs Dortmund kwam onze luitenant te Soest in Oflag (Offizierenlager) VIA terecht. Het was een kazerne in opbouw. De officieren mochten niet werken. Ze werden behoorlijk behandeld en kregen Lagergeld waarmee ze boeken en dergelijke konden kopen, maar geen voedsel. De enkele soldaten die daar ook verbleven moesten eerst in de stad en later bij de boeren in de streek werken. Ze kwamen pas na de winter vrij. Op basis van hun paspoort werden Vlamingen en Walen gescheiden. Deze laatsten werden naar een ander kamp overgebracht. Op 10 augustus al kreeg Henri zijn Entlassungsschein en keerde met de trein tot in Antwerpen terug. Daar konden het vrijlatingsbewijs en het kampgeld ingewisseld worden tegen Belgisch geld. Ook het geld dat de krijgsgevangenen oorspronkelijk in hun bezit hadden werd terugbetaald. In 1943, toen de weerstand tegen de bezetter toenam, werden alle reserve-officieren opgeroepen naar het provinciaal bestuur in Hasselt. Ze moesten zich voortaan alle veertien dagen melden in de Feldgendarmerie aan de Prins-Albertlaan in Sint-Truiden. Henri moest telkens op een maandag gaan en kreeg daar ooit de vraag of hij in Melveren op de begrafenis van de in oktober ’43 terechtgestelde verzetsman de Menten de Horne aanwezig was geweest.
Frans “Wai” Creten was soldaat in het 11de Linieregiment en sukkelde bij het uitbreken van de oorlog met doofheid door een tandontsteking (22). Hij trok mee terug van het Albertkanaal te Veldwezelt en Eigenbilzen tot aan de kanten van Brugge. In het krijgsgevangenkamp Stalag XIA te Altengrabow kende hij samen met andere makkers zoals Fernand Strauven en Staf “van Mina” Priemen zwarte honger. Tot aan zijn vrijlating in januari ’41, toen hij na een verblijf van enkele dagen in Stalag XIB te Fallingbostel naar huis keerde, werkte hij in de zeepfabriek Wever in Braunschweig. Daar waren de levensomstandigheden beter. Men kon er zelfs frieten bakken. Met zeep “organiseerden” de mannen via hun bewaker allerlei comfort, zoals een radio. Die moest dan wel in een gesloten kist geplaatst worden om te verhinderen dat naar de Engelse radio geluisterd werd. Maar ook dat slot kon gemakkelijk omzeild worden. Na zijn terugkeer kwam mijnwerker Franois langs rijkswachter Evarist Leemans in contact met de witte brigade. Na de bevrijding wou hij mee optrekken om zijn rekening met de Duitsers te vereffenen. Hij werd echter vanaf 6 december aan de Antwerpse dokken ingeschakeld als oorlogsvrijwilliger bij de genie. Daar moest hij bijvoorbeeld benzine in kruiken lossen.
Koster Antoine Vaes werd op 26 augustus ’39 als korporaal opgeroepen voor het 7de Linieregiment (23). Dit regiment had Mechelen als garnizoensstad. Het IVde bataljon “zware wapens” met de 13de, 14de en 15de compagnie lag echter in het Kamp van Leopoldsburg, net zoals het Iste bataljon van het 11de Linieregiment. Toine was bevoorradingsergeant in de 15de mortierencompagnie van dit IVde bataljon. Een dergelijke compagnie telde een 160-tal manschappen. Toine moest de ontstekingsbuizen bijdragen, anderen droegen de granaten. De loopgraafmortier van 76 mm. had twee wielen en werd al door de Duitsers in de vorige oorlog gebruikt. Het was een accuraat wapen met drie type’s van schokbuizen. Toine had zijn legerdienst gedaan van 14 oktober ’37 tot 7 oktober ’38. Zaterdag voor Sint-Truiden-kermis ’39 werd hij terug opgeroepen. Zijn verhaal : Ik haastte me naar Leopoldsburg, waar we alles op de trein hebben geladen en we vertrokken via Hasselt naar Tongeren. Vandaar ging het met de benentrein langs Riemst, Vroenhoven en Kanne. Van Kanne zijn we later teruggekeerd naar Vroenhoven. Daar zongen we dit liedje op de wijze van “Ik heb een huis met een tuintje gehuurd” :
Toen de laatste mobilisatie afgekondigd was
Trokken de jongens met alteratie samen naar hun klas
Zag men menig triestig toneeltje achter hoek en kant
Ween maar niet mijn snoepig liefje, ’t is voor ’t vaderland
Refrein: Ik heb een frakske van ’t leger gehuurd
Ik ben er mee naar Vroenhoven gestuurd
Mijn getjes netjes, mijn broekske die spant
Mijn schoenen passen een reuze olifant
In Vroenhoven zijn geen kazernen, dat is een aardige strop
En toch moesten wij er logeren, dat was een ander mop
Schuren met ofwel zonder vlooitjes, daar moesten wij in
Ge moet maar van niets verschieten, dat is nog maar ’t begin
’s Zondags komen de mooie meisjes naar hun ventje toe
En ze vinden het daar zo akelig in dat vuil gedoe
Kindje lief, ge moet niet zo zeuren met een azijngezicht
’t Is mobilisatie, snap j’ het, allerliefste wicht
Wachtend op de komende vijand, moest er iets gedaan
Toen die zich niet direct presenteerde, bood men karweitjes aan
Wachten kloppen, patatten jassen, defileren gaan
En soms voor variatie gans de dag in de regen staan.
Toen de oorlog uitbrak lagen we op het gehucht Eik bij Munsterbilzen. Onze stellingen met de loopgraafmortieren stonden niet zo ver van de brug van Zutendaal. Die morgen van de 10de mei zullen we niet gauw vergeten. Daags ervoor zei men op het radionieuws van 22 uur dat de verloven terug open waren , maar om 23.30 uur kregen we alerte en betrokken onze stellingen. Ik was al vijf weken vrij van dienst wegens een zware bronchitis, maar ik ging toch mee. In de stellingen kregen we ieder vijf kogels met paarse punt, speciaal bestemd tegen vliegtuigen en tanks. Met het 11de, het 15de en het 8ste artillerie vormden we de 4de Infanteriedivisie. Deze divisie hoorde bij het Iste Legerkorps met hoofdkwartier in Tongeren. Onze stellingen waren volledig bovengronds opgebouwd wegens de natte bodem. Duizenden vaderlanders of zandzakjes werden met aarde gevuld als bescherming. Twaalf stukken mortier waren in stelling gebracht. De brug van Zutendaal werd opgeblazen en de kasseien vlogen in het rond. Toen de dag begon te klaren hing de lucht vol Duitse vliegtuigen. Stuka’s bombardeerden gronddoelen met hun loeiende sirenes. Vanuit transporttoestellen daalden strooien parachutepoppen neer, met daartussen ook echte valschermspringers. De lucht was nooit zonder vliegtuigen, maar jammer genoeg waren het allemaal Duitse. Zaterdagmorgen kregen de fuseliers, het gros van het regiment, het bevel om te verzamelen en terug te trekken op “betere stellingen”, zoals dat toen genoemd werd. De mechanische wapens moesten blijven als achterwacht. Daarbij hoorden de loopgraafmortieren, de 4,7 anti-tankkanonnen, de FN’s en de machinegeweren. Achter ons bleef ook het 8ste artillerie. Van de zesentwintig paarden die de caissons trokken waren er ’s morgens nog maar twee in leven. Enkel de voortrein van de keuken was nog heel. De hoofdaalmoezenier had een algemene absolutie uitgesproken van in het wijkkerkje van Eik. In de late voormiddag kwam er nog een Franse tank tot aan de opgeblazen brug. Ze ontvouwde de Franse vlag en vertrok weer. Rond 21 uur moesten ook wij terug. De mortieren werden vernield en door een drooggelegde visvijver met hoog riet begroeid moesten we achteruit. Aan de spoorlijn Bilzen-Genk werden we weer in stelling gezet, maar we hadden alleen nog onze geweren en revolvers. Een kleine Duitse ééndekker trok een witte lijn in de lucht. Die werd gevolgd door een artilleriebeschieting. Onze terugtocht bracht ons, steeds te voet, langs Beverst, Diepenbeek, Kortessem, Wimmertingen en Alken. In Kortessem lag een Duits transportvliegtuig op de weg te branden. Rond 01.30 uur stonden we bij de brouwerij te Alken. Langs Stevoort, Herk-de-Stad en Halen trokken mijn makkers naar Diest. Ik ben toen naar mijn tante gegaan, die in Alken vlakbij woonde om te vragen mijn ouders te melden dat ik nog leefde. Ze herkende me eerst niet : in de spiegel zag ik dat mijn hele gezicht vol blauwe potaarde van de visvijver hing. Toen ik langs de brouwerij mijn makkers achterna ging ontmoette ik daar een onderluitenant van het 11de Linie. Hij was alleen, wist niet waarheen en vroeg of ik van de streek was. Samen doorkruisten wij gans Belgi‘ te voet maar we hebben zelfs nooit naar mekaars naam gevraagd. Met zijn twee‘n trokken wij in de richting Sint-Truiden. Om vijf uur ’s morgens – het was Pinksterzondag – kwamen we in Kortenbos. Ik vroeg aan de luitenant of hij lezen kon en wees op de wegwijzer naar Zepperen. “Ge gaat toch niet naar huis ?” zei hij. “Neen, maar dat is de schoonste wegwijzer van heel Belgi‘ !”. Het viel me ongelooflijk zwaar om mijn streek te moeten verlaten. We stapten door de Kortenbosstraat maar we waren beiden doodmoe. We hadden van bij het begin van deze oorlog nog geen oog dichtgedaan. We legden wat stro onder een houten schob bij Vangeel en vielen onmiddellijk in slaap. Om negen uur werd ik wakker van klokgelui. Mijn broer en schrijnwerker Maurice Vaes luidde in Zepperen de eerste keer voor de hoogmis (24). We zijn dan verder gegaan en aten bij mensen van Sint-Joris-Terbiest. In Bernissemveld lag een neergeschoten Duits vliegtuig. Het tweetal groeide in Melveren aan tot vijf en om half twaalf kruisten we de Diestersteenweg in de richting van de hoeve van Madame Lejeune. Daar stond een veldkeuken van een regiment dat in Lummen aan het kanaal lag. We hebben echter op de boerderij gegeten. Naar verluidt was om kwart na elf al een Duitse voorhoede aan het Sint-Truidense stadspark geraakt. Langs Duras en Halle-Booienhoven kwamen we op de weg naar Zoutleeuw. Weer kregen we honger en we belden ergens aan. De man zei dat we een tas koffie konden krijgen, want de Duitsers waren al doorgetrokken naar Zoutleeuw. We maakten dus een grote boog door de velden met Zoutleeuw steeds aan de rechterkant. Zo kwamen we in Helen-Bos. In een hoevetje daar maakten ze eten voor ons en net toen de tafel gedekt was kwamen er verscheidene obussen neer in de buurt. Heel de tafel lag vol glas. De boer vluchtte met zijn vrouw en dochter het huis uit naar een grote boerderij met een stevige kelder. Wij zaten alle vijf onder de bakoven. Plots hoorden we een motor. De luitenant had zijn witte zakdoek al klaargehouden om zich over te geven, maar het was gelukkig een Belgische rijder met zijspan. “Maar rap,” zei de jonge adjudant, “want we hebben in Zoutleeuw op de Duitsers geschoten”. De hele groep – zeven man- klom nu op de motor met zijspan en mitrailleur. Zo reden we naar Drieslinter, waar de afgedamde Gete alles al blank gezet had. Daar werden we voor Duitsers in Belgische uniformen gehouden en door de Belgen beschoten. Ook enkele kleine Franse tanks in de buurt waren met 4,7 kanonnetjes beschoten, getuige de gaten in het huis waarachter ze opgesteld stonden. De adjudant KRO nam zijn pistool tussen de tanden en waadde over. Vanachter een haag aan de opgeblazen brug riep hij op zijn makkers, die hem natuurlijk snel herkenden. Een grote tank met een Franse vlag nam ons mee, gevolgd door een kleinere. Achter de Gete hadden de Belgische Gidsen stelling genomen. Vandaar begon een lange voettocht langs Neerlinter, Vissenaken, Tildonk, Boortmeerbeek en Muizen, waarbij enkele keren de rijkswacht werd bezocht voor inlichtingen over het verzamelpunt. Telkens kwamen we te laat. In Helen-Bos al waren we onze uitrusting kwijtgeraakt. Een paar orgelboeken in mijn ransel werden later via Felix Jammaers aan mijn ouders bezorgd. Die waren toen natuurlijk extra ongerust.
Eindelijk kwamen we in Mechelen. Het was de eerste keer dat ik mijn garnizoensstad en mijn kazerne te zien kreeg. Maar ook hier was het weer mis. We moesten verder naar Vilvoorde. Omdat onze voeten zo pijn deden stapten we naar het station en namen de directe trein Antwerpen-Mechelen-Brussel. Door de vele alarmen moest er vaak gestopt en geschuild worden. Van het Noordstation ging het met de tram naar Vilvoorde. In de kazerne van Vilvoorde kregen we voor het eerst eten van het eigen leger : twee soldatenbeschuiten en een doosje corned-beaf. Toen we weer verder moesten raadde ik aan om een half uurtje te wachten, misschien veranderden de orders alweer ! We gingen weer eten halen en kregen terug hetzelfde te verorberen. Ons doel was niet veranderd : de tocht ging naar Beigem, vijf kilometer ver. Daar werden we weer terug naar Vilvoorde gestuurd, waar nog eens hetzelfde gegeten werd. Het Iste korps hergroepeerde rond Vilvoorde. Aan de Verbrande Brug vond ik tenslotte mijn compagnie terug en van daar ging het met autobussen naar Schellebelle in Oost-Vlaanderen. In Bottelare bij Gent lagen we weer in eerste lijn. Onze legerdokter hielp er bij een bevalling. Onze verkenners hadden contact gehad met de vijand. De spanning steeg met het uur en we werden haast omsingeld. Toch zijn we ’s nachts via een noodbrug over de Schelde geraakt. We haakten de armen in elkaar om niet van de brug zonder leuningen af te vallen. Er volgde weer een lange voetmars tot in de namiddag Nevele nabij Meigem en Vinkt werd bereikt. De kolonne soldaten en vluchtelingen was eindeloos. Een soldaat had zijn mitrailleur in een kinderkoets gelegd. Het Belgisch leger was dus toch gemotoriseerd ! In Nevele kregen we bevel om dadelijk stelling te maken. Op 25 mei werd ik krijgsgevangen gemaakt. We moesten het kanaal over onder zware artilleriebeschieting. De Duitsers dreven ons in een grote weide bijeen, de een tegen de ander. Toen sloeg er een bom in. Ik sprong in een beek om dekking te zoeken, maar ik ben er bijna verdronken. Nadat ik eindelijk boven water naar lucht kon happen klampte ik mij vast aan de graskant. Toen ik uit de beek raakte was die grote weide leeg op brancardiers, doden en gewonden na. Mijn kleren waren drijfnat en moesten zo op mijn lichaam drogen. De ganse nacht lagen we in een weide met mitrailleurs op de vier hoeken. Niemand mocht rechtstaan. De dag erna was ik natuurlijk doodziek en kon niet meer praten. In kolonne ging het naar de kazerne van Gent. Het 11de Linie moest eerst verzamelen. Ik zag er mijn vrienden Jozef Vanormelingen uit Alken en Emiel Renaerts en mijn neef Antoine Hontiens. Ik stapte dus maar met hen mee. Buiten de stad was ik er toch niet heel gerust in en vroeg uitleg aan de Duitse bewaker naast me. Die antwoordde : “Das macht nichts.” Hij zag hoe moeilijk ik ging en wou me zelfs zijn fiets geven. Ik dankte hem. Hij zei dat hij niet zou omkijken als ik wou “abhauen”. Aan het eerste huis vroeg ik burgerkleren maar de vrouw zei dat ze er geen had. Nooit in mijn leven heb ik een grotere leegte gevoeld als toen. Niets kon me nog schelen. Met zo’n tweehonderd meter achterstand op de rest kwam ik in Dendermonde aan. Mijn vrienden waren me al aan ’t zoeken. Aan de school van Dendermonde waren ze de krijgsgevangenen op vrachtwagens aan het laden. Dat ging per zestig ineens. Ik stelde voor om met die vrachtwagens mee te gaan, maar mijn vrienden zeiden dat dat niet mocht, en ze hadden gelijk. De tweede vrachtwagen had zijn zestig man geladen en net toen een Duitser riep : “Abfahren”, sprong ik op de wagen en duwde vijf man omver. De Duitser vloekte maar kreeg me niet te pakken. Zo kon ik op het nippertje vertrekken. Ik heb nooit geweten waarom ik zoiets deed. Helaas zijn mijn drie vrienden verder gestapt, de verdrinkingsdood in Willemstad tegemoet.
Van Sint-Anneke ging het naar Antwerpen en Brasschaat, en vandaar te voet naar Kalmthout-station. In beestenwagons spoorden de krijgsgevangenen naar Rozendaal, Breda en Bad Horn. De vrouwen in het veld maakten met hun vinger langs hun keel de beweging “kop af” en die begroeting maakte hen ongerust. In “Bad Horn” moesten ze turf helpen steken. Hun compagniechef daar was Marcel Hansoul. In Dalem kregen ze elk een heel brood en iedereen zong omdat ze blijkbaar naar huis mochten. In Rheine stond de trein echter stil van half twaalf ’s middags tot half acht ’s avonds. Door de luchtspleten zag Toine aan de zon dat het vandaar toch richting Duitsland ging. ’s Anderendaags om half twaalf kwamen ze in Stalag XIA te Altengrabow toe. Daar verloor Toine op vijftien weken 35 kilo gewicht. Hij kreeg als Gärtner nummer 57273. Het werd zwart voor zijn ogen telkens als hij rechtstond. Een compagnie bestond uit driehonderd gevangenen, verdeeld in groepen van zestig, zodat ze net in een treinwagon pasten.
Bij hun vertrek daar kregen de krijgsgevangenen brood, worst, konfituur en erzatskoffie, maar Toine had zijn portie al verslonden toen ze in Magdeburg waren. In beestenwagens ging het in sneltreinvaart langs Hamm en Rhein naar Hannover waar ze in de vroege namiddag toekwamen. Daar schepte het Rode Kruis echte soep uit in kartonnen doosjes. Toine kon goed Duits en mocht zich zo tweemaal bedienen. Met een boemeltrein bereikten de krijgsgevangenen om half tien ’s avonds hun eindbestemming : Holzminden aan de Weser. Zestig matrassen waren in de grote rijschool van een geniekazerne gelegd. Er waren achtduizend soldaten in opleiding en er werd op bunkers geoefend. De mannen moesten de eerste acht dagen niet werken en kregen veel eten om op krachten te komen. Toine speelde voor tolk en toen de dag erop vergeefs een vrijwilliger werd gevraagd, gaf hij zich samen met een makker op. Hij had geluk : het was voor de keuken. In de keuken werkte ook Annie, een achttienjarige Duitse die één jaar arbeidsdienst deed en samen met vijf oudere vrouwen de ogen uit de aardappelen moest steken. De aardappelen werden machinaal geschild en vaak riepen de vrouwen : “Anton, Anton, bisschen langer laufen lassen !” om niet te veel ogen over te houden. Toine had het er goed. Toch had hij grote heimwee : bij gebrek aan post van thuis bleef hij in het ongewisse over het lot van zijn familie. Hij had immers gehoord dat er ook in Zepperen bommen waren gevallen. De Duitse burgers troostten hem als iedere dag de tranen kwamen en probeerden hem zelfs een Duits lief aan de hand te doen. Tevergeefs… Op een populair wijsje zongen de krijgsgevangenen :
Toen de oorlog was ten ende
trok een vrolijke bende
uit Bruggen en Oostende
om die stempel warempel
Maar die stempel, ocharme,
bracht toch zoveel erbarmen
Dat al die blijde zwarmen,
nu zitten in ’t verdriet
Een blijde thuiskomst hadden z’ in ’t verschiet
Een vredig huisgezin en anders niet
Maar ’t kwam bedrogen uit
ze werden Duitslands oorlogsbuit
Refrein : Krijgsgevangen, drie dagen boot door Nederland
Krijgsgevangen, men bracht ze naar ’t Duitse land
Krijgsgevangen, maar die dag die komt wel eens
Dat we ’t samen af zullen trappen naar ons vaderland
In Altengrabow kwamen de Heren
ons dagelijks inspekteren
wat was dat een koeioneren
voor een hongerig soldaat
Met een korstje zonder worstje
ganse dagen marcheren
was dat een koeioneren
we konden ’t haast niet aan
Die Augen links und rechts gerade aus
Dat was onze dagelijkse saus
Het was toen daar niet naar hun zin
Men stak ons dan den Zug maar in
Toen we rolden uit dat treintje
Stond op dat statiepleintje
Een heel dik aardig ventje
’t Was Otto met zijn motto
Hij verdeelde ons in ploegen
Om een tijdje te gaan zwoegen
Met het voorrecht van de Vlamen
Met naar huis gaan was het Amen
Die beloofde Woche, zwei of drei
Die gingen in ’t geheel maar niet voorbij
En stonden wij daarvan verstomd
Dan klonk het woord : Bestimmt, das kommt.
Toines makkers werkten in een glasfabriek of in een fabriek voor deuren in plakhout of Sperholz. Iemand moest overdag achterblijven in de barak op het oefenplein om bijvoorbeeld hout te hakken voor de verwarming. Al op 31 december ’40 vertrokken de krijgsgevangenen vanuit de kazerne naar Stalag XIB te Fallingbostel. Daar kreeg Toine zijn 17,5 frank zakgeld terug en werden de Walen van de Vlamingen gescheiden. Rond Nieuwjaar gebeurde in Hannover een ongeval met een treintransport van Belgische krijgsgevangenen vanuit Oost-Pruisen. Toine hielp bij het begraven van de 95 doden, waaronder ook iemand van Borgloon was. Hij kreeg zijn Schein op 14 februari ’41 en was drie dagen later terug thuis. Bij hun aankomst in Antwerpen hadden ze elk één soldatenkoek en twee sigaretten gekregen !
Ook Jozef Neven zal zijn legerdienst niet licht vergeten (25). Hij bleef liefst 27 maanden in uniform. Na zijn termijn van twaalf maanden volgden nog negen maanden mobilisatie en acht maanden krijgsgevangenschap in een verre uithoek van het toenmalige Duitse rijk. Hij diende als soldaat in de 1ste compagnie transmissietroepen bij de 9de Infanteriedivisie. Deze divisie was samengesteld uit de 8ste, 16de en 17de Linieregimenten en het 12de artillerie. De normale standplaats van Jozef was Vilvoorde maar op 10 mei lag hij achter het Albertkanaal in Wiekevorst bij Kasterlee. De telefooncompagnie kon bij de aftocht met de vrachtwagens van de staf meerijden tot in Sint-Katelijne-Waver. Vandaar ging het in een groepje van zes met de fiets naar Ardooie bij Roeselare. Ze kwamen om half vier ’s morgens aan. Het regende schrapnels, herkenbaar aan de blauwe ontploffingsvlam boven de grond, in heel Roeselare. De mannen raakten hun compagnie kwijt en Jozef zag zijn ransel met proper ondergoed op een vrachtwagen verdwijnen. Hij werd uiteindelijk gevangengenomen in Aalst. Vandaar ging het te voet naar de Gentse Sint-Pieterskazerne. Jozef probeerde te ontsnappen uit de kolonne door bij een aardappelveld voor een dringende behoefte opzij te gaan, maar ongelukkig werd hij door enkele tientallen makkers gevolgd, zodat de Duitsers hen terugriepen. Onderweg zei een man met een kruiwagen dat alles wel in orde zou komen, zijn zoon had immers zijn vrijlatingsstempel al gekregen. De kazerne zat bomvol. Ze trokken dan te voet in twee tot drie dagen naar het Nederlandse Willemstad. Voor ze er toekwamen moesten ze plots terug. Een vrouw zei dat er een schip ontploft was ! De bewakers schoten boven hun hoofden om de kolonne bijeen te houden. Ze sliepen dan maar in een station en moesten de volgende dag terug naar Willemstad. Langs een ladder door een luik daalden ze af in een rijnaak vol kolenstof. Voor ze ontscheepten in Wesel aan de Rijn brachten ze twee dagen en twee nachten zonder eten en drinken door in het bomvolle ruim. In het stadje hing aan elk huis een hakenkruisvlag en de vrouwen lachten hen uit. De gevangenen werden een weide ingedreven en kregen een weinig water. De dag erna werden ze met 53 man in een beestenwagon gestopt. Toen ze terug over de Nederlandse grens reden kregen ze weer hoop ! Maar na twee dagen en twee nachten ononderbroken sporen bereikten ze via Danzig, het Poolse Gdansk, de streek Oost-Pruisen. Ze waren aangeland in Stalag IA te Stablack, ten zuiden van Kšnigsberg (26). In het kamp waren lange tenten rechtgezet met stoffig zand als vloer. De twee kanten waren open, omdat het er bloedheet in werd. Jozef kreeg het nummer 11164. Hij voelde zich zwak en kon zich niet meer rechthouden. Toen hij zijn terechte plaats in de rij voor het eten wou innemen, kreeg hij slagen van de bewakers. De mannen kregen koolraapsoep en werden gesorteerd. Toen men vroeg wie wou werken gaf Jozef zich op voor boerenwerk, maar de honderd vrijwilligers werden ingezet op een militair vliegveld in de buurt. Het lag in een grote vlakte. Enkel v——r de hangars was er beton, de startbanen waren gewoon grasland. Eerst moesten de krijgsgevangen dwangarbeiders de grond effenen tussen de nieuw gebouwde woonhuizen voor de pilotengezinnen. Ze sleurden daarvoor met zijn twee‘n ijzeren “berlengs” vol zwarte grond door de rode kleimodder. De Pruisische mentaliteit was hier zeker veel strenger dan in het westen van Duitsland. De mensen waren eerder arm gekleed, de kinderen liepen barrevoets. Piloten die na lange tijd in verlof kwamen salueerden hun vrouw aan de deur met de Hitlergroet. Een kwajongen van amper zes-zeven jaar kwam steeds voor Jozef staan en bracht dan de Hitlergroet. De kleine Duitser schopte hem langs achter, maar de vrouwen lachten gewoon met dit getreiter. Het eerste wat ze ginds vroegen was of hij Leon Degrelle kende !
Na de grondwerken volgde de drainering van het terrein : sleuven graven, kleiaarden buizen erin en turf erop. Daarop werden bergkeitjes gestort. Jozef vond enige troost en wraak in het heimelijk kapotslaan van de pasgelegde buizen met zijn houweel. Hij noteerde de zo gesaboteerde meters netjes in een notaboekje. De dwangarbeiders kregen krijgsgevangenenpfenningen, maar ook slagen in de nek als ze onwillig waren. Ze werkten van acht tot vijf, ’s zondags uitgezonderd. Het was er wel vroeg donker. De ploegbaas, een oude burger, floot of “piepte” wanneer ze mochten stoppen. Ook deze burgers sliepen in barakken. Iedereen moest naar de luidspreker met toespraken van de Führer komen luisteren. Toen er een van de burgers bleef liggen kreeg hij als straf twee maanden geen verlof.
De gevangenen hadden voortdurend honger. Sommige makkers uit de Kempen aten zelfs klaver en gras. Jozef stal kleine aardappeltjes die als varkensvoer bij de woonhuizen klaarstonden. Die aardappeltjes in schil kregen ze ook als eten voorgeschoteld. Ze werden netjes geteld en zelfs doorgesneden om een juiste verdeling te krijgen. ’s Avonds kregen de gevangenen één lang brood per twee man. Het werd gemeten om precies in twee helften te snijden en dan nog werd een deel gekozen, terwijl iemand ze achter zijn rug hield. ’s Middags volgde koolraapsoep, gekookt met de herbruikte soepbeenderen die al voor de burgers hadden gediend. Hubert Knapen van Gors-Opleeuw en Henri Knapen van Vliermaalroot waren makkers van Jozef. Een andere kameraad was een struise ingenieur van Mechelen, gewoon om veel te eten. Hij leed dan ook bijzonder onder het strenge kampregime. Hij at de soepbeenderen helemaal op. Toch werd hij zo mager dat hij “een geit tussen haar horens kon kussen”. Jozef stal hier en daar voedsel voor hem. Een Antwerpenaar zag altijd sterretjes van zwakte en zei dan : “Ik zie ze botsen”. Van de honderd man bleven er op het einde nog vijftig over. De rest was ziek of misschien wel dood afgevoerd. Een enkele keer, toen ze in een klein groepje vlakbij de woonhuizen werkten, stopte een vrouw hen een pannekoek in de handen, die droop van de olie. Op een dag werden vijf man uit de keuken verjaagd, omdat één van hen zich naakt in de keuken had gewassen. Jozef gaf zich vliegensvlug als vervanger op en had het van dan af veel beter. Het doorvoede keukenpersoneel viel op in de rangen bij de telling ’s morgens. De kok woonde vlakbij in Köningsberg. Toen Jozef de tweede dag inventaris moest maken kon hij van de goede boter en de kristalsuiker eten.
Het toilet was gewoon een sleuf met een stok erover. De enige Duitse toegeving voor het kampleven was de verwarming. ’s Nachts mochten de kachels in de barakken met brikketten roodgloeiend gestookt worden. De mannen lagen op stapelbedden van één hoog. Door hun zwakte moesten ze meerdere keren per nacht opstaan om te wateren, als ze zich al konden inhouden. Van voor Allerheiligen vroor en sneeuwde het in deze gure streek. Wintergraan werd er niet gezaaid en fruitbomen bevroren er. Het werd er tot min dertig graden koud en de dwangarbeiders hadden nauwelijks kleren aan. Toen een transportvliegtuig in brand schoot konden ze er gelukkig dekens en parachutes uithalen. Daarmee konden sokken gemaakt of verstevigd worden.
Duitse Stuka’s huilden naar beneden met oefenbommen en joegen zo de gevangenen de schrik op het lijf. Er werd tegen geprotesteerd, omdat zo niet kon gewerkt worden en het treiterspelletje hield op. Jozef ging eens kijken hoe die oefenbommen van een twintigtal kilo werden gelost en merkte dat dit magnetisch met stroom gebeurde. Twintig tot dertig driemotorige transportvliegtuigen lieten zweefvliegtuigen los en de kabels vielen tussen de gevangen arbeiders. De piloten vertelden dat ze van Melsbroek in Belgi‘ kwamen. Toen Jozef hoorde dat die plek wel tweeduizend kilometer ver was realiseerde hij zich dat hij wel nooit nog naar huis zou raken (27).
Zowel bij het inschrijven als bij het vrijlaten moesten de krijgsgevangenen aan een tafeltje vragen beantwoorden om Vlamingen en Walen te scheiden. Eén Waal kreeg de antwoorden voorgezegd. Een andere moest moederziel alleen achterblijven. De vrijgelatenen werden vervangen door Fransen. De Belgen speelden voor tolk, maar toch kregen de Fransen veel slagen, omdat ze minder begrepen wat van hen verwacht werd. Bij de vrijlating op 14 januari ’41 lagen er hoge sneeuwophopingen waar ze ver te voet door moesten strompelen naar de stilstaande trein. Jozef liep slechts op platte klompen zonder hielen. Om vier uur ’s nachts kwamen ze bij de personentrein zonder verwarming aan. Bij de eerste halte in Berlijn kregen ze gelukkig warme bouillon. Jozef kwam toevallig samen met Justin Boonen in Kortenbos-station aan op 17 januari ’41. Dat was net op Sint-Antonius, d’Eygen kermis. Jozef moest zich op het einde van de maand nog melden in Hasselt op de Feldkommandantur. Later werd hij verplicht tewerkgesteld op het vliegveld van Brustem en diende op een keer weer in Hasselt verschijnen. Hij werd er herkend door een daar werkende dorpsgenoot, collaborateur, maar ondervond van hem geen last.

_____________________________________________________
Noten
(1) (Remi) Albert Van Langenhove ( °Lebbeke 14.10.16, klas ’36 : mc. 158.17289), d’Oyestraat. Dochtertje Nicole was geboren in Zepperen op 13.04.40. Zijn graf in Wolvertem is niet meer terug te vinden (brief grafmaker gemeente Meise 11.94).
(2) Alias het Kanaal van Schipdonk, dat liep van Deinze tot aan de Nederlandse grens. Zie kaart.
(3) Francis GOOLE, Het legendarische “Elfde”, in : Het Elfde Linieregiment en Hasselt, Tentoonstellingscataloog, Hasselt, 1984, p. 11-49.
(4) Robert (Jean Francois) Knapen (°Z. 17.02.1920, klas ’39 : mc. 111.91489), Stationsstraat. Militair kerkhof Kamp van Beverlo-Leopoldsburg, graf E58.
(5) (Joannes) Joseph Engelbosch (°Z. 19.03.06, klas ’26 : mc 111.73460). Hij werd als oudgediende van het 11de Linieregiment opgenomen in het 43ste Linie, een reserveregiment van het 11de.
(6) Louis Langenaken (°Z. 12.07.03), velomaker-handelaar van de Eynestraat, was van de klas van ’23 en oudgediende van het 11de Linie (mc. 111.70691).
(7) Stammlager für Manschaften of kamp voor soldaten en onderofficieren. In tegenstelling tot de Oflags of Offizierenlager.
(8) Antoine (Herman of Armand) Hontiens (°Z. 23.01.18, klas ’37 : mc. 111.88530) en Emile (Lambert) Renaerts (°Z. 19.12.17, klas ’37 : mc. 111.88555).
(9) Constant A.I.L. VAN NISPEN, De ramp met de Rhenus 127 op 30 mei 1940 te Willemstad, Willemstad, 1985. Overlijdensakten van de gemeente Willemstad 29/1940 (Hontiens) en 92/1940 (Renaerts). Bidprentjes.
(10) (Emile) Basile Schoenaerts (°Z., 06.03.13, klas ’32 : mc. 111.80336), onderwijzer Bergstraat.
(11) Edouard (Jean) Bonneux (°Z. 17.05.20, klas ’39 : mc. 109.84787), bediende Stationsstraat.
(12) Theophile (Franois) Roosen (°Z. 15.08.10, klas ’30 : mc. 289.3999), electricien Startelstraat.
(13) August (Joseph) Vanmechelen (°Z. 15.03.1920), Bergstraat. Emile Laquay (°Hoepertingen 23.09.19), handelaar wonende in Gippershoven sinds hij in ’43 met Rosa Bex trouwde en in ’45 in Zepperen kwam wonen.
(14) Van een angstvacantie…, in : Klanken uit Zepperen, in : Hemelvaart, jg. 17, nr. 6 (n.r.), nov.-dec. ’39.
(15) Zie hoofdstuk 2, noot (1).
(16) François (Augustin) Vananroye (°Z. 18.03.1910, klas ’31 : mc. 111.77472), Anroye en Dekkenstraat.
(17) (Gustaaf) Adolf Hechtermans (°Z. 23.04.15, klas ’35 : mc. 165.15090), Roosbeekstraat.
(18) Arthur Hendrix (°Z. 17.07.1909, soldaat milicien klas ’29 mc. 111.77013, 11de linie, april 1934 : Grenswielrijder Bastogne), Dekkenstraat.
(19) Marc Benaets (°Z. 05.03.1918), Bergstraat.
(20) René (Joseph) Benaets (°Z. 04.02.1922 – Z. 22.01.87), handwerker Bergstraat. Zijn ouders waren Joseph Benaets en Lucie Punie van Alken.
(21) Henri Bollen (°Z. 04.10.08, klas ’28 : mc. 108.75914), zoon van landbouwer Louis Bollen-Jammaers van d’Eygen. E. WELLENS, De gevechten te Lummen mei 1940, Lummen, 1990.
(22) François Creten (°Z. 03.02.19, klas ’38 : mc. 111.89615, + 30.08.1994), Roosbeekstraat.
(23) Antoine Vaes (°Ordingen 23.05.1917, klas ’37 : mc 107.86425), Kerkstraat. Koster Vaes schreef later bij zijn meer dan duizend ongepubliceerde gedichten ook enkele over zijn wedervaren in de meidagen :
Nr. 973 : De 10de Mei.
De aarde trilde
van een bang verwachten,
de nacht nog moe
werd uit zijn slaap gewekt.
Ieder staart en wacht
in sombere gedachten
terwijl de morgen
vage sporen trekt.
In de verte klinkt
een dof gerommel,
we weten ’t allen
dat het oorlog is.
Werden gewekt met
klaroen en trommel
en wachten angstig
in de duisternis.
Nauw’lijks kreeg de dag
een bleke morgenklaarte
of reeds zag ’t zwart
van vogels met een kruis.
Duikend en gierend
een onbekend gevaarte
bombarderend dan stijgend
weer terug naar huis.
Wat ik toen voelde
is niet te vertellen,
wat hadden wij nog
buiten onze moed.
Met oorlogstuig van veertien
moesten wij het stellen
en in de lucht een
steeds grotere kruisengloed.
We deden meer dan
dat we feit’lijk konden,
ik ging zelfs aan
mijn eigen woonst voorbij.
Werd dan in Duitse
gevangenschap gezonden,
’t werd toen december
al was ’t pas einde mei.
Toch heb ik nooit voor
een aardse macht gebogen,
ondanks al behield ik
mijne fiere eigenheid.
Voor “Eén” boog ik steeds graag
“Die” heeft me nooit bedrogen
‘k draag ook fier “Zijn kruis”
tot in de eeuwigheid.
A. Vaes
(24) Maurice Vaes (°Ordingen 23.12.14), Kerkstraat.
(25) (Arnold) Jozef Neven (°Z. 27.06.1919, klas ’38 : mc. 12.460), Stippelstraat.
(26) Königsberg of Koningsbergen was een Pruisische havenstad in de Bocht van Danzig, sinds 1945 door de Russen in Kaliningrad herdoopt.
(27) In werkelijkheid bedraagt de afstand een 1.200-tal kilometers.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Emile Renaerts en Antoine Hontiens, korporaals in het 11de Linie, omgekomen in Willemstad 1940.
Ontsnapt aan krijgsgevangenschap in Duitsland. Henri Bex uit de dekkenstraat, Gust Vanmechelen van de Bergstraat en Emile Laquay. Bij Gust staat Yvonne Lejeune van Budingen.
Fille Roosen in het Kamp van Beverlo gefotografeerd. Op zijn zwarte kraagspiegels met rode bies staat het helmpje van de transmissietroepen.
Identificatiearmbandje van Fille.
Jozef Knuts als krijgsgevangene nummer 65389 bij zijn boerenfamilie. Het arbeidscommando Liepe-Pannecke liet zich op 26 januari 1941 fotograferen (foto Lambertine Bex).
De mannen van Liepe-Pannecke.
Edouard Roebben in Oostenrijk.
Edouard Roebben in een boerencommando van het kamp van Kaisersteinbruch (Stalag XVIIA), in het Leithagegebergte ten zuiden van Wenen. Oostenrijk werd in 1938 aangesloten bij Duitsland. Edouard (°Z. 03.02.1918) was korporaal in het 11de Linie en bleef krijgsgevangene nummer 50946 tussen 12 mei en 13 februari ’41. Hij meldde zich op 7 maart op de Feldkommandantur 681 te Hasselt.
Beroepssoldaten en krijgsgevangenen Arthur Hendrix en Marc Benaets voor het huis Roebben in de erekoets 1945 (foto Edouard Roebben).
Luitenant Henri Bollen in april ’40 in Geneiken voor het huis van een paardenkoopman waarin de batajonsstaf lag. Naast de schildwacht staan sergeant Schollaert, luitenant Gabriël Boucquet als adjunct van de majoor, bevelhebber majoor Pardaens, Henri en sergeant Verheydt.
Kampgeld.
Antoine Vaes in gevechtsuitrusting. De foto werd genomen in 1937-’38 in Leopoldsburg, in de dreef van blok H naar de kerk. Op het hoofd de stalen Adran-helm, een Frans model uit 1915, met daarop de Belgische leeuwekop. Hij draagt een op de knieën teruggeknoopte overjas of capote. Aan zijn riem zijn patroontassen van elk 25 kogels, een bajonetschede en een veldschop bevestigd. Op de schouder draagt hij een ransel met broodzak, ondergoed en handdoek, en een dekenrol. Ook een riem met veldfles. De schoenen zijn met beenkappen of ‘getten’ bedekt (foto Jozef Vaes).
De felbegeerde Entlassungsshein of vrijlatingsbrief van sergeant Xavier strauven (°Ordingen 25.07.1910), klas 1930, 41ste regiment, 6de compagnie, die tussen 23 mei ’40 en 23 april ’41 krijgsgevangene was. Hij zat in Fallinbostel (Stalag XIB) onder nummer 56027.
Jozef Neven zit rechts onderaan aardappelen te schillen met zijn makkers van de 3de compagnie telefoon. De foto werd genomen in het Kamp van Beverlo in 1939. Op de muts dragen de miliciens het helmpje van het regiment en een groen lapje op de mouw verwijst naar de telefooncompagnie.
François Vananroye met op zijn muts de IV van het bataljon zware wapens en op zijn mouw de ster van mitrailleur, Elsenborn 1931 (foto Maurice Vanschoenwinkel).
Kaarten (zie gedrukte versie)
Krijgsgevangenschap en concentratiekampen in Duitsland.

_______________________________________________________

4. Joodse bannelingen
De vervolging van het Joodse volk na zijn diaspora of verspreiding over Amerika en Europa is een eeuwenlange geschiedenis. Het Duitse nationaal-socialisme stootte vanaf ’35 het Joods “ras” uit de maatschappij. Een geleidelijk harder wordende reeks wetten leidde naar de Endlösung of eindoplossing : de deportatie naar concentratiekampen, waar de dood wachtte. Door de Duitse inval in Polen in september ’39 vluchtten vele leden van de daar talrijke Joods gemeenschap ondermeer naar ons land. Velen strandden in Antwerpen, waar ze in mei ’40 door de oorlogsgebeurtenissen werden ingehaald. De politiemaatregel van 12 november ’40, uitgevoerd vanaf eind december, verplichtte de evacuatie van Joodse burgers via het Antwerpse Zuidstation naar een vijftigtal gemeenten in Limburg, meestal langs een spoorlijn gelegen. Ze mochten één valies meenemen en moesten zich dagelijks op het lokale gemeentehuis aanmelden om onderduiking te verhinderen (1)
In het vreemdelingenregister van Zepperen werden op 11 januari ’41 32 personen ingeschreven dragers van uitwijzingsbevelen. Daarbij waren 22 statenlozen en van Poolse oorsprong, en 10 van Poolse nationaliteit, afkomstig van Antwerpen, Berchem en Borgerhout,. In april ’41 zijn ze weer vertrokken naar Antwerpen en uitzonderlijk ook een tweetal naar Genval (2) . Een dertigtal Poolse joden kwamen inderdaad uit Antwerpen, Berchem en Borgerhout op zaterdag 11 januari ’41 in Zepperen aan. Ze vertrokken drie maanden nadien terug naar Antwerpen. Dat gebeurde op zaterdag 19 april met de trein van 7.08 u. in het station van Ordingen : een bijzondere wagon zal gehecht zijn aan dezen trein om de uitgewezene op te nemen.
Uit de lijst van de vluchtelingen (3) vernoemen we slechts enkele gezinnen, met in vetjes het nummer van het deportatietransport naar de Duitse kampen (4) : De 39-jarige weduwe Scheindla Wolfowicz (5) en haar elfjarig dochtertje Ursel Fromer kwamen in ’33 vanuit Dortmund in Brussel aan. Haar man Abraham Fromer was bleker en stierf in ’39. Ze verbleven in Zepperen tot 19 april ’41 bij Armandus Coopmans in de Eynestraat en, vanaf 6 maart, in het huis van Jos Vananroye in Gippershoven. Hun adres te Genval was Belle-vue 12, hun adres in Antwerpen Kipdorpvest 11. Beiden bleven gedurende twee jaren ondergedoken in Schaarbeek maar werden na verklikking via Mechelen op 7 juni ’44 naar Auschwitz gedeporteerd op 31 juli met het laatste konvooi 26 onder de nummers 173 en 174. Scheindla of Sacha werd eind oktober ’44 naar Willischtal, concentratiekamp Flossenburg, overgebracht. Ze werd daar bevrijd door de Russen op 10 mei ’45 en kwam terug naar Belgi‘ op 11 juni. Haar dochtertje Ursula stierf vermoedelijk in Auschwitz tussen begin augustus en nieuwjaar ’44. Nog in 1981 werden inlichtingen gevraagd door Evelyne Handel van Luik, een nichtje van Scheindla, die meldde dat haar tante intussen was overleden (6).
Een groepje met vrouw Esther Balsam, 40 jaar, Mirl Malia Balsam, 38 jaar, en de negenjarige Martin Apter verbleef bij de weduwe van Henri Paesmans, Eynestraat 30. Hun adressen in Berchem waren Moorslede 29, Thaliastraat 28 en Euterpastraat 10. Ook de man Chaskel Apter, 42 jaar, wordt vermeld. Chaskel en Esther namen in ’47 contact op met Zepperen.
Het gezin met vader kleermaker Oziasz Steinhauer, 47 jaar 6, kwam midden ’39 vanuit Berlijn naar België. Moeder Estera Reich, 47 jaar 11 had twee kinderen. De twintigjarige Charlotte Steinhauer 6 en de vijftienjarige Heinrich 6 waren vergezeld van hun nicht Else Apter, 23 jaar 2. Ze verbleven bij de weduwe Gilissen, Kerkstraat 1. Hun adressen in Antwerpen en Berchem waren Stierstraat 17, Thaliastraat 28 en Dixmuidelaan 191. Leopoldine Gilissen nam enkele foto’s van dit gezin met Hugo en Magda Nijs. Waarschijnlijk stierven Osiasz en Heinrich in Auschwitz, terwijl Estera en Charlotte daar omkwamen tussen 29 augustus en 8 september. Ook Else stierf daar waarschijnlijk tussen 12 en 21 augustus ’42. Na de oorlog kwam er een vraag om inlichtingen van nicht Juliette Steinhauer van Brussel.
Tenslotte was er een groepje met de 27-jarige bediende Manuel Schapira 19, die in Belgi‘ verbleef sinds 20.01.20, en zijn 28-jarige echtgenote kleermaakster Kajla Praport 19, sinds 14.10.39 in Berchem. Ze verbleven aan de Dorpsstraat 13 bij Henri Vanoirbeek. Hun adres in Antwerpen luidde Plantijn Moretus 126. Bij dit echtpaar hoorde ook sinds september 1939 de vader Szulim Praport, 52 jaar 6, sinds 23.05.1911 echtgenoot van Nacha Rosenblum, 51 jaar 6, en tweelingszus Hendla Praport, 28 jaar 6. Hun adres te Berchem was eerst Morpheusstraat 17, nadien Dixmuidelaan 166. Na de oorlog werden inlichtingen gevraagd door schoonzus Sarah Schapira van Berchem, schoondochter Lena Cohen en door Salomon Praport in 1948. Manuel stierf vermoedelijk in Auschwitz zoals ook Kajla tussen 15 en 25 januari ’44. De oudere Szulim en Nacha stierven op een onbekende plaats op 29 augustus ’42. Hendla stierf tussen die datum en 8 september in Auschwitz. Een 22-tal personen van de 33 komen voor op de transportlijsten en zijn naar alle waarschijnlijkheid omgekomen in de concentratiekampen Vittel, Buchenwald, RavensbrŸck en Auschwitz, zoals meer dan 23.000 in Belgi‘ ingeschreven lotgenoten (7). Deze transporten vanuit de Mechelse Dossin-kazerne droegen de nummers 2 (11.08.42), 5 (25.08.42), 6 (29.08.42), 7 (01.09.42), 11 (26.09.42), 12 (10.10.42), 18 en 19 (15.01.43), 20 en 21 (19.04.43) en 22 (20.09.43). Aanvankelijk werden de treinen gevuld door een oproep voor vrijwillige arbeidsdienst, maar vanaf het derde konvooi schakelde men over op razzia’s. Het 20ste konvooi werd in de nacht van 19 op 20 april ’43 door weerstanders gesaboteerd vanaf Boortmeerbeek. Met een valse rode lantaarn werd trein D.A. nr. 801 gestopt en enkele wagons ontsloten. Ruim dertig vluchtende joden werden gedood of gekwetst tussen Tienen en Visé, maar ruim tweehonderddertig slaagden erin te ontsnappen (8).
In het station van Ordingen zag men de fermés of gesloten beestenwagens voorbijrijden. Soms werden postkaarten naar buiten gegooid. Op een keer werd er getelefoneerd vanuit het station van Sint-Truiden : de Duitsers schoten langs de trein heen om ontsnappingen te verhinderen. Het was vroeg in de morgen en nog donker. Henri Mommen herinnert zich nog hoe ze in het stationshuis hoorden aankloppen. Een joodse man bood hen een handvol gouden ringen en juwelen aan voor een paar franken. Toen ze naast de rails gingen kijken troffen ze er twee gekwetste vrouwen aan, één met een verstuikte enkel. Een man had een buikschot gekregen. Jef Strauven, burgemeester van Ordingen, bracht deze mensen met zijn paardenkar naar de Sint-Annakliniek. De man stierf, maar de vrouwen zouden er tot na de oorlog gebleven zijn. In het VNV-blad De Toekomst van 22 mei ’43 werd hatelijk geschreven over het Sint-Truidense Rode Kruis dat pakjes bezorgde aan joden die in de kliniek gewond lagen na hun ontsnappingspoging uit een konvooi. Op 20 april ’43 gaven stationschef Emile Mommen en spoorwegarbeider Louis Mertens aan dat zij op die dag om 4.20 u. ’s morgens ter plaatse kort bij den overweg nummer 33 spoorlijn Tienen Tongeren het lijk ontdekt hebben van een onbekende vrouwspersoon van ongeveer vijf- en twintig jarigen ouderdom. Het lijk droeg het nummer 748-XX en in de zakken op een stuk papier het volgende : Wiesmayer-Stein 573 (9) Deze jonge vrouw had een ingedrukte borstkas opgelopen in haar val tegen een betonnen seindraadpaaltje in de richting van Rijkel. Ze werd in Ordingen begraven. Na de oorlog kwam een vrachtwagen vol doodskisten het lichaam ophalen.
Esther Balsam en Chaskel Apter schreven op 11 mei ’47 naar het gemeentebestuur voor een bewijs van goed gedrag en zeden tijdens hun verblijf bij mevrouw Paesmans, ten behoeve van de gemeente Schaarbeek. De Praports, die bij de familie Vanoirbeek verbleven, zaten in het konvooi 6 van 29 augustus ’42 en 19 van 15 januari ’43. Iemand van hen, de schoondochter, nam na de oorlog nog contact op. De familie Vanoirbeek stuurde hen na hun vertrek uit Zepperen in Antwerpen een zakje houtblokjes op of een zakje suikerbieten met daarbinnen aardappelen. Ze kregen op 12 oktober 1980 de penning Wederzijdse hulp voor het trotseren van de nazibezetter door aan de vervolgde Joden hulp en bijstand te verlenen.
Tijdens hun verblijf in Zepperen kwamen de Joodse vluchtelingen op de zaterdagse sabbat onder leiding van Abraham Reich samen bij Gust Quaetpeerds (10) De Zepperenaren beseften alleen dat deze mensen op de dool waren. Omdat ze geen grammen of rantsoenen hadden, organiseerde de gemeente voedselophalingen voor hen. Iemand gaf een zakje aardappelen met onderaan allemaal schillen. Het werd de gulle gever prompt terug bezorgd. Reich, die bij Gust “va Stin” logeerde, kocht bij iemand een rotte raapkool voor 2,5 frank ! De namen van de jongens Reich, Hofstatter en Apter als tijdelijke leerlingen in de gemeenteschool leven nog in de herinnering.
__________________________________________________________
Noten
(1) Frans KEERSMAEKERS, Joden te Kwaadmechelen. Inleiding tot de Holocaust. 1 februari – 4 december 1941, Ham, 1992.
(2) SINT-TRUIDEN, Stedelijk Archief, Gemeente Zepperen, 547.21 Vluchtelingen; Ook : Inlichtingsbulletijns openbare veiligheid (Vreemdelingenregister) 1926-1955. Van de volwassenen is telkens een paspoortfoto bewaard.
(3) Vereniging van Joodse Weggevoerden in Belgi‘. Dochters en zonen der deportatie vzw., 01.09.91. Brieven Auschwitz-stichting, H. De Schampheleire, Brussel, 06.12.93 en 28.10.94 : Alphabetische lijst van de personen voor het merendeel Isra‘lieten, gedeporteerd met de konvooien vertrokken tussen 4 oogst 1942 en 31 juli 1944 uit het verzamelkamp te Mechelen, 3 dln., z.p., 1954. Brief Centraal Beheer van Joodse Weldadigheid en Maatschappelijk Hulpbetoon v.z.w., Antwerpen 20.12.1993.
(4) De andere vluchtelingen :
Gezin met vader Mozes Treff, 54 jaar (°Dukla 14.01.1887) 20, moeder Esther Liderberger, 44 (°Wisnick 18.03.1897), kinderen Deborah Slata, 19 (°Berlijn 25.12.1922) 2 en Lia, 17 (°Berlijn 05.11.1924) en verwante Fanny Treff, 58 (°Hannover 19.01.1883) 20. Ze verbleven bij Guillaume “Poei'” Coopmans-Peters aan de Bergstraat 4. Adres in Antwerpen : J. Bilmeyerstraat 17.
Mendel Safir, 64 (°Iwanowka 05.09.1877) 12 en vrouw Fanny Braun, 58 (°Hannover 19.01.1883) 12. Ze verbleven in de Dekkenstraat bij Jozef Houbrechts. Adres in Borgerhout : Gitschotellei 192. Abraham Blodinger, 55 (°Jaroslaw 02.10.1886) 21 en vrouw Mina Lubasch, 52 (°Tarnow 05.05.1889) 21. Verbleven zoals Wolfowicz bij Armandus Coopmans aan de Eynestraat en vanaf 6 maart in het huis van Jos Vananroye in Gippershoven. Adres in Borgerhout : id. Safir.
Gezin met vader Abraham Reich, 44 (°Pilzno 19.09.1897) 5, moeder Szajndla Grun, 42 (°Zaklacin 13.01.1899) en kinderen Charlotte Margot, 16 (°Keulen 01.07.1925) 5 en Herman Arnold, 12 (°Keulen 22.01.1929). Ze verbleven bij Quaetpeerds in de Eynestraat 4. Adressen in Berchem : Thaliastraat 22 en Dixmuidelaan 191. Reich was in ’24 in Keulen gehuwd met Szajndla.
Het gezin met vader(?) Chajem Hofstatter, 63 (°Pilunicza 22.01.1878), moeder Mariem Kempler, 39 (°Neu-Sandez 31.10.1902) 7 en kinderen Jacob, 10 (°Duisburg 06.11.1931) 22 en Chana, 8 (°Duisburg 09.11.1933). Ze verbleven bij Theofiel Vaneylen aan de Kasteelstraat 4. Adres in Antwerpen : Van Diepenbeekstraat 12.
(5) Scheindla Wolfowicz, (°Lodz 21.07.1902 of Lissmanstadt 10.08.1912)
Ursel Fromer (°Dortmund 01.11.1930).
Esther Balsam (°Drosdowitz 30.03.1901)
Mirl Malia Balsam (°Cykow 04.04.1903)
Martin Apter (°Berlijn 09.07.1932)
Chaskel Apter (°Wisnitz 20.10.1899)
Oziasz Steinhauer (°Pilzno 19.02.1894)
Estera Reich (°Pilzno 17.03.1894)
Charlotte Steinhauer (°Berlijn 10.12.1921)
Heinrich Steinhauer (°Berlijn 11.08.1926)
Else Apter (°Mahrish Ostrau 17.11.18)
Manuel Schapira (°Den Haag 20.12.1914)
Kajla Praport (°Czestochowa 16 of 29.08.1913)
Szulim Praport (°Czestochowa 22.10.1889)
Nacha Rosenblum (°Czestochowa 27.05.1890)
Hendla Praport (°Czestochowa 16 of 29.03.1913)
(6) BRUSSEL, Ministerie voor Volksgezondheid, Bestuursafdeling voor Oorlogsgetroffenen, Opzoekingen-Documentatie-Overlijden, Archief Belgische Joden.
(7) Serge KLARSFELD en Maxime STEINBERG, Mémorial de la déportation des Juifs de Belgique, Brussel-New-York, 1982.
(8) X(avier) L(enaers), Monument voor redders van Joden op weg naar Auschwitz, in : Het Belang van Limburg, 17 mei 1993. De Jodenvervolging in België. De oorlogsmisdaden bedreven gedurende de bezetting van het Belgisch grondgebied 1940-1945, Ministerie van Justitie, Luik, 1948, p. 38, heeft het over weinige ontsnapten en 220 doden.
(9) SINT-TRUIDEN, Burgerlijke stand gemeente Zepperen, Overlijdens, 1943, nr. 15 (joodse). Het deportatienummer XX-748 hoorde evenwel bij de Poolse man Lejbus Mogielnicki (°Uszczanow 22.06.1909). Die had zijn nummer al eerder aan een mede-gedeporteerde doorgegeven, mededeling Bestuursafdeling voor Oorlogsgetroffenen, Brussel, 03.11.94.
(10) alias “Gus va Stin”, naar zijn moeder Maria Augustina Kempeneers (+1933). Hij was handelaar in kolen en fruit, Eynestraat (°Z. 28.03.1901).
Illustraties (zie gedrukte versie)
Scheindla Wolfowitz op paspoort van de Centrale Dienst voor de Statistiek, afgegeven op 13.04.1941 en geldig tot 13.10.1941.
Joodse vluchtelingen bij de Weduwe Gilissen in 1941. Heinrich met zijn moeder Estera en de kleine Hugo Nijs. Het hele gezin met Heinrich die Hugo op zijn schouders heeft, Charlotte, Else en vader Oziasz. Moeder Estera draagt de kleine Magda Nijs op de schoot (foto door Leopoldine Gilissen).
Pasfoto’s van het echtpaar Praport-Rosenblum, van het koppel Manuel Schapira en Kajla Praport, en van tweelingszus Hendla Praport.

________________________________________________________

5. Leven onder bezetting
Voedsel en geld onder controle
Bij het uitbreken van de oorlog was Zepperen een gemeente van een 2.100-tal inwoners. België kreeg een militair bestuur dat de oorspronkelijke overheidsadministraties aan het werk liet. Een drietal maanden na de Duitse inval werd de Feldkommandantur 681 aan de Havermarkt te Hasselt ingericht, vanwaaruit de bezetter onze provincie bestuurde. In elke grotere gemeente werd een Ortskommandantur gevestigd. De Duitse politie was militair georganiseerd met Feldgendarmen en Geheime Feldpolizei.
De bevriezing van prijzen en lonen leidde vanaf de Duitse inval tot een georganiseerde verarming. De produktie werd opgelegd en het verbruik gerantsoeneerd. De vrije markt werd bestuurd van boven af met een enorme administratie en papierwinkel voor gevolg (1). De landbouwers werden verplicht zich aan te sluiten bij de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie, op 27 augustus ’40 opgericht onder druk van de Duitsers. Ze betaalden een lidgeld waarvoor ze het tijdschrift Volk en Bodem ontvingen. Het omploegen van weiland werd aangemoedigd. Elke maand moesten de boeren een zekere hoeveelheid graan leveren waarvoor ze 2,5 frank per kilo kregen. Soms gebeurde het dat iemand de in het teeltplan opgelegde hoeveelheid niet bereikte en met duur smokkelgraan van 18 frank het tekort moest aanvullen.
Koolzaad of “sloer” leverde olie voor margarine, die samen met boter de nodige vetstoffen aan de bevolking verschafte. De hoofgroepering Zuivel, Vetten en Eieren van de Corporatie legde dan ook de teelt van winter- en zomerkoolzaad, raapzaad, blauwmaanzaad of papaverzaad op. Zo werd in mei ’43 de Mobilisatie van den koolzaadoogst 1943 afgekondigd. De landbouwers van de zandleemstreek, de noordelijke helft van Zepperen, moesten minstens 2.400 kilo zaad per hectare dorsen voor 15 juli. De leemstreek, waarbij het zuiden van het dorp hoorde, moest voor 20 juli 300 kilo meer dorsen. Met een tussenpersoon was een teeltcontract afgesloten. Die handelaar nam het zaad binnen de tien dagen in ontvangst, betaalde contant en zorgde voor de aflevering aan de nv. Belgische Margarine Unie te Baasrode-Noord (2). De verbouwer kreeg een bon om per honderd kilo afgeleverd zaad twee liter geraffineerde olie en vijftig kilo koolzaadmeel of -koeken aan te kopen tegen de offici‘le prijs. Toch werd het koolzaad soms stiekem ’s nachts uitgewreven of gedorsen op een zeil op de grond, in zakjes gedaan en in Sint-Truiden als gestolen aangegeven. Dat deed Tuur Thijs met vijf roeden gelegen aan de “Sintevijvekapel”. Het nachtelijk ingehaalde sloerzaad werd verstopt in de stal van “Cel van Djang de Kuimester”. Bij het begin van de bezetting werden boterrolvaten en melkmachines verzegeld. Speciale controleurs doorzochten huis en kelder naar verborgen aardappelen. Maar dat kon de plantrekkers niet stoppen. Tabaksplanten werden bijvoorbeeld stiekem in het graan geplant. André Schurmans ging tot in Klein-Gelmen graan halen en reed dan met de nodige papieren zogezegd naar Hasselt om het graan in te ruilen tegen zaaigraan. Met zijn karpaardje Gaspar deed hij het graan echter snel binnen bij molenaar Alles in de Stationsstraat, die er bloem van maalde. Als slachterszoon ging hij ook al eens een os uit een weide pakken om te slachten. De boer, die de diefstal dan aangaf, was natuurlijk vooraf op de hoogte en al betaald voor zijn dier.
Deze plantrekkerij ontaardde soms in woeker en dat vond geen genade in de duitsgezinde streekpers. De enige toen verschijnende Limburgse krant, het VNV-weekblad De Toekomst, berichtte op zaterdag 3 april 43 : Strenge straf voor een landbouwer die weigerde te leveren. Een landbouwer… uit Zepperen werd door de Feldkommandantur te Hasselt, tot zes maanden hechtenis en tot 300.000 frank boete veroordeeld, of tot lijfsdwang van nogmaals zes maanden. Ter gerechtelijke betaling van de boete werden 15 runderen en 10 zwijnen verbeurd verklaard. De landbouwer…, die reeds vorig jaar wegens het niet vervullen van zijn leveringsplichten van graan en melk moest worden gestraft, is opnieuw tekortgekomen aan zijn leveringsplicht van graan en heeft daardoor de regelmatige bevoorrading van de bevolking in gevaar gebracht. Hij heeft in zijn woning twee op geraffineerde wijze aangelegde geheime kamers laten bouwen waarin hij 1600 kilos broodgraan en 250 kilo haver had verstopt ten einde ze aan de bevoorrading te onttrekken.
De Corporatie zorgde ook voor de bevoorrading van de bevolking. De zegels van de rantsoenering werden maandelijks op het gemeentehuis afgehaald en in de winkels geruild. Om de dertig dagen vernieuwde men het drukwerk en de kleur van de zegels om vervalsing tegen te gaan. Voor de Engelse blokkade werd de helft van de levensmiddelen, vooral graan en veevoeder, ingevoerd. Alleen voor vlees, aardappelen, boter en eieren kon Belgi‘ zichzelf behelpen. De rantsoeneringstabel telde tien produkten : brood of meel, koffiesurrogaat, voedingsvetten, zetmeelhoudende waren, zout, suikerwaren, aardappelen, havermout, olie, vlees. Later ook zeep en chocolade. Zo kreeg ieder 200 tot 300 grammen brood per dag en 300 tot 400 grammen vlees per week. Per gezin waren er 200 kilo kolen per maand. Er was geen echt tekort aan voedsel, maar het aantal calorie‘n van de eenzijdige vette overvoeding van voor de oorlog daalde tot de helft. Vanuit steden als Luik en Sint-Truiden kwamen wel vaak hongerende mensen voorraad kopen of bedelen. Eén kilo boter of een kilo spek kostte 400 frank op de zwarte markt. Eén ei bracht er 12 frank op. Ter vergelijking : een normaal dagloon bedroeg 25 frank. De schaarste werd opgevangen door allerhande middeltjes zoals aardappelen onder meel gemengd, olie van koolzaad gewonnen, wafels van meel en suikerbieten, bietensiroop en koffie van kneipp of in een draaiend trommeltje gebrande gerst. Varkens werden snel vetgemest met beendermeel van Fedar en met suikerbieten van Jefke Knapen van één frank het stuk. Ze werden dan verkocht aan 145 frank de kilo.
August Quaetpeerds en André “Droei” Schurmans waren sluikslachters. De varkens werden bij Gust ingepekeld. De controleurs mochten niet binnen als de vrouw des huizes alleen thuis was. Fin “van Tin” Knapen had dus nog de tijd om Tuur Thijs te roepen die alle vlees langs een venstertje buitenhaalde. Toen Gust thuiskwam en de controleurs binnen mochten, vonden ze natuurlijk niets meer. Toon Vanoirbeek fietste met een zakje tarwe van 36 kilo tweemaal met dezelfde geleibrief naar de molen van Muizen. Bij een dreigende huiszoeking verstopte hij een kroegje boter onder gemalen bieten in een fornuisketel. Om alles echt te laten lijken lag onder de ketel stookhout en stro.
Zoals vele anderen probeerden Emiel en Jef Vanoirbeek van de Startelstraat kolen af te gooien van de lange stilstaande “marchandies”treinkonvooien bij Kortenbos. Achter het Kluisbos wachtten tientallen mannen rond vijf uur ’s morgens hun kans af. Op een keer had het gevroren en waren de kleine kolen moeilijk los te krijgen. Toen ze een schop wilden halen in een hok werd alarm geslagen. De Duitsers zijn daar ! Emiel verloor een klomp bij zijn vlucht over draad, haag en bos. Jef had langs een omweg kunnen vluchten en durfde niet meer naar huis.
De geheimstokerijen waren talrijk in Zepperen. Enkele sluikstokers kochten eieren tegen veertien frank het stuk op om advokaat van te maken. Ze werkten in de suikerfabriek van Liers en konden dus voldoende suiker onder hun klederen naar buiten smokkelen. Na twee weken werken, dronken ze hun “kezem” op aan “deviseurs”, bierpinten vol schnaps (3). Vooral bij de Amerikaanse inkwartieringen in ’44-’45 draaiden de stokerijtjes op volle toeren.
Al snel na de bevrijding besliste de Belgische regering in de figuur van minister Gutt het teveel aan geld weg te zuiveren. Er was immers een wanverhouding tussen het geld in omloop en de goederen die konden geleverd worden. Door de operatie Gutt werden vooral de oorlogswinsten van landbouwers, industri‘len en smokkelaars afgeroomd. De betaalwaarde van biljetten vanaf honderd frank werd opgeheven en alle tegoeden op rekeningen werden geblokkeerd tot ’49 of later. Elk gezinslid had nog recht op tweeduizend frank in nieuwe biljetten, te wisselen op de bank of in het postkantoor. De loontrekkenden werden zo veel minder getroffen. Op de vooravond van het weekeinde van 7 en 8 oktober ’44 klonk de boodschap door de radio. Koortsachtig zocht toen elke geldbezitter naar uitwegen : arme familieleden als stroman gebruiken, massaal bouwmaterialen kopen of … schenkingen doen aan kloosters. De Besluitwetten van Gutt werden een jaar later nog aangevuld met een speciale belasting op de oorlogswinsten.

Dieven en wachters
In deze tijd van schaarste werden veel echte diefstallen gepleegd. Zo meldde De Toekomst, op 5 juni ’43 bij oud-burgemeester Claes de roof van zijn zesentwintig vette konijnen uit de stal en op 10 juli ’43 het uittrekken van honderdvijftig aardappelstruiken bij Jozef Kellers. Nog een bericht van 19 augustus ’44 : Tarwedieven. Wanneer Leander Bex ’s morgens op zijn veld kwam, bemerkte hij den diefstal van 70 tarwe schoven. Hij bemerkte echter ook een voetspoor, en dit volgende kwam hij op het veld van de gebroeders R., waar hij zijn tarwe terugvond. Het gerecht zal uitspraak doen. Sommige mensen gingen stiekem aren afsnijden die dan met een koffiemolen werden gemalen.
In ’43 werd dan ook in het Dorp ondermeer door Toon Vanoirbeek een Boerenwacht opgericht om de akkers van diefstal te vrijwaren. Via de gemeente gaf de Duitse overheid toestemming hiervoor. De leden droegen een groene herkenningsband en maakten hun nachtelijke wachtronde langs Kogelstraat, IJzerenkruisstraat, Kapelstraat en Dorpsstraat. Ook door de gemeente was al op 7 juli ’40 naar het voorbeeld van ’14-’18 een nachtwacht opgericht met Paul Bonneux, zoon van de secretaris en hulp-bediende, aan het hoofd. Oorspronkelijk was het de bedoeling om rondes te laten lopen door één behoeftige en één landbouwer per wijk, gecontroleerd door de Burgerlijke wacht. Daarom werd Henrieke “Kuiperke” Renaers als controleur aangesteld. In augustus ’42 werden door een verordening van de Duitse overheid twee karabijnen aangekocht voor de Boerenwacht. Louis Langenaken en velomaker Jozef Reymen leverden ook zes zaklampen met batterijen in de volgende maanden (4).
Er waren twee posten per nacht : van tien tot twee en van twee tot zes. De wachters moesten een kaart halen in het gemeentehuis en nadien terugbrengen. De leden droegen een karabijn met twee hagelpatronen van negen mm. Men liep per twee. Meester Neven en meester Vandenbosch deden bijvoorbeeld samen hun wacht. Een grotere ronde ging langs Tereyken, Galgendries, Voorhooft en Wellensestraat. Of het veel zin had ? Vaak moesten de wachters elkaars wandelstok vasthouden om mekaar niet kwijt te raken in het donker ! Meestal verzamelde men in de Eynestraat en sliep dan een poos tegen de mijten van Thijskes. Florent “De Witte van Thijskes” was immers ook boerenwachter. De wachters joegen de andere ploeg al eens de stuipen op het lijf of gingen zelf aan de pruimen van Victor “van Trinus” Renaerts. Onderduiker André Schurmans ging vaak gewoon mee op ronde, kwestie van wat gezelschap te hebben. Ook op d’Eygen organiseerde de gemeente wachtrondes en ook hier maakte Theofiel Roosen mee hoe de aandacht vaak snel verslapte bij het rus-tig genieten van een pakje tabak.
Een beetje ontspanning
De avondklok van negen of tien uur was gedurende de ganse bezetting ingesteld. Ramen en lichten van voertuigen moesten verduis-terd worden tegen vliegtuigen. Ook de gemeente kocht blindeerpapier. Het ontspanningsleven lag omzeggens stil. Dansen was verboden, zelfs op kermis. Elke speciale gelegenheid, zoals de gouden bruiloft van ’43, werd aangegrepen om het feestverbod te overtreden. Jozef Dani‘ls en Amelia Bex uit de Kleindekkenstraat of Plankstraat vierden hun vijftigjarige huwelijksverjaardag op 15 september ’43 (5). Een wonderbaarlijke stoet met erekoets voor de feestelingen, manvrouwen, kabouterkinderen en ezelruiters trok door het dorp.
In juli ’42 werden de scholen van Zepperen plechtig toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en op 8 december ’42 was het de beurt aan de gemeente, de BJB-jongens, de arbeidersverenigingen, de BJB-meisjes met boerinnengilde en de parochie met alle gezinnen. Ze werden res-pectievelijk vertegenwoordigd door burgemeester Jos Claes, BJB-leider Gaston Neven, COO-secretaris Jan Deckers, BJB-leidster Leopoldine Gilissen en pastoor Reyners. De voorbereidende predikingen werden gedaan door assumptionist pater Leonard (6).
Op 29 mei ’44 in de tijd van de bombardementen sloot de gemeente de scholen aangezien het feit dat meestendeel der ouders wegens de oorlogsomstandigheden hunne kinderen thuis hielden. Aan de schooljeugd werden vitamines in de vorm van grote bruine pillen of van lepels levertraan verdeeld.
De Toekomst meldde op 11 september ’43 Groote voetloopkoersen en paardekoersen bij kermis en op 18 september Groote kermis. Organisatie door sportvrienden Gendarme, Hansoul, Loyaerts en Hubar. Gendarme was van Brustem. Hubar en Loyaerts waren van Sint-Truiden. De paardenkoersen in de weide van Polus, vlakbij de Honsberg, moesten aansporen tot weddenschappen, maar meestal was de uitslag van de koers doorgestoken kaart. Nog op Kermismaandag 5 juni ’44 werd om vier uur een Groot Wielerkriterium in ons dorp georganiseerd (7)
Slachtoffers…
Enkele Zepperenaren kenden in de laatste oorlogsjaren een gewelddadige dood. De Feldgendarmen Willy en Löffel uit Hasselt spoorden onderduikers op. Op een dag waren de kleine Willy en de lange magere Lšffel in hun DKW-personenwagen op zoek naar een dorpsgenoot die ontsnapt was uit Duitse tewerkstelling in Noord-Frankrijk. Daarbij schoten ze de in paniek geraakte 26-jarige autovoerder Driesmans dood (8). Hij was eerder in de Fabrieksstraat in Sint-Truiden aangehouden door “zwarte” gendarmen op verdenking van smokkel, maar kon weglopen. Toen hij in Zepperen de Feldgendarmen zag, dacht hij dat ze voor hem kwamen en vluchtte opnieuw. Hij werd met een ongeluksschot recht in het voorhoofd getroffen en raakte in coma. Dokter Van Mal van Hoepertingen werd erbij gehaald, maar de ongelukkige stierf in de auto van de dokter op weg naar het hospitaal in Hasselt. De gezochte Hamonts, in de volks-mond “De Bril” genoemd, werd verwittigd door zijn knecht maar was niet verontrust. Hij werd omsingeld en gevat, maar kwam op 10 januari ’44 weer vrij uit de gevangenis van Hasselt. Het verslag van de gemeentesecretaris : De genaamde Willy, hoofd der Feldgendarmerie van St. Truiden heeft mij, Bonneux Joseph, gemeentesecretaris aan mijne deur verklaard dat zij op Driesmans geschoten hadden. Ik vroeg waarom en of hij dood was, zij antwoordden dat hij was gaan loopen en dat zij niet wisten waarom en dat ik de gemeentegeneesheer maar moest ontbieden. De genaamde Hamonts Florent van Zepperen werd door hen aangehouden en zat in hun auto toen ik dit onderhoud met hen had, op 24.12.43 rond een uur namiddag. Driesmans Maurice is gaan loopen bij het zicht der Duitsche Feldgendarmerie. Deze zulks opgemerkt hebbende zijn hem nagesneld en hebben gevuurd verschillende schoten, 3 volgens verklaring van de vader en schoonvader. Noelanders Emile en Dupae Urbain hebben gezien dat Driesmans Maurice zich omdraaide en de handen omhoog stak. Op dit oogenblik werden 2 schoten gelost en hij wierd getroffen in het hoofd, toen hij met het gezicht op de Feldgendarmerie gekeerd was. Deze verklaring werd als voor echt opgegeven door Driesmans Joseph vader en Timmermans Antoine schoonvader, bij de aangifte van overlijden, Zepperen den 26.12.43. Na de oorlog werd Willy veroordeeld voor deze zaak. De Duitsers beweerden dat de kogel langs achter was ingeslagen en dat het slachtoffer dus op de vlucht sloeg. Secretaris Bonneux had echter frontervaring en vroeg dorpsgenoot wetsdokter Urbain Jammaers om een ontgraving en lijkschouwing uit te voeren in het magazijn van Vanschoenwinkel. Schrijnwerker Maurice Vaes was er getuige van. Het slachtoffer had boven het linkeroog een kruisvormige wonde en de kogel werd in de nog bewaarde hersenen aangetroffen. De kogel was dus frontaal binnengedrongen, wat kon bewijzen dat de ongelukkige stilstond… of net zijn hoofd draaide.
De Toekomst berichtte op 7 augustus ’43 over een dodelijk ongeval in de Kleine d’Oyestraat : Onder een vallende poort. Toen een wagen met oogst geladen haar erf opreed, deed de vrouw Knaepen de poort die aan zware betonpalen hangt, open. De wagen moet tegen een paal gebotst zijn, want een poortdeur schoot los en viel op de vrouw. Toen met de hulp van alle aanwezigen vrouw Knaepen van onder de zware poort gehaald werd, bleek eerst alleen een been gebroken. Later begon bloed uit haar mond te vloeien en werd de ongelukkige naar een kliniek in Sint-Truiden gebracht. Zij gaf echter den geest tijdens het vervoer (9).
Gustaaf Neven, wielrenner en ongehuwde zoon van gegoede boeren van Gippershoven, was al enkele maanden daarvoor, op 4 september ’43, om één uur ’s morgens in onbekende omstandigheden doodgeschoten door gendarmen of Waalse weerstanders. Hij had naar verluidt met zijn kleine varkensvrachtwagen pech gekregen op de steenweg van Namen op Eghézee en maakte bij de controle een verkeerd begrepen gebaar naar zijn portefeuille (10).
Op 11 januari ’44 werd om negen uur in het Stoukveld het lichaam aangetroffen van een 32-jarige koolmijner uit Alken, wonend in Zepperen. De man was doodgebloed en onherkenbaar door het opgezwollen gezicht na een hoofdschot. Hij was weerstander maar werd ook gezocht door de Belgische instanties. Hij werd met een geweer gedood door een dorpsgenoot, naar verluidt omdat die hem ervan verdacht zijn mijt in brand te hebben gestoken. Eerst werd een ander veroordeeld, maar de dader biechtte alles in 1950 op aan kapelaan Lysmont en aan een rijkswachter.
Een laat oorlogslachtoffer was Louis Spelmans, die in Brustem omkwam bij de ontploffing van een achtergelaten granaat op 13 juli ’45 (11).
Duitse opeisingen
De bezetter maakte zich bijzonder onpopulair door de opeising van metalen voor oorlogsvoering. Op 12 juli ’43 werden de Remaclus-klok en het Angelusklokje (12) opge‘ist door de bezetter en uit de toren gehaald. De Heiligenklok mocht blijven hangen. De koster had het zeel van het kleinste klokje omhooggetrokken, maar dat kon niet helpen. Enkel het laatstgenoemde werd in ’46 teruggevonden in de Kempense parochie Wijchmaal. Die gaven het pas terug nadat ook hun klok was gevonden. Ter vervanging van de verdwenen liet men in ’54 een nieuwe Remaclusklok gieten met daarop volgende tekst : Ik vervang mijn naamgenoot geroofd in mei 1943.
De vrijwillige arbeidsdienst bleek niet voldoende om de Duitse landbouw en industrie de zware oorlogsinspanning te laten leveren. Vanaf 6 oktober ’42 gold dan ook de verplichte arbeidsdienst in Duitsland voor mannen tussen 18 tot 50 jaar. Dat was, zoals in 1916, in strijd met de Internationale Conventie van Den Haag. Vooral de klassen ’20-’21-’22 kwamen aan de beurt. Eerst spoorden de Feldgendarmen de werkweigeraars op maar vanaf maart ’44 werd dit agressief gedaan door de Zivilfahndungsdienst. Bij volkstoeloop in het weekend, op kermiskoersen en dergelijke werd toegeslagen. Tijdens een druk bijgewoonde velokoers rond d’Oye, oorspronkelijk gepland in Sint-Truiden, werden een tiental jongens onverwacht opgepakt voor pascontrole. Daarbij hoorden ook Maurice Vananroye, Henri Beusen en de nog jonge maar struise Maurice Vanhacht uit de Roosbeekstraat, die in een bus gestopt werden (13).
Op de Hasseltse Werbestelle ontmoetten sommige Zepperenaren een collaborerend dorpsgenoot aan de andere kant van het bureau. Vrijstelling was mogelijk voor sommige landbouwers (14). Anderen konden een blindedarmoperatie veinzen en een lichtere tewerkstelling in eigen provincie krijgen. Velen doken echter onder. Deze vogelvrij verklaarden kwamen dikwijls terecht in het verzet. Onderduikers Frans Leemans en Sylvain Boonen schuilden in de stal van Fille Schoofs bij de paters. Ook Edgard Knapen van de Dekkenstraat was werkweigeraar (15). De achttienjarige Emiel Vanoirbeek van de Startelstraat dook vanaf april ’44 onder samen met Remi en Marcel Hansoul. Tegen een haag werd een kuil uitgegraven met daarover een mijt van mutsaarden. De ingang van het hol was tussen twee “knabben” of stronken. Binnen lag het dik vol stro met oude dekens erop (16).
De 28-jarige schrijnwerker Maurice Vaes reisde in het midden van de oorlog ’s morgens met de tram naar Luik om materialen te kopen (17). Aan de “Franse put”, een steenkoolmijn, werden ze op de steenweg tegengehouden. Mitrailleurs stonden opgesteld. Maurice moest zijn paspoort afgeven aan een grote Feldgendarm, die het onmiddellijk achter zijn mouw stak. Twee mannen van Heers en Veulen werden aangehouden en zouden niet meer weerkeren na de oorlog. Onze dorpsgenoot had gelukkig zijn pensioennummer op het paspoort geschreven met daarin zijn geboortedatum verwerkt. Hij mocht dus gaan omdat het duidelijk geen vals paspoort was. Een uur later al wisten ze in Zepperen van het voorval. De haat tegen de Duitsers vergrootte door de jacht op de werkweigeraars. Een Feldwebel heette in de volksmond een “veldezel”. Feldgendarm Löffel hield overdag André Schurmans en François Thijs aan bij de grote ingang van het vliegveld. Hij riep naar verluidt : “Belgische Schweinehunde, stop !” en vroeg de weg naar Sint-Truiden om hen te testen op hun eerlijkheid.
Maurice Hontiens, broer van de in Willemstad verdronken korporaal Antoine, was pas twee maanden in dienst bij het 33ste artillerieregiment in Mechelen toen de oorlog uitbrak (18). Hij kon half augustus ’40 terugkeren uit Frankrijk. Maurice werd eind november ’43 thuis opgepakt toen hij bieten laadde. Hij probeerde nog langs een weide te vluchten, maar de Feldgendarmen trokken hun pistool. Na jarenlange tewerkstelling als Hilfsarbeiter Baubetrieb in de metaalfabriek Spandauer Stahlindustrie GmbH te Spandau bij Berlijn en onderbrenging in het Gemeinschaftslager 3 kwam hij in ’45 terug thuis. Het dorp vierde dat op 8 juni. De Stationsstraat en het ouderlijk huis waren versierd en ’s avonds speelde het orkestje Croes. Een halve maand vroeger keerde ook weggevoerde René Benaets (19) vanuit Spandau terug. Hij was aanvankelijk ondergedoken maar werd op Pasen ’43 thuis van bed gelicht en afgevoerd. Zijn broer Marc was tien dagen eerder als krijgsgevangen beroepsmilitair uit Sandbostel-Edewecht in het station van Kortenbos toegekomen. Ook dit beproefde gezin werd door de buurt in de bloemetjes gezet. De politieke gevangenen Roger en Jozef Schoofs en de weggevoerde August Knapen maakten eveneens kennis met ballingschap in Duitsland (20).
Sinds 1 augustus ’42 was er geen wettig gemeenteraadsbesluit meer door de gevangenschap van burgemeester Jos Claes en zijn ambtsontzetting op 31 juli ’42 (21). Op 10 april ’44 legde Emile Broen als schepen de eed af voor de interim-burgemeester Raymond Renaerts, varkenskoopman en landbouwer uit de Stationsstraat. Niemand speelde graag voor oorlogsburgemeester. Iemand verschool zich zelfs thuis onder het pannendak, toen het zijn beurt werd omdat de dienstdoende burgemeester zich al eind februari ’43 naar de psychiatrische instelling in Ziekeren had laten wegvoeren.
De nabijheid van het vliegveld Brustem en het station van Kortenbos bracht spandiensten mee voor onze burgers. Enkele voorbeelden : op 22 december ’41 werden twee gespannen en twaalf arbeiders opge‘ist voor de aanleg van een toegangsweg en beschermwallen tegen bomscherven bij de schijnwerpersstelling in Zepperen nabij Alken. Op 6 maart ’42 moest Louis Langenaken in de Dorpsstraat ondermeer kuis- en kolenmaterialen en lampen leveren voor de eenheid Veldpost L.10117, LGP Brussel. Op 17 april ’42 vroeg Oberleutnant en batterijoverste Krügger van de 2./Res.-Flakschw.-Abt. 228 van de gemeente ondermeer een ronde tafel en zes stoelen voor een dagverblijf van twee‘ntwintig manschappen met officier. In de Stoukstraat lag immers een hoofdkwartier, een schijnwerpersstelling 505, telefoon- en radiotroep en seinvuur. De Mekanieke Schrijnwerkerij & Meubelmakerij van Tuur Derwael uit de Startelstraat moest midden juni ’42 een venster maken voor deze barakken in het Stoukveld aan het Kluisbos. Op 4 februari ’43 vervoerde de gemeente in drie reizen met in totaal zes gespannen huisvestingsmateriaal van veldpost L.35217 LGPA Brussel van Zepperen Kluis naar Sint-Truiden. Op 11 november ’43 werden de barakken afgebroken, opgeladen en vervoerd door opgevorderde werklieden en vervoerders onder begeleiding van de secretaris. Het is niet duidelijk of deze schijnwerpersinstallatie kaderde in de Helle Nachtjagd-schijnwerpers tegen de westelijke aanvliegroute van geallieerde bommenwerpers, want deze werden vanaf midden ’42 herontplooid dichter bij de bedreigde Duitse steden (22). Waarschijnlijker is dat ze de omgeving van het station van Kortenbos en het vliegveld Brustem verdedigde tegen luchtaanvallen. In de Startelstraat kon ’s nachts naar het spel van de stralenbundels gekeken worden.
Op 18 juni ’44 moest de gemeente een lijst sturen naar de Standorts-kommandantur in de Ridderstraat te Sint-Truiden van alle gezonde mannelijke werkkrachten tussen zeventien en vijftig jaar. Ze moesten dringende werken uitvoeren aan de Fliegerhorst Sint-Truiden. Na de bombardementen van de geallieerden werden burgers uit de streek immers opgeroepen met paard en kar om bomtrechters op te vullen. Hiervoor werd geloot. Secretaris Bonneux vorderde daarbij de gemeenteonderwijzers op als getuigen. Op een dag moesten negen man met gespannen van d’Eygen, Gippershoven en Tereyken naar Brustem. In Ordingen station laadden ze steenslag op, dat tot op de startbaan naar Kerkom toe moest gebracht worden. Bertus Jammaers, Emiel Vanoirbeek, Nest Bamps, Berke Engelbosch, Marcel Hansoul, Emiel Vaes, Suus America, Jean Vanloo en Martin Otten waren van de partij. Aan de Spikboomkapel in Brustem moesten ze al schuilen voor mitraillerende jachtvliegtuigen. Op een dag moest de vader van Fons Leemans, in de volksmond “’t Wit van Jefkes” genoemd, zich ook aanmelden. Hij had het stokoude paard van kolenhandelaar Tinus Vananroye van Gippershoven bij. Ook hij moest gaan lopen bij een aanval op het vliegveld. Achteraf werd hem verweten dat hij niet gemerkt had dat hij de sluitplank van zijn kar kwijtgespeeld was. Hij antwoordde nog stijf van schrik : “Maar mijne man, als jij en je paard en je kar daar gelegen hadden was me dat nog niet opgevallen !”.
Op het einde van de oorlog werden arbeiders opgevorderd om een telefoonkabel uit te graven die van het vliegveld naar het belangrijke telefooncentrum Saffraanberg leidde. Hij werd terug ingegraven naar het kasteeltje van Cartuyvels toe in het kwartier Bevingen. De grondwerken voor de omleidingsweg van de steenweg Luik-Brussel waren al gedaan, maar de weg zelf lag er nog niet. De “Pruisen” die op het werk toezagen werden zoveel mogelijk voor het lapje gehouden. De Duitsers hadden schuilplaatsen in de hoge berm uitgegraven. Celleke Bex bleef bij vliegtuigalarm buiten staan zwaaien met zijn pet en supporteren voor de Engelsen, tot grote ergenis van zijn makker Henri Otten en van de Duitsers natuurlijk. Jef “va Piot” Vananroye had een zweer in de lies en droeg een menstruatieband. Hij riep naar de Duitse bewaker : “Wannes, kom eens… ich habe meine Woche !”. De Duitser kon er om lachen. Toen de Duitsers vonden dat ze niet hard genoeg werkten, zei Celleke Bex hun dat ze gewend waren per stuk te werken en dan naar huis te gaan. Terwijl de opzichter de meters afstapte, liepen de mannen achter zijn rug weg. “Hitler gaat de oorlog verliezen”, zei Cel, “maar dˆt staat niet op hun plannen”. Toen hij op een Canadastronk stootte, bood hij aan om thuis snel een bijl gaan halen. De bewaker zei dat hij voor honderd frank en een pond boter die karwei gemakkelijk met een houweel kon doen. De mannen stonden rond de noeste werker geschaard, toen plots een Feldwebel verscheen. Die was slimmer dan zijn bewaker en lachte hem uit.
Er werd lijdzaam verzet gepleegd door de stelen van de houwelen te breken. Op een dag bleef Cel gewoon thuis. Niemand miste hem, dus Maurice Vaes deed hetzelfde. Maar ’s morgens om half vier werden Celleke en Henri Otten vanuit d’Eygen opgeleid tussen twee Duitsers. Ze moesten in het vervolg op het vliegveld werken en op Saffraanberg blijven slapen. De familie bracht hun daar eten. Enkele andere voorbeelden van opeisingsbevelen via de gemeente : Domien Nijs moest zich met een voerman met paard en gespan aanmelden op 29 augustus ’44 om acht uur ’s morgens aan de Grooten ingang Vliegplein. Joseph Roebben moest 250 kilo hooi leveren voor de Duitse Weermacht op 4 september ’44. Een opeisingsbevel van diezelfde dag aan Joseph Driesmans van Tereyken om zich dadelijk aan te melden werd ingehouden. Het einde was in zicht !
In de laatste dagen voor de bevrijding kreeg de gemeentesecretaris een netelige opdracht van de in allerijl terugtrekkende Duitsers. Al geruime tijd moesten de paarden regelmatig opdraven voor monstering op een plein in Sint-Truiden. Daar kon de Duitse stafveearts van de Hasseltse Feldkommandantur dieren voor aankoop door het leger uitkiezen. De gemeente moest steekkaarten bijhouden van elke Vos, Fanny, Max, Pol of Jeanne dat als trekdier dienst deed. Zo weten we dat bij de ruim honderd paarden in het dorp een negenjarige bruine merrie, Belle, fille de Webbecom, als stamboekpaard ingeschreven stond bij Hamonts op de Bergstraat. Bij Armand Knuts liep een tienjarige voskleurige merrie Loth van ’t IJzerenkruis rond. De gemeente moest ook het labeur bijhouden dat door elke paardeneigenaar werd gedaan (23). Nu werd het menens en veel tijd voor papierwerk was er niet meer. De veldwachter was onvindbaar. Onder bedreiging van fusillering moest de secretaris voor de zenuwachtige bezetter alle paarden doen verzamelen in een weide tegenover het kasteel van Ordingen. Naar verluidt om luchtafweergeschut te trekken. Nog die avond zou de basis gedeeltelijk opgeblazen worden. De Duitse bevelhebber was een onderwijzer en kende de secretaris. Na enige discussie mocht de secretaris dan toch samen met Raymond Renaerts de eigenaars afgaan om de paarden te laten verzamelen. Burgemeester Vanroy van Rijkel bracht het er minder gelukkig vanaf : hij liep weg en werd neergeschoten. Het paard van Jef Knapen was onhandelbaar en moest door de eigenaar terug opgehaald worden. Voor Joseph Roebben maakte burgemeester Jos Claes een verklaring op dat op 5 september ’44 zijn zestienjarige merrie werd opgeeist en meegenomen door de Duitse troepen. Emiel Vanoirbeek schuilde met zijn paard ’s nachts in de Beursbeemden. Het paard van Henri Vanoirbeek werd langs de Plankstraat in een door hoge hagen omsloten weide verstopt en zoon Toon verstopte zich op de zolder van Louis Langenaken. André Schurmans leidde naar verluidt voor duizend frank twee paarden op en werd vergezeld door een jeugdige Duitser in gele overall met mitraillette. Aan de Duitse overste bood hij vijfhonderd frank aan om met de paarden terug te mogen keren. Zo keerde hij weer met geld, twee paarden én twee bons die hij voor dezelfde paarden had gekregen.

_______________________________________________________
Noten
(1) H. BALTHAZAR e.a., 1940-1945. Het dagelijkse leven in België, Brussel, 1984). De NLVC-bestuurder in Sint-Truiden was Olaerts. Plaatselijk secretaris van het NLVC in Zepperen was Henri “va Miejeke” Hansoul en afgevaardigde-vertrouwensman was Fille Vanvuchelen. Deze kon landbouwers die hun productienorm haalden helpen om vrijgesteld te worden van verplichte tewerkstelling. Mededeling Toon Vanoirbeek.
(2) ZEPPEREN, Oud gemeentehuis, gemeentelijk archief WO II.
(3) Quinzaine of tweewekelijks loon.
(4) SINT-TRUIDEN, Stedelijk archief, Beraadslagingen gemeenteraad Zepperen 1927-1963. ZEPPEREN, Oud gemeentehuis, Gemeentelijk archief WO II.
(5) Jan Joseph Daniëls (°Z. 27.03.1870) en Maria-Amelia Bex (°Z. 06.07.1872) waren gehuwd op 15 september 1893.
(6) ZEPPEREN, Pastorij, Registrum memoriale Parochiae de Zepperen.
(7) R. MORIA en A. RAES, Een schaduw over Zoutleeuw 1940-1945. Tentoonstelling, Zoutleeuw, 1994, nr. 147c. Reclamebriefje.
(8) Maurice “Petik” Driesmans. SINT-TRUIDEN, Burgerlijke stand gemeente Zepperen, Overlijdens, 1943, nr. 29. Hij was gehuwd met Elza Timmermans.
(9) Maria Helaers (Z. 06.07.1875 – 02.08.43), weduwe van Jozef Knapen. Grafzerk op het oud kerkhof.
(10) Gustaaf (Gerard) Neven (°Z. 07.10.1917).
(11) Louis Spelmans (Z. 30.03.10 – Brustem 13.07.45), broer van Theofiel uit de d’Oyestraat, gehuwd met Josephine-Maria Vanoirbeek.
(12) De Remaclusklok woog 520 kg. zwaar en had 100 cm. doormeter. Ze was in 1861 gegoten door Vanaerschodt te Leuven, zoals ook de Heiligenklok in 1862. Het Angelus- of Kapittelklokje weegt 165 kg. en heeft 65 cm. doorsnede. Het werd door Gaulard te Tongeren gegoten in 1850.
(13) Maurice (Willem) Vanhacht (Z. 02.02.26 – ST. 24.11.83) van de Roosbeek, politiek gevangene nr. 18026.
(14) De twintigjarige Toon “va Riekus”, Willem Lambert Alfons Antonius Vanoirbeek, kreeg op 7 april ’44 vrijstelling. Hij was de enige zoon van de 78-jarige landbouwer Henri Vanoirbeek-Vanwiddingen, die in ’34 van de Kabei in de Dorpsstraat was komen wonen.
(15) Edgard (Albert) Knapen (°Z. 03.01.22), Dekkenstraat, zoon van Tilman, oudstrijder van ’14-’18.
(16) Emiel Vanoirbeek (°Z. 13.08.26), Startelstraat.
(17) Maurice Vaes (°Ord. 23.12.14), Kerkstraat.
(18) Maurice (Joseph) Hontiens (°Z. 04.07.1920), landbouwhelper. Hij was soldaat milicien in de klas van 1940, mc. 265.1357. Eerst in het 15de Artillerieregiment, later in het 33ste, 10de batterij, gehuwd met Knuts, + ST. 01.04.74.
(19) René (Joseph) Benaets (°Z. 04.02.22).
(20) Roger Knapen (Z. 12.06.27 – ST. 07.10.81); August Knapen (Z. 08.12.08 – ST. 15.08.79). Jozef Schoofs (Z. 16.01.1921 – 08.09.48), handwerker Stokstraat.
(21) De burgemeester werd beschuldigd van ongeoorloofde handel in veevoeder en kolen, Belgisch Staatsblad 11.10.42. Emile Broen (°Z. 05.11.1891 – ST. 25.02.83). (Valère) Raymond Renaerts (°Z. 13.07.89).
(22) M. DE BOECK, De Duitse nachtjacht 1941-1944. Studie van de basis Sint-Truiden in het kader van de luchtoperaties in het Westen, Brussel, Eindwerk Kon. Militaire School, 1984, p. 37-48.
(23) ZEPPEREN, Oud gemeentehuis, gemeentelijk archief WO II.

Illustraties (zie gedrukte versie)
De gouden bruiloft van 1943. Jozef Daniëls en Amelia Bex in de erekoets. De ezels van de Roosbeek werden gemaakt rond een houten kader over de schouders gehangen. De benen van de ruiters zijn nep (foto Emile Vananroye).
Interim koster Maurice Vaes luidt het Angelusklokje en steekt de kaarsen aan bij het nieuwe Genovevaretabel. Preekstoel en altaar waren pas enkele jaren voordien vervaardigd in neogotiek volgens plannen uit het begin van de eeuw. De 16de-eeuwse retabelluiken waren in veiligheid gebracht onder in de zware Romaanse kerktoren. In 1944 werd ook het kunstpatrimonium van deze kerk volledig gefotografeerd voor het ACL-Brussel. Op die foto’s zijn nog de rouwborden te zien van de adellijke families van het dorp, opgehangen tegen de hoge muren van de middenbeuk (foto door Constant Peeters).
Gustaaf Neven.
Maurice Driesmans.
De wedersamenstelling van de moord op Maurice Driesmans in Gippershoven na de oorlog. Feldgendarm Willy loopt er nu in burger bij (foto via Wim Boffin).
Het weghalen van het Angelusklokje in 1943. Op de vrachtwagen ligt de Remaclusklok al klaar (foto door Leopoldine Gilissen).
Vrijstelling Toon Vanoirbeek.
Maurice Hontiens (midden) in het Gemeinschaftslager te Spandau bij Berlijn (foto Antoine Hontiens).
Pastoor Reyners en Maurice.
De feestelijke terugkeer van weggevoerde Maurice Hontiens in de Stationsstraat, 8 juni 1945 (foto Marcella Hontiens).
De terugkeer van Maurice Hontiens. Foto achter het huis. 1. Leonore Boonen, 2. Madeleine Martens, 3. Frieda Nijs, 4. Jenny Mommen, 5. Theofiel Duchamps, 6. Irène Ooghe van de beenhouwer in de Driesstraat, 7. Lydie Knapen, 8. Louisa Knapen, 9. Magda Stijnen, 10. tante Hubertine Billen, 11. Gustaaf Vaes, 12. ?, 13.Melanie Billen, 14. René Hontiens, 15. Maria Knuts, 16. Maurice Vaes, 17. Maurice Hontiens, 18. Amelie Vaes, 19. Jozef Hontiens, 20. Martha Vaes, 21. Angèle Hontiens, 22. ?, 23 Paul Knapen, 24. Jozef Vaes, 25. Antoine Vaes, 26. oom Antoine Billen, 27. Marcella Hontiens, 28. Gustaaf Appeltants (foto Marcella Hontiens).
De thuiskomst van Marc Benaets en René Benaets in de Bergstraat omstreeks 15 mei 1945. Vooraan: Lucien en Lisette, dochtertjes van Maurice Benaets en Lucie, dochter van Maria Benaets. Midden: kapelaan Proesmans, vader Joseph Benaets, René Benaets, Marc Benaets, moeder Lucie Punie, pastoor Reyners. Achteraan: Fernand Strauven met echtgenote Maria Benaets, Louise Benaets en echtgenote Maurice Hendrix. Laatste rij: Maurice Benaets, Albert Benaets, François Benaets. Eén broer, Guillaume Benaets, was al overleden (foto Tinneke Bex).

_________________________________________________________

6. Verzet en collaboratie
Oude of nieuwe orde…
Tijdens de eerste oorlogsdagen nam een ongekend deel van het dorp zonder twijfel een afwachtende houding aan tegenover de bezetter en zijn nieuwe orde. Men kon niet naast de snelle en totale militaire overwinning van de Duitsers kijken. De meeste dorpsgenoten en militairen waren vooral opgelucht dat de oorlog voor hen zonder schade was afgelopen. Sommige Duitse wandaden van ’14 lagen immers nog vers in het geheugen. Het hoge moreel, de vriendelijkheid en de moderne uitrusting van deze Duitse troepen dwongen de bewondering van de jongeren af. De strijd in de tweede wereldoorlog zou ook meer gaan tussen tegengestelde ideologie‘n dan tussen patriotten van verschillende nationaliteit, zoals in de eerste oorlog.
Zeker de oudere dorpsgenoten die in ’14-’18 enkele maanden in Duitse kampen hadden verbleven als krijgsgevangene of dwangarbeider hoorden niet bij de twijfelaars. Ook vele teruggekeerde krijgsgevangenen van de achttiendaagse veldtocht konden, spijts hun vroege vrijlating als Vlamingen, de vernederende Duitse behandeling niet vergeten. Stilaan kwam een algemene kentering. De bevoorrading verliep moeilijk, de landbouw werd geplaagd door opeisingen, controles en een nooitgeziene papierwinkel. De als zwarten of collaborateurs beschouwde VNV’ers namen geleidelijk de mooie bestuursposten in. Vooral de verplichte tewerkstelling vanaf ’42 en het genadeloze optreden tegen alle verzet brachten een kentering teweeg. Naarmate vanaf ’42 de militaire kansen in de oorlog keerden, schaarde ook de massa twijfelaars zich met een verse heldhaftigheid aan de kant van het verzet.

Samenwerken met de Duitsers
Het VNV of Vlaams Nationaal Verbond was opgericht in ’33 en steunde op een katholieke, conservatieve basis van intellectuelen, middenstanders en studenten. De leden zagen in de Nieuwe Orde een alternatief voor de verzwakte Belgische parlementaire democratie, die door Franstaligen werd beheerst. Het Verbond werkte van langsom meer samen met de bezetter. Daarbij werd het geleidelijk voorbijgesneld door de nog sterker pro-Duitse DeVlag of Deutsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap en de Vlaamse SS. Al stemde één op vier in Limburg in ’36 voor het VNV, het aantal openlijke leden bleef erg beperkt en was in ’42 met amper de helft gestegen. In Sint-Truiden en Tongeren was de aanhang bovendien kleiner dan in de rest van Limburg (1). In een café op Dekken werden voor de oorlog VNV-toespraken gehouden, maar bij het begin van de oorlog keerde de uitbater zich af van de bezetter. Enkele geschoolden sympathiseerden met het VNV. Er werd weinig verklikt in Zepperen : in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Melveren kon de koster in ons dorp op 11 november rustig zijn Brabançonne op het orgel spelen.
Een aantal (oud)dorpsgenoten hebben openlijk met het nieuwe Duitse gezag samengewerkt en liepen na de oorlog een veroordeling door de krijgsraad op. Slechts een enkeling deed mee met de Duitse Oostfrontcampagne. Hij haalde in de Sint-Truidense vakschool het diploma werktuigkundige en woonde na zijn huwelijk in een buurgemeente. Samen met zijn twee schoonbroers meldde hij zich bij gebrek aan werk voor de Vrijwillige Arbeidsdienst in augustus ’40. Hij was mechanicien en lid van Rex – S.F. Nadien werkte hij bij het National Sozialistiches Kraftfahrerkorps. Omwille van zijn diploma werd hij tewerkgesteld in de Junkers-vliegtuigenfabriek in Dessau. Op verlof in Alken in ’41 bij de oorlogsverklaring aan de Sovjet-Unie op 22 juni ’41 engageerde hij zich bij de Waffen-SS en werd onmiddellijk aan het Oostfront ingezet. Tijdens verlofperiodes werkte hij een tijdje op de Feldkommandantur 681 of de Werbestelle in Hasselt (2). In ’44 werd hij met zijn eenheid 502 ingezet tijdens het Duitse verrassingsoffensief in de Ardennen. De 502 was een speciale groep voor inzet achter de geallieerde linies. Via een netwerk van onbekende duitsgezinden moesten ze inlichtingen verzamelen voor de Duitse legerleiding.

De partizanen
Over de activiteiten van het lokale verzet is niet veel bekend. Geruchten over acties in andere gemeenten door dorpsgenoten werden nog niet nagetrokken. Nogal wat brave burgers kwamen via hun onderduiking als verplicht tewerkgestelde, als amateur-smokkelaar of als toevallig pilotenhelper haast vanzelf in het verzet terecht. In de volksmond leefden vooral de namen van de “partizanen” en de “witte brigade”. Enkele Zepperse leden schuilden gewapend in een oud gebouw achter Guillaume “Poei” Coopmans op de Bergstraat, naast Xavier Driesen. Later kregen ze er gezelschap van hier ondergedoken Russische krijgsgevangenen. Het Limburgse Partizanenkorps, dat deel uitmaakte van het Onafhankelijkheidsfront, droeg het codenummer 069 en bestond uit een noorder- en zuiderbataljon. Het noorderbataljon werd begin ’44 bijna helemaal opgedoekt en terechtgesteld. De kleinste cel was het detachement, bestaande uit twee manschappen en een commandant. Enkele Zepperenaren van Wellense komaf waren lid geworden van de Alkense groep van de P(artisans) A(rmés) met de gebroeders Nulens (3). De partizanen waren goed georganiseerd en slaagden erin hun leden ook materieel te onderhouden. Op een keer werden de inwoners verzameld aan de Eynestraat-Roosbeekstraat en toegesproken door de P.A. Ze werden aangemaand om tegen bonnen voedsel te leveren aan het verzet en onwilligen te signaleren. Die voeding werd ondermeer in de vorm van vijftig kilo tarwe aangeboden aan een oorlogsweduwe, die dat echter weigerde. De gewelddadige akties van de republikeins en communistisch gerichte partizanen hielden gevaar voor represailles in. Ze werden dan ook afgekeurd door het Geheim Leger, dat inlichtingen verzamelde en in stilte de bevrijding voorbereidde. De partizanen waren het meest gehaat en genadeloos opgespoord door de Duitsers, zodat in hun rangen veel doden vielen. Twee gestencilde vlugschriften van het Limburgsche Korps van de Belgische Partizanen (4) richtten zich half augustus ’44 tot de pastoors en hun parochianen. Ze benadrukten het gemeenschappelijk doel en de rechtvaardiging die door de regering in ballingschap en het geallieerd opperbevel aan hun daden werd gegeven. Zij wezen de beschuldigingen van de Duitsgezinde pers af als zouden zij slechts bandieten en terroristen zijn. Ze riepen op tot eendracht in de strijd tegen wat ze noemden Hitlerbandieten, Moffen, zwarte honden, huurlingen, betaalde knechten…
De witte brigade
Het Geheim Leger, pas zo genoemd vanaf midden ’44, was koningsgezind en conservatief. Het bestond vooral uit voormalige militairen. Ook vele leden van deze organisatie, in de volksmond in tegenstelling tot de collaborerende “zwarte” milities de “witte brigade” gedoopt, vonden de dood in hun verzet. Onder de officiële benaming Belgische Nationale Beweging ging de Limburgse groep, die door Tony Lambrechts van Wijer werd geleid, naar de bevrijding toe over in het Geheim Leger (5).
De witte brigade in Zepperen telde een tiental manschappen, min of meer volgens militaire rangen georganiseerd. Adjudant was de dertigjarige beroepsmilitair grenswielrijder Lambert Thijs (6), afkomstig van de Roosbeekstraat. Hij had een mitraillette, die verborgen werd bij zijn vroegere buurman Dolf Hechtermans in de Roosbeekstraat. Zijn jongere broer Marcel Thijs bleef krijgsgevangene tot 23 augustus ’40 en werd later opgepakt als werkweigeraar. Wachtmeester was de 25-jarige buurman Dolf Hechtermans. Hij werd gemobiliseerd als wachtmeester bij het 15de Artillerieregiment en bleef krijgsgevangene tot augustus ’40. Zijn vader Staf was gemobiliseerd in 1914 bij het 14de Linie en kon ontsnappen bij Loncin. Via Frankrijk raakte hij in Engeland, waar hij tot in 1921 in een munitiefabriek werkte. Hij werd er ploegbaas en kende goed Engels. De slimme Staf kon ook wat kaartlezen. Brigadier was François Creten uit dezelfde straat, gemobiliseerd bij het 11de Linie en krijgsgevangene tot januari ’41. Hij kwam via rijkswachter Evarist Leemans in contact met de witte brigade. De gewone leden waren René Driesen van de Bergstraat, Frans Leemans van de Klein-Dekkenstraat, Lambert Leemans van de Eynestraat, Jozef Creten van de Roosbeekstraat, rijkswachter Evarist Leemans en de broers Stin en Modest Houbrechts van de Bergstraat. De meeste leden waren boomsnoeiers, mijnwerkers of arbeiders uit een welbepaalde wijk van Zepperen. Vaak hadden zijzelf of hun familieleden kennisgemaakt met Duitse gevangenschap en er leefde bij hen dus terechte rancune. De broers Houbrechts gingen vlak voor de bevrijding over naar de beter gefinancierde partizanen, waar hun broer en brouwersgast Staf in Alken al bij was. De hogere “oversten” waren de electricien Albert Lavigne (7) en een onbekende man uit Brustem. Lavigne werd dodelijk gewond bij een postoverval in Geetbets op 10 april ’44. Ook de namen van beroepsofficier Louis Bonneux en parketbediende Bert Leemans van Zepperen als oversten van de witte brigade deden de ronde omstreeks de bevrijding (8). Bij de oorlogsvrijwilligers van ’44-’45 en de later erkende weerstanders worden nog volgende namen aangetroffen : Georges Dani‘ls van de Stationsstraat, schrijnwerker Lucien Dehaes en zijn broer Evariste-Joseph, Joseph Lambert en Georges Hubert Govaerts van Tereyken, horlogemaker Eduard Hendrix, griffier Henri Leemans, Alfons Leemans van Gippershoven, Leon Creemers van d’Eygen en Charles Philippaerts van de Bergstraat.
Antwerpen en Limburg vormden de Zone II. Vanuit Londen werd eind augustus ’44 het sein gegeven om de zes verborgen “refuges” of verzamelpaatsen in Limburg op te zoeken, vanwaar de terugtrekkende Duitse troepen konden aangevallen worden. Bevelhebber Lambrechts kreeg het mobilisatiebevel op 3 september. Daarbij ging alles nogal ge•mproviseerd van start en niet zelden gebeurden drama’s wanneer de nauwelijks bewapende groepen op Duitsers stootten. Dat gebeurde achter het Albertkanaal in de beboste schuiloorden te Rotem en Kiewit. De verwachte wapendroppings bleven immers meestal uit, omdat de geallieerde luchtmacht de minder verdedigde Ardennen verkoos boven het luchtafweergeschut in Vlaanderen. Sint-Truiden en Borgloon trokken samen in Nieuwenhoven. De oversten in Sint-Truiden waren Fernand Govaerts en Frans Smets (9). Tussen de terugtrekkende Duitse kolonnes door werd de Hasseltsesteenweg overgestoken naar de bossen van Nieuwenhoven, waar enkele honderden ongeoefende mannen samentrokken. In het bos werd enkele dagen in openlucht en hongerig verbleven. Men kreeg een overall met alpenmuts en Belgisch kleurenbandje. Het was een levensgevaarlijke situatie omdat de Duitsers nog in de buurt waren en naar verluidt zelfs een kanon op Nieuwenhoven zouden gericht hebben. Twee Duitse motorrijders werden doodgeschoten. Sommige verzetslui waren zeer verbaasd bij de refuge mensen te zien die volgens hen met de Duitsers te doen hadden. Iemand van ons dorp keerde zich bij de toegang dan ook prompt terug om. Anderen gedroegen zich roekeloos, zoals met een mitrailleur op de vogels schieten. Een deel van de groep werd naar Borgloon gestuurd om daar kruispunten te gaan bewaken. Als militaire actie werd later nog een boszuivering meegemaakt in de Kempen, zonder resultaat evenwel.
In de sfeer van geheimhouding en opwinding vlak voor de bevrijding kreeg iemand al eens onterecht een etiket opgeplakt. Zo kreeg koster Vaes tot zijn schrik de vraag waarom hij nog niet ondergedoken was. Iedereen in Brustem zei toch dat hij het hoofd van de witte brigade was ! Met Frans Gilissen schuilde de koster dan maar één nacht op de kerkzolder. Blijkbaar had iemand hiervan iets gemerkt, want geallieerde officieren doorzochten later de kerk op zoek naar “spionnen”.
Naar Engeland
Een enkele keer verkoos een dorpsgenoot de geallieerden te vervoegen. Zo kon hij met hen de openlijke strijd voeren en opeising hier door de Duitsers ontvluchten. De twintigjarige Paul Bonneux (10) werkte aanvankelijk als bediende in de suikerfabriek Mellaerts aan de Tiensesteenweg. Als zoon van Jozef Bonneux, die sinds 1925 gemeentesecretaris was, werd hij onmiddellijk bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei door de gemeente aangesteld als hulpbediende en estafetten dienst bij zijn vader om de te verwachten administratieve rompslomp van rantsoenering, steun en nachtwacht te helpen opvangen. Hij ontvluchtte in februari 1943 België via Charleroi, Parijs en Biaritz. In Saint-Jean-Pied de Port trok hij met twee Franse jongens over de Pyrene‘n naar Spanje, waar hij tot 22 maart ’43 als politieke gevangene in Pamplona zat. Dank zij het Belgische Consulaat werd hij bevrijd en kon via Cestona, Lissabon en Gibraltar inschepen voor Engeland-Liverpool op het troepentransport De Grote Beer. Hij bood zich op 8 augustus 1943 aan bij het werfbureau te Londen en werd Sergeant-piloot bij de Royal Air Force. Na de Elementary Flying Training School 6 in Sywell, waar hij vloog op DH 82-toestellen werd hij op 4 juli ’44 overgebracht naar de E.F.T.S. 32 in Canada-Bowden, waar hij de éénmotorige Cornell leerde besturen. Hij huwde op 28 oktober 1944 in Canada met de achttienjarige Marjorie-Ellen Thurston van Innisfail Alta. Vanaf februari ’45 vloog hij in de Service Flying Training School 18 in Manitoba met de tweemotorige Anson Mark III. Hij kreeg zijn vleugels midden juli van dat jaar en werd gedemobiliseerd op 14 december ’45. Hij werd niet ingezet aan het Westers front maar vloog tegen de Japanners bij de Aleoeten. Hij kreeg ondermeer het Kruis der Ontsnapten en de Defense Medal.
Het slavenkamp Dora
Op 25 mei ’43 hielden de Duitsers een grote razzia te Sint-Truiden waarbij enkele tientallen echte en vermeende verzetsmensen werden gedeporteerd naar Duitse kampen (11).
Boomsnoeier Guillaume Quarème (12) van de Eynestraat werd op 24 februari ’44 door de Feldgendarmerie aangehouden na een huiszoeking. Guillaume was al tussen 26 april en 26 juli ’41 gevangen gezet in Hasselt wegens onwettig wapenbezit. Vanuit Sint-Gillis werd hij als nummer 54820 met het konvooi van 23 mei ’44 naar Buchenwald bij Weimar overgebracht. In augustus schreef hij nog vanuit Sangerhausen, het dorp tussen Gšttingen en Leipzig vanwaar alle Dora-post vertrok, naar zijn vrouw. Begin januari ’45 werd hij even in Dora opgenomen met “griep”. Een lotgenoot uit Vertrijk zag hem nog in februari-maart ’45 en raadde hem aan zich te laten verzorgen in het hospitaal van Nordhausen voor zwakte in de benen, maar sindsdien is niets meer van hem gehoord. Er is in zijn dossier van oorlogsgetroffene wel sprake van een Guillaume Wuarem die op 16 maart ’45 in Ellrich stierf.
Mijnwerker Remi Vanoorbeek (13) van de Roosbeek werd op 15 mei ’44 in Antwerpen op de trein opgepakt met een Engels strooibiljet bij zich. Hij moest er bruidsjonker zijn voor zijn broer, die rijkswachter in Antwerpen was. Hij werd op verdenking van opruiende communistische propaganda eerst gevangengezet in Hasselt, daarna enkele dagen in juni in Sint-Gillis en met het konvooi van 19 juni ’44 naar Buchenwald overgebracht als politiek gevangene nr. 60509. Eind augustus kon hij nog een briefje naar huis sturen. Eind oktober zat hij in het Mittelbau-complex en eind november in het buitencommando Altern-Sangerhausen, een groep van een 250 werklieden die voor de firma Geyer werkten. Hij stierf op 24 februari 1945 in Ellrich, codenaam Erich, en zijn lichaam werd samen met zestig andere op 27 februari verbrand. Ellrich was berucht voor een buiktyphus-epidemie, die vele doden eiste. Ook Remi werd dus het slachtoffer van een buitencommando van het concentratiekamp met de naam van Dora, zelf gegroeid uit een buitencommando van het kamp Buchenwald. De arbeiders in deze commando’s werkten als slaven ondermeer in Ellrich, Nordhausen, Harzungen en Sangerhausen aan de koortsachtige ondergrondse en dus bomvrije aanleg van de nieuwe geheime Duitse wapenindustrie. Het sterftecijfer onder de Belgische gevangenen daar bedroeg 57%. Dora werd door de Amerikanen bevrijd midden april 1945, maar dat kwam te laat voor onze twee dorpsgenoten.
Pater Evarist Van Gaal (14) werd aangehouden in het assumptionistenklooster van Saint-Gérard. Hij maakte deel uit van het konvooi van 10 augustus ’44 en overleefde als Häftling nummer 75525 de Buchenwald-annexen Blankenburg en Dora. Na Duitse evacuatiemarsen en -vaarten naar Magdeburg en LŸbeck kon hij op 30 april ’45 door Zweedse bemiddeling het veilige Trelleborg bereiken. Zijn confrater Edmund Beli‘n bezweek in Buchenwald.
Casimir Fabry (15), vanaf ’36 onderwijzer in Diepenbeek, was reserve-officier. Via zijn vrouw Timmermans, van Berlingen afkomstig, stond hij in betrekking met de witte brigade van Hoepertingen-Berlingen. Nadat één van die leden op kermis al pochend een revolver had getoond werd de groep overvallen door de Gestapo. Alleen Lucien Decauter zou de kampen overleven. Casimir was er niet bij die avond, maar werd toch aangehouden en via Beverlo naar Hamm in Duitsland overgebracht waar hij bomschade moest herstellen in een spoorwegcomplex. Hij verloor meer dan de helft van zijn lichaamsgewicht voor hij door de Amerikanen werd bevrijd.
Terreur en tegenterreur
De haat tegen de collaboratie werd zoals vermeld aangewakkerd door de verplichte tewerkstelling vanaf oktober ’42 en vooral de actieve zoektocht naar onderduikers vanaf maart ’44. Vooral in Limburg volgden terreuraanslagen door weerstanders op collaborateurs en tegenterreur door de militaire vleugel van de collaboratie elkaar op. De tweede Limburgse geweldgolf van april tot juli ’44 zou tot in Zepperen reiken. Op 1 juni werd als reactie op de verzetsaanslagen het Veiligheidskorps onder Robert Verbeelen opgericht. Het Limburgse Korps had als ruggengraat de SS’ers van Sint-Truiden o.l.v. Jan Morael (16). Op 18 juli ’44 werd de mildere Militärverwaltung onder leiding van Alexander von Falkenhausen een harde Zivilverwaltung.
Antoine Lacroix, een broer van de onderwijzer van Ordingen, was ontvanger der belastingen (17). Hij woonde een tijd in Gippershoven en was gehuwd met Febronia Ottenborgs. Hij werd laffelijk vermoord te Lanklaar op 7 augustus ’44. Het was de dag waarop de inzet van de Zwarte Brigade van de SS-DeVlag als tegenterreur in Limburg begon. ’s Nachts klopten Germaanse SS’ers aan en toen de verzetsman Lacroix de deur opendeed werd hij neergeschoten. Hij werd op het kerkhof van Zepperen begraven.
Op vrijdagmorgen 15 juli ’44 kwam Hubert Baldewijns zeggen aan meester Mommen dat er aan de Dikke Linde een dode lag in een bruin kostuum. Hij wist toen nog niet dat het zijn neef was. August Mommen lag half over de betonweg onder een dikke Eisdense kersenboom, met twaalf kogelgaten op zijn rug gebrand, zijn bloed was op straat gevloeid. Hij zou om vijf uur zijn omgebracht. Tuur Lambrix lag in de gracht tegen d’Oyekant en werd pas om half acht gevonden. De Feldgendarmen Willy en Lšffel hadden als kommentaar bij de moorden : Maar ze zijn toch niet gaan lopen, waarom zijn ze dan doodgeschoten ? De kinderen die naar de vroege catechismus gingen zagen de lichamen liggen. Het viel meester Vandenbosch op dat de dode Mommen zo keurig gekleed en geschoeid lag. De 47-jarige Gust Mommen was slachter-herbergier en broer van Emiel, de stationschef van Ordingen (18). Hij was getrouwd en woonde in Wellen. Gust kwam gewoonlijk ’s nachts om tien uur, half elf, langs Oetershoven naar Zepperen om zich te verschuilen en te slapen bij de dienstdoende burgemeester Raymond Renaerts-Mommen in de Stationsstraat. Waarschijnlijk voelde hij zich dus gezocht. Hij stamde uit een herberg op het Kerkplein. Maar die avond was er veel volk in zijn Wellens café, dus bleef hij die nacht thuis. De 43-jarige Tuur Lambrix was ook slachter en woonde aan het Kerkplein te Wellen. De moorden op deze Wellenaren werden door een commando van SS-DeVlag gepleegd, waarschijnlijk als represaille voor de moorden te Wellen op 7 juli ’44 op Staf Herbots, op de zestienjarige Martha Geukens en op de twintigjarige Robert Gerards, kalkende DeVlagleden uit Sint-Truiden. Deze propagandaploeg was met een auto op weg door Kortenbos, Zepperen, Wellen en zo verder naar Borgloon en Tongeren om slogans te kalken voor de SS-Sturmbrigade Langemark. In Wellen werd de auto door partizanen met kogels doorzeefd. De Wellense postmeester Alberic Lanoote, afkomstig uit de Vlaanders en VNV-afdelingsleider, werd als aanstoker voor de represaille op deze aanslag beschouwd. Eén jaar eerder, op 10 juli ’43, was zijn achttienjarige zoon en gouwleider Haspengouw van de VNV-jeugd, doodgeschoten op zijn fiets tussen Wellen en Borgloon. Lanoote was hierdoor begrijpelijk wraakzuchtig en schoof wegens de zachtheid van het VNV op in de richting SS-DeVlag. Na een mislukte moordaanslag op hemzelf op 26 mei ’44 werd zijn woning bewaakt door Sint-Truidense SS’ers. In juni ’44 schreef hij in een brief aan gouwleider Theo Brouns dat hij zich onveilig voelde, bedreigd vanuit de zaal tegenover zijn woning (19). Daags voor de moord zou op een vergadering met Lanoote en Valvekens in Hasselt beslist zijn om vijf Wellenaren te vermoorden als represaille voor de aanslag op de Sint-Truidense propagandaploeg. Mommen en Lambrichts werden ’s nachts uit hun huis gehaald door een twaalf- of dertienkoppig moordcommando met de Limburgers Morael, Lucas, Valvekens, Wouters en Werck en Brusselaars Verbeelen, Van Dooren, De Meyer, Prevoo, Michiels, Frans De Rijck, Van de Vliet en Heymans. Marcel Ramaeckers ontsnapte aan de dood omdat hij zich tijdig kon verschuilen onder een brug. Het is niet duidelijk waarom de twee Wellenaren precies in Zepperen werden vermoord. Het commando was blijkbaar op de terugweg naar de Sint-Truidense SS-kazerne. Misschien kozen ze toevallig deze plek uit of misschien trachtte Gust Mommen uit de auto te ontsnappen toen hij bekend terrein voorbijreed ?
Het Limburgse VNV-weekblad De Toekomst berichtte op 22 juli ’44 over een Dubbele moord. In den nacht van donderdag op vrijdag slaagden enkele gewapende mannen erin de beenhouwers Lambrechts en Mommen te ontvoeren. ’s Anderendaags werden de lijken van hun beiden doorzeefd met kogels teruggevonden op de weg van Zepperen. Men gist naar de oorzaken van deze moord. En : Omstreeks 3 ure ’s nachts werden zekere August Mommen en A. Lambrix van Wellen te Zepperen op den weg aangetroffen, gedood door een groot aantal kogels. De daders van dezen dubbelen moord zijn onbekend. Personen die in de nabijheid wonen verklaarden een auto gehoord te hebben en daarna revolverschoten. Verbeelen en medeplichtigen werden later voor akties zoals die te Meensel-Kiezegem en te Wellen-Zepperen veroordeeld. Verbeelen stierf lang na de oorlog in ballingschap in Oostenrijk. Lanoote werd onder valse identiteit naar verluidt opgepakt door Jean Vangrootloon van de Belgische Nationale Beweging in een hooimijt in Balen-Retie. Men veroordeelde hem tot de doodstraf op 27 januari ’45 en op 23 juni ’45 werd hij ruggelings gefusilleerd op de Beukenberg in Tongeren. Vooraf moest hij in Wellen tussen duizenden kijklustigen spitsroede rijden op een platte kar. Terwijl hij zich met moeite recht kon houden tussen twee partizanen moest hij de Hitlergroet brengen. Een familielid van een slachtoffer schopte zijn been over. Verschillende verklikkingen werden hem ten kwade geduid. Naar verluidt droeg hij bij zijn aanhouding nog een vulpen van de Alkense verzetsfamilie Nulens, waarvan verschillende leden in de Duitse kampen omkwamen. De volksmond wijt zijn rancune tegenover de Wellense beenhouwers aan het feit dat hij geen extra vleesrantsoen kreeg voor zijn zegels !
André “Droei” Schurmans (20) was de zoon van een slachter uit de Kleine d’Oyestraat. Hij was een durfal. Toen Zepperen vol zat met binnengetrokken Duitsers aarzelde hij niet om een geweer tegen een haagstronk mee te pakken en te verbergen. Dat was het begin van zijn klandestien werk in de wapenhandel, smokkel en sluikslachting. Hij kocht burgergeweren op en verborg ze ondermeer in een holle boom die als brugje werd gebruikt. Hij maakte mee hoe met klompen de “trombal” werd geslagen op de deur van Lanoote en de Brabanonne gezongen. De moord op de jonge Lanoote werd ook hem bijna fataal. De dader, afkomstig van Tongeren, had zijn fiets achtergelaten. Op de belegde banden zou de naam van Hubert van Jookes van Hoepertingen hebben gestaan. Versleten banden werden immers herrubberd, waarbij de naam van de eigenaar erin werd geschreven. Samen met andere verzetsmensen uit dat dorp kwam Hubert daarna om in de Duitse kampen. Enkel Lucien Decauter keerde weer. De arrestanten moesten andere verzetsmensen, waaronder André aanwijzen. Die werd per toeval niet opgemerkt toen hij net voorbijreed. Ook André was eerder al opgeroepen naar de Werbestelle aan het Leopoldplein in Hasselt. Tegen zijn ouders werd gezegd dat het hoogstens anderhalf uurtje zou duren. In de wachtkamer zaten ook Toon Vanoirbeek, Gaston Nijs en anderen. Toen André moest wateren deed hij dat maar in de kachel. Hij kreeg een gelukkige ingeving en ging gewoon naar huis. Vanaf dan was hij onderduiker en zwierf vooral ’s nachts rond. Hij sliep in de gemetselde schuilkelder in de tuin van Louis Langenaken, in het huisje van koetsier Wanten bij het kerkhof of gewoon tussen de stapels canadastammen bij rademaker Schoofs in de Kogelstraat. Op 1 december 1943 trouwde hij zelfs op zijn klompen en ’s morgens vroeg voor pastoor Boonen in Hoepertingen met zijn verloofde Alice Tournel van Tereyken. De pastoor van Zepperen had dat per uitzondering maar één keer mompelend afgeroepen, temidden het rumoer van schuivende kerkstoelen. De Duitsers omsingelden op een nacht zijn ouderlijk huis. Ongelukkig stond er een bord pap met een lepel te veel, eigenlijk bestemd voor Nand Knapen, die er sliep. Dat maakte de Duitsers wantrouwig en ze begonnen de meubels buiten te gooien. Zus Josée liep naar de Dorpsstraat toe om André te laten verwittigen. Maar daardoor moesten ook anderen, waaronder Toon en René Vanoirbeek, zich op de hooizolder verschuilen.
Russen in het dorp
Op 22 juni ’41 startte Duitsland een aanvankelijk succesrijke campagne tegen zijn communistische oostbuur. Vanaf midden ’42 werden een kleine zesduizend Russische krijgsgevangenen in Stalag 304 in de Kempische mijnen tewerkgesteld. Eerder al waren ruim duizend jonge Ostarbeiter uit Oekraïne en Wit-Rusland hen voorafgegaan. Deze Russen probeerden te ontsnappen tijdens hun werk in de mijn (21). Bij Sofie Leemans aan de Stippelstraat waren op een zondagavond zes man aan het kaartspel. Daarbij haar man Jozef Hayen, Henri Bex “va Cel”, Armand Schoofs “va Mina” en René Geladé. De deur stond open, het was in de herfst op het einde van de oorlog. Vier haveloze, onderkomen Russen met snotneuzen kwamen binnen. Ze waren gevlucht uit de koolmijn van Genk en hadden overal tevergeefs aangeklopt. Sofie gaf hen vlees dat ze volgens eigen zeggen wel in blikken dozen boven een vuurtje konden opwarmen. Ze vroegen en kregen dringend klederen om te wisselen met hun gestreepte en genummerde kampkleren. Die laatste werden ’s morgens om half vijf in de bakoven opgebrand, de knopen werden weggegooid op de Vogelshaag. Alle aanwezigen zwoeren te zwijgen als een graf !
Een viertal Russen doken langere tijd onder in ons dorp. Een eerste duo hield zich schuil in het Voorhoofd, een veld nabij de Poel. Ze ondertekenden hun herinneringsfoto voor hun beschermers Ernes en Mina op 4 oktober ’44. Michel Krebin of Grebenuk zei dat hij student dokter was of scheikundige in een suikerfabriek te Charkov. Nikolay Soedonov zou taxichauffeur geweest zijn in Leningrad. Ze schuilden in het Voorhoofd in een stal tegen de Bergbeek of in een stal aan de overzijde van de Tereykenweg in een pruimenweide. Gust Vanmechelen vond de eerste Rus bij de beek, waarlangs hij een stuk land had. Hij zei dat hij dokter was en Gust gaf hem eten. Dat deed later de hele Bergstraat. ’s Winters als hun ondergronds hol vol water kwam sliepen ze bij Guillaume “Poei” Coopmans achteraan in de oude boerderij, waar ook leden van het gewapend verzet schuilden. Ofwel bleven ze bij Ernest Hayen en Mina “va Pake” Vanorbeek. Ernest ging ook regelmatig zijn koeien melken met twee kruiken en stopte daarin dan boterhammen. Op een dag kwamen de Duitsers erachter, maar de zaak bleef gelukkig zonder gevolg. Michel kwam ’s avonds bij de buren naar de radio luisteren. Hij kon Duits en Henri Hechtermans probeerde hem zelfs Frans te leren praten, maar hij struikelde over de “v”. Bij de bevrijding was Michel natuurlijk bij de communistische P(artisans) A(rmés), maar naar verluidt keurde hij de excessen ervan af. Het kraagplaatje met de letters PA werd in de volksmond nogal eens vertaald door “Pak alles”.
Een tweede duo met de 25-jarige Ivan Kiacko van Stalingrad en de 22-jarige Nicolas Nazarenko uit Wortchok bij Rostov belandde in het herfst van ’43 in Beurs en bleef er tot juni ’45. Nicolas was uit Houthalen gevlucht. Het eerste contact gebeurde in de zomer van ’43 bij mijnwerker Henri Boussier in Beurs. De vluchtelingen zagen er aanvankelijk erg verhongerd uit. De Russen kregen een boterham in de huizen van de Startelstraat of eten in het veld. Op woensdag aten ze bij de familie Vanoirbeek. Emiel Vanoirbeek maakte mee hoe Ivan bij een tas koffie en een boterham zat toen Duitse soldaten aanklopten om boter en eieren te kopen. Hij verstopte zich achter de deur op de goot met het broodmes in de hand. Aan de grote weide Hendrix op de Nachtegaal ontdekte Emiel op een dag nog twee gezichten van Russen door een gat in de haag. Hij bracht ze eten maar vernam later dat ze de dag erop op de Heide in Nieuwerkerken waren doodgeschoten. Natuurlijk was er contact met de meisjes in de buurt en een ongewenst gevolg daarvan moest opgelost worden. In de bevrijdingsdagen trokken de Russen op met de partizanen en leefden op de dunne grens tussen plantrekkerij en banditisme. Na de bevrijding moesten ze naar de verzamelkampen van Dworp bij Halle ten zuiden van Brussel of naar Casteau om van daaruit naar de Sovjetunie terug te keren. Hun verder lot is onzeker door de houding van Stalin tegenover westerse invloeden. Hij vaardigde immers strenge maatregelen uit tegen krijgsgevangenen. Tien jaar strafkamp was het gebruikelijke tarief voor Russische soldaten die zich niet totterdood hadden ingezet tegen de vijand.
Bandieten
De leden van de Bende van de Dameskous, die ondermeer in Sint-Truiden in “Den Hemel” boer Vandenborne doodschoten, werden onder grote publieke belangstelling veroordeeld in februari ’47. Bij de bende waren ook partizanen betrokken. De benaming, door de pers gegeven bij hun proces, verwijst naar de gebreide kous die ze als masker over hun hoofd trokken. Zepperen, Alken en Herk-de-Stad leverden de hoofdschuldigen. De 25-jarige bendeleider, geboren in Zepperen, werd door de Krijgsraad veroordeeld tot de doodstraf en openbare terechtstelling (22). Dit wegens zijn aandeel in de gewapende nachtelijke overvallen bij Vandenborne en in talloze andere in een gebied van Stokrooie-Hasselt tot Groot-Gelmen. Daarbij ook de overvallen in Zepperen bij Florent Hermans en op Lambert Bex in juli ’44 en bij René “Pake Pong” Dupont in februari ’45. Bij besluit van de Prins-Regent werd deze straf in oktober ’47 herleid tot twintig jaar dwangarbeid. In een paar gevallen waren door het gerecht aanvankelijk onschuldigen opgepakt en gevangengezet. De Poncelets woonden afgelegen op het gehucht Terstok net buiten Zepperen. Op 15 december ’44 hadden ze bezoek gekregen van de bende. Bij de massale aanhoudingen van de bende achteraf kreeg één van de daders de daver op het lijf. Op de dag van zijn aanhouding plukte hij kersen voor rekening van een koopman uit Zepperen. “Het is aardig”, zei hij, “Ik weet niet wat ik heb, maar ik krijg mijn korf niet vol”. Een paar uren later stonden de gendarmen aan de voet van de ladder en kluisterden de man, die later twintig jaar dwangarbeid kreeg. Florent Hermans moest aan vier bandieten, waaronder de bendeleider, vierduizend frank afgeven. Onder voorwendsel wist hij te ontsnappen. Brutaal waren ze niet, verklaarde Florent, maar ze dreigden wel hem neer te schieten, indien hij geen geld gaf !
Varkenskoopman Lambert Bex (23) woonde in een lemen huis op Dekken. In de zondagnacht van 25 juni ’44 om twee uur werd hevig op de deur geklopt en geroepen : “Gestapo ! Offen machen !” Vijf gewapende kerels stonden voor de deur. Lambert haastte zich naar de slaapkamer waar een batterij stond, verbonden met een pas geplaatste auto-claxon op het dak. Het lawaai van het primitieve alarmsysteem joeg de dieven op de vlucht : ’s anderendaags werden hun breed uiteenliggende schoensporen gevonden. De bendeleider Emiel had gedacht dat Lambert, zoals elke vrijdag- en zondagnacht, dienst had voor de boerenwacht. Hij had dan rendez-vous met Bert Appeltans in café de Zwarte Wolk (24) om van daaruit te vertrekken. Lamberts zonen Henri, Jozef en Marcel waren ondergedoken om aan verplichte tewerkstelling te ontsnappen. Enkel zijn vrouw Mathilde en zijn dochter Maria waren dus nog onder het dak. Door een gelukkige onenigheid had koopman Bex zijn wachtbeurt echter opgezegd en werden de dieven verrast. De brutale bende liep deze keer dan toch een blauwtje !
______________________________________________________
Noten
(1) Mededeling Bruno De Wever, colloquium LIWAG LUC-Diepenbeek 20.10.94.
(2) Paul CELIS, Alken 1940-1945. Een Limburgse gemeente in oorlogstijd, 1986, z.p. Willy MASSIN, Limburgers in het Vlaams Legioen en de Waffen SS, 2de herziene druk, Kortessem, 1994, p. 93.
(3) Paul CELIS, o.c.
(4) De pamfletten werden door Henri Mommen aangetroffen, verborgen in een huis in de Stationsstraat.
(5) H. VAN DE VIJVER, R. VAN DOORSLAER en E. VERHOEVEN, Het verzet, dl. 2, (Belgë in de Tweede Wereldoorlog, 6), Kapellen, 1988.
(6) Lambert (Clement) Thijs, “Ber van Guillaume Hansen” naar zijn grootvader Hansoul langs moeders zijde, (°Z. 04.09.10 : klas ’30 : mc. 111.78047 : 11de Linie). Vanaf 30.04.1934 beroepsvrijwilliger Grenswielrijder in Visé en Maaseik. Verhuisde later naar Rijkel. Marcel (Jules) Thijs (°Z. 29.03.20, klas ’39). (Gustaaf) Adolf Hechtermans, “Dolf van Riekuskes”, (°Z 23.04.15, klas ’35). (Joannes Augustinus) Gustaaf Hechtermans (°Z. 23.10.1881, gehuwd met Renaerts, + Z. 06.04.47). François Creten (°Z. 03.02.19, klas ’38). René (Henri François) Driesen (°Z. 24.01.23, oorlogsvrijwilliger ’44). Zijn vader Frans Xavier was weggevoerde WOI. Frans (Gustaaf) Leemans (°Z. 17.11.24, oorlogsvrijwilliger ’44). Lambert Leemans, de zoon van “Miel va Veire” (°Brustem 17.02.26). Emiel Leemans (°Brustem 21.05.1902, klas ’22). Evarist Leemans, (°Z. 23.01.08) rijkswachter sinds ’30. Jozef Creten (°Z. 08.10.1907), mijnwerker-bakker-fabriekswerker Roosbeekstraat, broer van Franois, in ’45 gehuwd met Boonen. (Pierre) Justin Houbrechts “va Bokke” (°Z. 02.04.11). Modest (Godefridus Henri) Houbrechts (°Z. 04.10.19). Gustaaf (Alfons) Houbrechts brouwersgast (°Z. 27.01.23).
(7) Lavigne (°05.04.21) Stad Sint-Truiden. Guldenboek der slachtoffers van den oorlog 1940-1945, Comité voor steun aan de politieke gevangenen, Antwerpen, z.j., p. 19.
(8) Louis Bonneux (°Kozen 09.04.15), legerkapitein bij de Grenswacht, gehuwd met Rosalie Hechtermans. Bert Leemans van d’Eygen, de latere hoofdgriffier, (°Z. 18.01.12 – Hasselt 09.03.87) gehuwd met Alice Neven.
(9) Gegevens kapt. Wim Boffin, Sint-Truiden, die een grondige publikatie voorbereid over ondermeer het verzet in Sint-Truiden en omgeving. J.P., “In Nieuwenhoven kregen we wapens in handen gestopt”, in : Het Belang van Limburg, 8 september 1994.
(10) Paul Bonneux (°Z. 20.05.23). RAF nr. VR 1899867.
(11) Pierre STIPPELMANS, Mijn verhaal. Razzia te Sint-Truiden 1943-1945, (Sint-Truiden), 1991.
(12) Guillaume Quarme (°Z 05.07.01), gehuwd met Marthe Marie Thérèse Dehaes. Brigitte D’HAINAUT en Christine SOMERSHAUSEN, Dora 1943-1945, Berchem, 1992, p. 191 (nr. 645) en 204 (nr. 495).
(13) (Ludovicus) Remigius Vanoorbeek (°Brustem 16.01.15) huwde in ’35 met Mathilde Colemonts en woonde in Zepperen vanaf ’37. In ’41 verhuisde hij naar Melveren-Senselberg. Sint-Gillis was de centrale militaire onderzoeksgevangenis. BRUSSEL, Ministerie voor Volksgezondheid, Bestuursafdeling voor Oorlogsgetroffenen, Opzoekingen-Documentatie-Overlijden, Dossiers nrs. 50879 (Quareme) en 12891 (Vanoorbeek), Brussel. Guldenboek der slachtoffers van den oorlog 1940-1945. Stad Sint-Truiden, Antwerpen, z.j., p. 35.
(14) Lodewijk Van Gaal (°Deurne 04.07.19), priester in 1947. Verblijft sinds 1954 in het Sint-Aloysiusinstituut te Zepperen.
(15) Casimir Fabry (°Z. 04.03.12, klas ’30 : mc. 111.77264, sergeant KRO)
(16) Jos BOUVEROUX, Terreur in oorlogstijd. Het Limburgse drama, Antwerpen, 1984, o.m. p. 147-148.
(17) Lacroix (°Ordingen 22.11.06). Op zijn grafsteen op het oude kerkhof te Zepperen staat juli als overlijdensmaand vermeld. Zijn naam is ook opgenomen op de gedenkplaat van de gesneuvelden tegen de zijgevel van het oud gemeentehuis te Ordingen. Hij werd postuum erkend als weerstander op 03.01.49. Jos BOUVEROUX, o.c., p. 186.
(18) Robert August Mommen (°Z. 23.06.1897), echtgenoot van Elisabeth-Lambertine Neven. Arthur Désiré Lambrix (°Kortessem 29.11.1900), echtgenoot van Helena-Florentine Roggen. SINT-TRUIDEN, Burgerlijke stand gemeente Zepperen, Overlijdens 1944, nr. 13 en 14. Brief Jos Bouveroux, Kessel-Lo, 24.09.90.
(19) Jos BOUVEROUX, o.c., p. 130.
(20) Andreas (Adolphus) Schurmans (°Z. 10.06.23), beenhouwersgast-chauffeur
(21) Arthur WOLLANTS en Jos BOUVEROUX, Russische Partizanen. WO II – Limburg, (Historische reeks Davidsfonds, 18), Leuven, 1994. Karel VANDERHEYDEN, Soldaat Yvan : “Kijk, zijn schoenen passen me juist”. 12 oogst ’44 : Russen plegen roofmoord op Duits soldaat, in : Het Belang van Limburg, 11 augustus 1994.
(22) Affiche, gedrukt op 16.02.48 bij Crollen, Hasselt, met de beslissing van de Hasseltse Krijgsraad en het Besluit van de Prins-Regent.
(23) Artikelenreeks in Het Belang van Limburg vanaf 22.08.46 : “De Bende van de Dameskous”. Een zestigtal roofovervallen in Limburg opgehelderd. Een veertigtal bandieten achter ’t slot.
(24) Herberg H. Appeltans-Vanhaeren, In de Zwarte Wolk. Den baas drinkt meer als ’t volk, op Dekken.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Remi Vanoorbeek.
Guillaume Quarème.Paul Bonneux in mei 1945 bij de RAF aan de stuurknuppel van een Anson Mark II.
De Russen Michel en Nikolay. Het dankkaartje van Nikolay.
Nicolas Nazarenko (foto Gilberte Appeltans-Breesch).
Iwan en Nikolay in Beurs. Omdat ze niet konden fietsen moesten ze het hier leren (foto Emiel Vanoirbeek).
Lambert Bex tussen zijn vrouw Mathilde en zijn dochter Maria (foto Belang van Limburg).

_______________________________________________________

7. Militair geweld uit de lucht

De eerste oorlogsdagen
Al in ’36 werden in de omgeving van Zepperen geheime hulpvliegvelden ingericht in Wilderen en Brustem. Te Brustem lag een landingsstrip in gras tussen boomgaarden, begrensd door de Aalsterweg, de Brukskensweg en de Oude Romeinse katsei. Het was een uitwijkvliegveld voor de basis te Nijvel. Op 10 mei ’40 om vijf uur ’s morgens vlogen de jagersmaldelen 3 en 4 van de IIde Groep van het 2de Luchtvaartregiment vanuit Nijvel naar Brustem. Ze waren uitgerust met vierentwintig verouderde tweedekkers Fiat CR 42 Falco’s. Zes ervan stegen om half zeven op en haalden een Dornier 17 neer bij Waremme. Een uur later botsten ze op een formatie Messerschmitt Bf 109 die een veertigtal Ju 52-toestellen van het Kampfgeschwader zur besonderen Verwendung-172 beschermden, die poppen parachuteerden tussen Tongeren en Sint-Truiden. Rond tien uur op 10 mei werd ook het station van Ordingen door Stuka’s gebombardeerd, maar ze misten doel en maakten enkel kraters. Het 19de-eeuwse kasteel de Pitteurs in Ordingen, waar de Duitsers wellicht een Belgisch hoofdkwartier vermoedden, werd wel zwaar beschadigd door bommen. De noordvleugel werd nooit meer heropgebouwd en wat restte werd nadien grondig door de Duitsers leeggehaald.
Stuka-bombardementen op de basis volgden om half vier en om vijf uur in de namiddag (1). Alle veertien toestellen van het 3de smaldeel “Rood zwaantje” werden vernietigd. Op 11 mei moesten de acht overblijvende van de vierentwintig oorspronkelijke toestellen zich terugtrekken. Vier Dornier 17-toestellen van de 2de Luchtvloot onder bevel van Kesselring, VIIIe Flieger Division Von Richthofen, bombardeerden diezelfde zaterdag om half tien ’s morgens vanuit de richting Tongeren het legerdepot in de Capucienessenstraat te Sint-Truiden. Daarbij werd ook zware schade toegebracht aan het Minderbroedersklooster (2). Die dag vielen ook in Zepperen acht Duitse bommen : één in Gippershoven met weinig schade, één op de Roosbeek in de weide Guillaume Hayen met een ontwortelde fruitboom, één op Dekken met lichte schade aan fruitbomen, twee in het Zwartveld met lichte schade aan het akkerland en drie in het Zepperenveld met schade aan akkerland en fruitbomen (3).
De herinnering leeft nog aan de bommen achter Thijskes bij de Wellensestraat en de drie bommen achter Valérie Gilissen-Hayen en achter de latere villa van Dr. Everaerts (4). Het bomgat van deze laatste werd door het “Kuimesterke” met kruiwagens afvalgrond opgevuld. Toen bij het betonblokkenhuisje van “Kurren-Tilman” Knapen op Dekken een bom viel, bad oudstrijder en vuurkruiser Tilman vlug een akte van berouw. Bij Henri Leunen viel een bom op 12 mei in de weide achter het huis. Een drachtige vaars bezweek later aan de kwetsuren. In de Stationsstraat tegenover de gemeentesecretaris en op het Dekken op een land van Jan America werden twee niet ontplofte bommen aangegeven op een lijst van 27 juni van achtergelaten militaire voorwerpen. De veldwachter vond nog op 14 november ’40 elf onontplofte vliegtuigbommen in het Wintersveld.
Aan het Jonkmanskapelletje in Tereyken stortte een klein Engels of Frans vliegtuig neer. Naar verluidt hingen er aan weerszijden kisten met bommen, alsof ze nog met de hand moesten afgeworpen worden. Een Duits vliegtuig crashte in de eerste oorlogsdagen aan de Rozebrug op de Kabei. Voor de ring werd de vinger van de dode inzittende naar verluidt afgesneden. Ook in het Ordingse broek lag een neergehaald Duits toestel, waarschijnlijk een verkenningsvliegtuig type Henschel H.S. 126. De dertigjarige spoorwegbediende René Peeters werd op 12 mei daar in de Sint-Jansbeemd per vergissing doodgeschoten door een Duits soldaat, die later tegenover de ouders zijn spijt over het voorval betuigde (5). René had blijkbaar met dezelfde Duitser nog een pint gedronken. Het voorval gebeurde toen iedereen voor een Engelse luchtaanval de bossen en beemden invluchtte.

Een Duitse nachtjagersbasis
Al vanaf 14 mei ’40 installeerden de Duitsers zich op de basis Brustem en bouwden deze uit met startbanen, werkplaatsen, schuilplaatsen, ondergrondse brandstoftanks, verblijven in het kwartier Bevingen en dergelijke. Bij de bouwwerken in Brustem werd vanuit het station van Ordingen een smalspoor aangelegd door de Nederlandse firma Unicum. Daarmee werden bouwmaterialen vervoerd. De broers Harry, Hubert en Mathieu Piepers van Weert waren werkmeesters en logeerden boven het station. Ze werkten van eind ’40 tot Kerstmis ’43 aan de basis. Ze kapten ondermeer een boomvrije hoek uit in het verlengde van de startbanen en betonneerden een kasteelvijver tot bluswaterreservoir. Ze legden een waterzuiveringsinstallatie aan in Saffraanberg en een richtbaan voor vliegtuiggeschut. Hun magazijn met grote brandbriketten werd bewaakt door Joannes “Djang” Renaerts, de vader van “’t Kuiperke”. Het spoorlijntje verdween in de loop van de oorlog.
De eerste Duitse toestellen namen deel aan de slag om Engeland. Urbain Neesen telde als leerling in de vlakbijgelegen Brustemse gemeenteschool de Heinkel-bommenwerpers die minstens tweemaal per dag opstegen en vaak niet voltallig terugkeerden. Vanaf 15 januari ’42 was Sint-Truiden een nachtjagersbasis in een keten van luchtverdediging tegen de geallieerde bombardementen. De strategische bombardementen op Duitsland startten medio ’42. De Gruppe II/NJG 1 werd in maart ’44 vervangen door IV/NJG 1. Vooral de Messerschmitt 110, Dorniers 215 en 217 en de Junkers 88 opereerden vanaf deze basis (6).
Op 2 september ’44 verlieten de Duitsers Brustem. Het vliegveld ontsnapte de volgende dagen door toedoen van een Oostenrijks soldaat aan een totale vernietiging. De Amerikanen herstelden de basis en stationeerden er vanaf eind september ’44 de 404de Fighter Group, op 23 oktober vervangen door de 48ste Fighter Group. Van 9 april tot half juli ’45 kwam het 386ste Bomber Group met A-36 Invaders en vanaf juli tot half december ’45 de 305de met B-17. Brustem droeg het codenummer Station A92 van de Allied Air Force (7). Op Nieuwjaarsdag ’45 vielen een duizendtal Duitse jagers in een laatste inspanning alle geallieerde vliegvelden in Nederland en België aan. Bij deze aktie Bodenplatte werden achthonderd geallieerde tegen driehonderd Duitse toestellen uitgeschakeld. In Brustem werden de aanvallers van het Jachtgeschwader 2 en het Schlachtgeschwader 4 voortijdig opgemerkt door vliegtuigen en leden zware verliezen (8).
In de volksmond sprak vooral het “spook” tot de verbeelding. Het legendarische Spook van Brustem was wellicht een Engels stoorvliegtuig dat de nachteskaders moest beschermen. Graaf Menten de Horne of Poolse tweelingbroers zijn wel eens genoemd als de stoutmoedige bestuurders. Wellicht ging het om een Mosquito-toestel met een Poolse RAF-piloot. Een Duits officier wou naar verluidt de mythe niet geloven, maar stak vlak na het opstijgen al met zijn toestel in het bos van Kerkom (9).
Op zondagnacht 22 augustus ’43 om tien minuten voor twaalf vielen brandbommen op d’Oye. Het was een klare avond. Het ging om een hele streep door het Kerkveld tot in de boomgaarden tussen de Driesstraat en de spoorlijn toe. Eén van de bommen kwam terecht op de schuine kant van de kerkhofmuur en ontplofte niet. Het langwerpige zeshoekige tuig brak in twee. De stallingen van de hoeve Vanbergen aan de Driesstraat brandden echter af. Zesentwintig schapen, een koe, een kalf en een vaars bleven erin. Geld en schoenen waren verdwenen. De gemeente meldde een aanzienlijke hoeveelheid brand en phosphoorbommen, een huis werd gedeeltelijk vernield, en verscheidene stuks vee gedood. Het Limburgse VNV-weekblad De Toekomst berichtte op zaterdag 28 augustus 43 : Hoevebrand. In de hoeve van Armand Vanbergen is brand uitgebroken. Na korten tijd stond het gansche gebouw in lichtelaaie. Dank zij de hulp van buren kon een partij huisraad gered worden. Tijdens de reddingswerken zijn schaamtelooze dieven met kleedingstukken, beddegoed, schoenen, huisraad en een aanzienlijke geldsom aan den haal gegaan.
Ook door het dak van het huis was een brandbom gevallen, maar Armand kon ze blussen met een emmer melk die in het huis stond. Met zijn vrouw Stefanie onvluchtte hij het huis via de slaapkamer en de glazen veranda. Daarbij kwetste Armand zich aan zijn been. Ook door het dak van het huis Neesen viel een onontplofte brandbom, waar ze op zolder een koperen ketel totaal verwrong en gedeeltelijk op de keukenvloer terechtkwam. In de boomgaard vielen ook een tiental granaten. Een fosforbom was terechtgekomen op een dertigtal meter van het huis, maar gelukkig niet ontploft. Ze werd een paar dagen later ontmijnd. Nog diezelfde maand vielen ook enkele bommen op de Zeppersesteenweg ter hoogte van de huidige expressweg, waarbij een huis zwaar beschadigd werd. Een andere brandbom, een ronde buis met koperen kop kwam terecht in de Roosbeekstraat achter de hoeve Hayen.
Op vrijdag 25 februari ’44 om half elf overdag was er een groot Amerikaans bombardement met meer dan honderd toestellen op de basis Brustem. Daarbij vielen veel burgerdoden te betreuren. Op 21 april ’44 besliste het Zepperse College na een schrijven van hogerhand om de bevolking aan te sporen familieloopgraven aan te leggen in tuin of weide palende aan de woning voor luchtbescherming. Meestal ging het slechts om een kuil in de tuin, afgedekt met planken en mutsaarden. Bij de familie Schoenaerts bouwde men een “abri” onder de notenboom : een L-vormige sleuf met daarin een verhoogje met plank als zitsel en er bovenop mutsaarden. Bij de nooduitgang lag een schopje klaar. De schuilplaats werd gelukkig maar één keer gebruikt.
Op Paaszaterdag 8 april ’44 om half één overdag gebeurde een zwaar bombardement op het spoorwegkompleks van Hasselt. Andere grote dagbombardementen met burgerdoden in Sint-Truiden volgden op 9 mei ’44 om half tien en 28 augustus ’44 om vijf uur. Op 12 mei ’44 was bij vergissing een groot bombardement op Alken uitgevoerd met burgerdoden. Naar verluidt had men een concentratie pantsers in Kiewit ten noorden van Hasselt willen treffen, maar had men Sint-Truiden met Hasselt verwisseld. Een verdwaalde bom sloeg in nabij Tereyken aan de Galgendries en maakte een krater van meer dan twintig meter doormeter. De luchtdruk was nog tot in Zepperen groot genoeg om een manspersoon in een vensteropening achterover te slaan. Deze akties waren een voorbereiding op de geallieerde invasie van Normandi‘ op 6 juni ’44 en de daaropvolgende bevrijding. Wanneer Brustem werd gebombardeerd vlogen de toestellen soms boven Zepperen. Getuigen zagen dan zilverkleurige slingers vallen en ijzeren banden door de lucht naar beneden wentelwieken. Het ging om bomverpakkingen bestaande uit een geraamte met drie stokken en vier platen, met de tekst CLUSTER FOR BOMBS. Eén ervan viel voor de kerkhofpoort.

De Duitse crash op de Honsberg
Twee neerstortende vliegtuigen veroorzaakten in ’42 en ’44 in ons dorp heelwat opschudding. In de zomer van ’42 crashte een brandend Duits vliegtuig nabij de spoorwegbrug op de Honsberg. De plaats, toen een bijna rijp korenveld op een driehoekig stuk grond van Marcel Hechtermans bij de weide van Victor Polus, ligt op honderd meter van de brug over de spoorlijn Sint-Truiden-Tongeren bij de grens met Ordingen. In vogelvlucht is het een vijftal kilometer noordoostelijk van de basis Brustem verwijderd. Op die vroege, nog donkere donderdagmorgen 30 juli ’42 om half vijf schrok meester Henri Bollen van het vliegtuig dat rakelings boven zijn huis scheerde vlakbij het station van Ordingen. Rijkswachter Potters en zijn vrouw hoorden in dezelfde straat naar verluidt het geschreeuw van de bemanning. Andere getuigen zeggen dat het toestel al brandend over het seinwachtershuisje van de “Witte Smid” draaide. Harry Pieper, die logeerde in het stationshuis, situeert de crash rond half drie ’s nachts (10). Hij ging met een broer ter plaatse kijken en zag twee verbrande lichamen in het toestel en een derde op enige afstand. Eén van de hoofden was verbrijzeld.
Verscheidene dorpsgenoten gingen kijken op de crashplaats, maar hun getuigenissen zijn verschillend. Paul Bonneux’s ronde in de boerennachtwacht was net afgelopen en hij keerde na zijn laatste controlepunt aan de Galgendries naar huis over de Honsberg. Hij kwam tussen half vijf en vijf uur op de plek en zag er twee smeulende lichamen buiten het toestel, waarvan één nog vastgegespt in de stoel. Volgens hem was het een tweemotorige Messerschmitt 110 met nog weinig brandstof, want er was geen grote brand. Er waren die nacht veel bommenwerpers in de lucht (11). Julien Debord (12) stelt dat hij met zijn makker Louis Detière als eerste bij het pas neergestorte toestel aankwam. Beiden waren ondergedoken om aan de Duitse tewerkstelling te ontsnappen en sliepen ’s nachts niet veel. Ze hoorden hoe het toestel in moeilijkheden probeerde te landen. Ze bleven bij het wrak tot de Duitsers al zoekend vanaf het Brustemveld naderden. Ze zagen vier lichamen. Bij één van de piloten, nog in zijn stoel vastgegespt lag een tas met de inhoud ervan uitgespreid. Daarbij waren een hoefijzer, een spel kaarten en foto’s. Daarop dacht Julien het meisje Fernanda uit het Sint-Truidense café De Veranda bij de Brustempoort te herkennen. Ook Gaston Nijs, Toine “de Slachter” van Clemence en Juul Vaes waren bij de nieuwsgierigen. Er is sprake van tenminste één, misschien drie inzittenden in de smeulende wrakstukken. Een roodharige inzittende zat onthoofd op enige afstand van het wrak, bij een haag nog in zijn stoel vastgegespt. Zijn luchtpijp lag open en zijn benen waren totaal verwrongen. Zijn stoel had een spoor in de tarwe getrokken. Er werden totaal verpulverde scheermesjes en een muntstuk gevonden met daarop …Emmanuel…(13). Een jonge getuige hoorde twee Duitsers praten, die samen met vele andere Duitsers via Ordingen met de auto naar de crashplaats waren gesneld. Ze joegen de kijklustigen weg. Toen ze iets op de wrakstukken konden lezen riepen ze : “Keitel und Nickmann. Gott sei Dank (?!) es ist die Nickel !”. Een andere hoorde dat één van de doden van Keulen kwam en net ging trouwen. Rond negen uur werden de lichamen gekist.
Bij dergelijke vliegtuigrampen werden vaak bruikbare voorwerpen achterovergedrukt of gewoon als souvenir meegenomen. Een getuige zegt dat toegesnelde Duitsers werden rondgestuurd langs de Kogelstraat om hen tijd te doen verliezen. Iemand spreekt over een gouden tand die werd uitgetrokken bij een dood bemanningslid. Een ander nam het verbandkoffertje weg omdat het Moffen waren. Ook een valscherm werd meegenomen en verstopt. Achteraf kwamen de Duitsers tegen de haag van Polus nog zoeken naar een pistool dat verdwenen was.
De Duitse lijst van verliezen vermeldt op 30 juli ’42 de Absturz infolge Verorientierung en Aufschlagbrand van de Junker 88-A4 nr. 2084, die daarbij totaal verwoest werd (14). Piloot adjudant Bernhard Hennings, de 21-jarige waarnemer luitenant Wolfram Theile, boordradio-operator sergeant-majoor Alfred Gress en boordschutter sergeant-majoor Gustav Kuhlmann kwamen alle vier om (15). Hun lichamen rusten nu op het Duits Soldatenkerkhof te Lommel. Het toestel kwam waarschijnlijk terug van één van de Baedeker-raids op Engelse steden, zo genoemd naar de bekende Duitse reisgids. De raids op de Engelse kunststeden waren een vergelding voor de geallieerde bombardementen op ondermeer LŸbeck in Duitsland. Einde april hield Hitler zijn beroemde Baedeker-redevoering. Einde juli ’42 beschikte de Duitse Luftwaffe door de inzet aan het Oostfront nog slechts over een negental Gruppen voor aanvallen op Birmingham en de Midlands op drie opeenvolgende nachten. Zestien toestellen gingen verloren, waarbij zeven in Belgi‘ terechtkwamen. Dezelfde nacht ging een ander toestel van dezelfde groep neer in Koksijde, maar er waren alleen gekwetsten (16).
De waarschijnlijk zwart geschilderde Junker met op de romp de code 1H + BS hoorde tot het 8ste Staffel van de groep III van het Kampfgeschwader 26, dat in Rennes-Frankrijk zijn basis had (17). De Junker 88 was een werkpaard voor de Luftwaffe. Ruim negenduizend toestellen werden als bommenwerper gebruikt. Karakteristiek waren de hoekige neuskoepel en de geschutsgondel onder de buik van het toestel. Bijkomende Duitse gegevens vermelden als streek van neerkomen Sint-Truiden-Luik en als oorzaak bei der Rückkehr vom Feindflug Bodenberührung beim Einkurven zur Landung. Na de opdracht in Engeland was het toestel wellicht uit koers geraakt en trachtte het nog op een vliegveld in het nabije Belgi‘ te landen. Slechts bij één van de bemanningsleden wordt een plaats van overlijden – Zepperen – vermeld (18). Van het toestel zelf resten nog enkele schamele fragmenten bij Emile Quarème, zoals een navigatielicht, een stukje leiding en een trimmings-aanwijzer uit het instrumentenpaneel. Ook de dertienjarige Emile was samen met Gustaaf Vanoirbeek en René Hayen ter plaatse gaan kijken.

De Canadese bommenwerper op ’t Valleken
In de lente van ’44 bereidden de Geallieerden de landing in Normandië van 6 juni voor. Vliegvelden en spoorwegen werden zwaar bestookt. De Paasbombardementen op Hasselt, de bommen op Sint-Truiden op 9 mei en de vergissings-aanval op Alken op 12 mei schrikten de bevolking in onze streek op.
Het Bomber Command van de Engelse Royal Air Force bestookte ’s nachts ondermeer spoorwegknooppunten in België. Op donderdag 27 april vertrok een luchtvloot van 144 bommenwerpers (19) voor een aanval op het station van Montzen, een tiental kilometers ten zuidwesten van Aken. 27 Toestellen van het 431ste “Irokezen”smaldeel en het 434ste “Blauwneuzen”smaldeel startten vanop het vliegveld Croft-Neasham. Deze basis, ten zuiden van Darlington in Yorkshire, was één van de meest noordelijke bases van Bomber Command. Ze behoorde tot de Zesde Groep van de Canadese RAF en huisvestte sinds december deze twee Canadese smaldelen.
Tussen maart en oktober 1944 vloog het 431ste met het toestel Handley-Page Halifax Mark III (20). Vooral door de hoekige staartvlakken verschilde het silhouet van de meer bekende Lancaster. Op de romp van het toestel van dit verhaal waren in grote letters de smaldeelcode SE en de toestelcode U geschilderd. De seriecode MZ522 bevond zich bovenaan de romp vlakbij de staart. Om 23.27 uur was het de beurt aan de bommenwerper SE-U for Uncle om op te stijgen. De bomlading kwam laat toe en het installeren was pas in de late namiddag voltooid. Het beloofde overigens een gemakkelijke opdracht te worden. De ploeg van Skipper kapitein Jack Hill had al enkele aanvallen op Gent, Le Bourget, Lens, Dusseldorf en Karlsruhe achter de rug. Bij de terugkeer uit Karlsruhe op 24 april bleken de remmen van hun toestel SE-O for Oboe defect en bij het herstellen ervan botste het toestel tegen een ander. Beide toestellen werden zwaar beschadigd. Ze moesten dus uitwijken naar een ander toestel, de SE-U. Op 28 april werd de raid op Essen gevlogen zonder verliezen en nu was Montzen aan de beurt. Het was hun achttiende opdracht, dus binnenkort kon de bemanning genieten van zes maanden non-operational flying. In feite vlogen ze 23 missies vanaf 11 maart ’43, maar drie van hen waren voortijdig afgebroken wegens motorproblemen of omdat de staartschutter door zuurstofgebrek buiten westen geraakte. Alle bemanningsleden waren vrijwilligers. Piloot skipper kapitein Jack Hill was een radiopresentator uit Winnipeg van rond de 26. Bommenrichter luitenant Al Donnell van Kingston zat naast de piloot en kon vooraan in de neuskoepel afdalen. Hij was ongeveer 21 jaar en werkte in het burgerleven bij de spoorwegen. Achter hen zat de 21-jarige boordwerktuigkundige sergeant John Dusty Millar van Winnipeg. De 22-jarige navigator, universiteitsstudent en eerste luitenant John Stoyko van Regina, zat onderin het vliegtuig. Luitenant Geoffrey Gage van Bath was de enige Engelsman en bediende de radio onderaan de stuurcabine. Het boordgeschut werd bemand door de 21-jarige eerste luitenant Colin Rooks van Trinidad (21) in de rugkoepel en de 29-jarige staartschutter luitenant John Leyne van Vancouver. Een nieuwigheid was de buikkoepel, bemand door de 24-jarige luitenant John Morrison van Ottawa, die speciaal daarvoor deze ploeg had vervoegd. Twee vliegtuigen van dit smaldeel die deze nacht werden neergeschoten, waren ook uitgerust met deze schietstelling. Normaal hadden enkel de Amerikaanse bommenwerpers een buikkoepel. Men trachtte zo aanvallen door Duitse nachtjagers af te weren. Deze hadden de vervelende gewoonte om langs onder aan te vallen, vaak met Schrägemusik of speciaal omhooggerichte boordkanonnen. De Halifax Uncle moest zeven bommen van 450 kilo en acht van 250 kilo op het doel gooien. Dit toestel was blijkbaar uitgerust met het staartapparaat Monica III, dat naderende nachtjagers moest verklikken, maar de bemanning was niet in het gebruik ervan opgeleid.
Normaal keerde men na het bombardement zo recht en zo snel mogelijk terug naar de Engelse basis. De toestellen kregen echter zware problemen boven het doel achter Luik. Toevallig was op de Duitse Nachtjagersbasis Brustem een Kommandeursbesprechung of topvergadering bijeengeroepen door majoor Joachim Jabs, bevelhebber van het Nachtjagdgeschwader Eins. Toen het alarm ging grepen ook de bezoekers, de Gruppe-commandanten, gretig hun kans. De raiders op Montzen moesten het dus opnemen tegen de keur van de Duitse nachtjagerpiloten. De Duitse lucht-as Schnaufer schoot al om half twee Duitse tijd zijn eerste Lancaster neer bij Aubel. Tien minuten later was het de beurt aan zijn 61ste luchtoverwinning, die neerstortte bij Verviers. De Duitse nachtjagers die opstegen van de basis Brustem eisten die nacht ondermeer drie vijandelijke toestellen van het type Halifax op (22). Vijftien bommenwerpers van de Montzen-raid werden in totaal neergehaald. Vooral de tweede golf werd onderschept. Slechts een deel van de Engelse bommen trof doel. Negentien lokomotieven en 143 wagons werden vernietigd of beschadigd. 66 burgers in het nabijgelegen Plombières vonden de dood. Op 10 mei was het rangeerstation al weer in werking. Het 431ste, geleid door wing commander Newson, verloor liefst vier van de elf uitgestuurde toestellen en achttien van de eenendertig bemanningsleden. SE-N stortte neer ten noorden van Genk, twee bemanningsleden kwamen om. Drie makkers stierven in de crash van SE-E en alle inzittenden in het toestel SE-F vonden de dood.
Ook onze Halifax SE-U kreeg problemen. Er waren geen maan of wolken aan de hemel, maar het was nevelig. De bemanningsleden zagen op de terugweg voor zich lichtflitsen die ze toeschreven aan zeven makkers die neergeschoten werden. Nochtans waren er geen zoeklichten, spoorkogels, flakontploffingen of jagerflitsen te zien. Tien minuten na het doel op vijftienduizend voet hoogte hoorden ze plots, om vijf voor twee, een luide “WHUMP” en een lichte trilling. De stuurboord- of rechtervleugel had drie gaten gekregen juist voor de flaps, wat wees op een jageraanval. Geen motoren waren geraakt. Groene vlammen lekten tot vier meter hoog uit de vleugel. Waarschijnlijk was een brandstoftank geraakt, maar gelukkig volgde er geen ontploffing. Het toestel vulde zich met rook en vonken. De hele onderzijde stond in brand en gele vlammen reikten van achter de piloot tot aan de buikkoepel. De boordwerktuigkundige Millar kreeg door een scherf een vleeswonde in het been. Jack Hill gaf het bale out bevel ! Stoyko en Donnell ontsloten het voorste luik en schopten het open. Het vliegtuig vloog nog altijd goed onder controle. De bemanning sprong op een hoogte van dertienduizend voet in deze volgorde : Stoyko, Donnell, Gage en Millar. Piloot Hill riep zijn schutters op maar kreeg geen antwoord. Hij trimde het toestel en raakte zonder hapering weg. Toen het spring-bevel was gegeven had schutter Rooks zijn valscherm gepakt en was naar het achterste luik gegaan. Het stond open en buikschutter Morrison was verdwenen. Staartschutter Leyne stond bij de deur. Rooks sprong met de voeten vooruit en raakte vlot weg.
De Duitse nachtjachtpiloot Thörl eiste deze overwinning op. Hij situeerde ze om 1.52 uur Duitse tijd en de crash van het toestel op drie kilometer ten noordoosten van Sint-Truiden (23).
Het vliegtuig vloog brandend en stuurloos, maar rechtuit verder. Het stortte twee minuten later neer op Sint-Truidens grondgebied in een weiland met bomen “op ’t Valleken” nabij de veldweg naar Sint-Truiden. Het weiland van Camille Plevoets van Ordingen lag een tweetal percelen ver vanaf de Kasteelstraat-Melsterbeek. Gaston Nijs en buurman Juul Vaes schepten een avondlijk luchtje in de Kerksteeg. Ze zagen het toestel neerkomen in de nachtelijke hemel en hoorden de parachutisten in de lucht naar mekaar fluiten. Jefke Degraef was aan het kaartspel in de kruidenierswinkel Hayen in de Kasteelstraat en ging buiten wateren. Hij riep zijn spelgenoten buiten : “Kom nu eens kijken, een vlieger die in vuur staat !” Bij Neesen in de Driesstraat lag het terras vol benzine. Men vond er naar verluidt ook een landkaart met daarop een in rood aangeduide route. De kaart werd uit schrik voor de Duitsers verbrand. Louis America van de Kasteelstraat zat in zijn tuin, verscholen achter een betonnen putkuip, nieuwsgierig te kijken naar het luchtlawaai. Zijn gezin zat angstig binnenskamers, toen het toestel in vlammen laag boven de hoeve scheerde.
De twee laatste parachutisten, waarbij misschien piloot Hill, kwamen vlakbij de crashplaats neer. Eén landde tegen een muurperelaar boven de beek bij de oude stokerij en een ander dreef meer naar de Kabei toe. In de volksmond doen verschillende verhalen over hun wedervaren de ronde : één van de piloten brak zijn been en werd door Emiel Leemans “va Kloenk”, die in de stokerij woonde, met de fiets naar de Sint-Annakliniek gebracht (24). Of : Gustaaf Houbrechts bracht hem op een marktdag met de kar naar Tongeren. Of : de bemanningsleden werden verborgen in het klooster tot het plaatselijke verzet, met ondermeer François Vanmechelen, ervoor zorgde dat ze met een vrachtwagen van het Sint-Truidense destructiebedrijf van Smets “Fedar” weggebracht werden. Naar verluidt stond er zelfs een machinegeweer vooraan op de vrachtwagen. Pater Leonard in ’t Zand van de assumptionisten stond bekend als pilotenhelper. In elk geval kwam er een tweetal dagen na de crash een verzetslid uit Oreye vragen naar de piloot. De familie Dossin-Jadoul, die het vlakbijgelegen kasteeltje tegenover de paters bewoonde, speelde zeer waarschijnlijk de belangrijkste rol bij het verstoppen van de bemanning (25). De dag na de val speelde agent VNJL/268/A/5, vermoedelijk uit Brustem, de nummers van het vliegtuig door aan zijn contactman Leon Christiaens VNJL/268/A van Luik (26), die op zijn beurt op 3 mei al schriftelijk rapporteerde aan hogerhand. De agenten maakten deel uit van de Luikse sector van het inlichtingennet Luc-Marc VN. Ze wisten dat mevrouw Dossin vlak na de val de Air Force Code Air Publication 1927 uit het toestel had verwijderd en op hun verzoek bij haar verborgen hield (27).
Onmiddellijk na de crash was er een massa kijklustigen op de been. Louis America sloot zijn hek om de nieuwsgierigen niet over zijn erf te krijgen. Als oud-krijgsgevangene vreesde hij de Duitsers. Het overwegend zwart geverfde vliegtuig zelf was nog min of meer in één stuk, maar zwaar verpletterd. Het was nog geen vijf centimeter in de grond geslagen. André Hayen herinnert zich nog als twaalfjarige erin rondgekeken te hebben. Eén van de motoren was eerder al afgescheurd en sloeg vlakbij in, dwars door het betonnen wegdek van de Kasteelstraat (28). Alles wat bruikbaar was, zoals gevoerde pilotenlaarzen, werd door omstaanders meegenomen. Intussen waren de Duitse Feldgendarmen met hun auto in het dorpscentrum aangekomen. Daar eisten ze de hulp van enkele omstaanders, waaronder Gaston Nijs, om de weg te tonen. Over de Melsterbeek geraakten ze niet, ze moesten dus een omweg langs Zepperen-Molen maken. Ze noteerden de nummers op het wrak. Een Duitse vrachtwagen die van de basis kwam gereden met zerken moest tot leedvermaak van de kijklustigen onverrichterzake terugkeren. Het kijken zelf was niet zonder gevaar : Urbain Neesen wou met andere jongens de weide binnengaan, maar een kogel ketste langs hem heen op het hek. Toen de jonge René Quarme een magneto van de motor opraapte waren de Duitsers woedend en eisten het stuk terug. Eén van de bewakers, een Oostenrijker, is later naar verluidt omgekomen door toedoen van het legendarische Spook van Brustem. Toon Vanoirbeek ging pas de volgende morgen kijken en vond een kleine zuurstofcilinder met tekst erop en kaki riemen. Hij verborg het in de nabijgelegen beemd en haalde het later op. Van de cockpit- en koepelperspex werden bij Knapen mica-ringen gemaakt. De vrouwen in de buurt droegen nadien rokken van fijne valschermzijde. Bij Boonen in de d’Oyestraat vond men een Canadese munt op de drempel van een houtstal. Yvonne Boonen ontdekte toen naar verluidt een geallieerde piloot in deze stal.
Radio-operator Gage landde in een boomgaard. Omdat zijn parachute rond een boom vastzat haastte hij zich ver weg van de plaats. Hij liep tot het klaar werd. Plots, toen hij een weg overstak, werd hij gezien door een man. Toen deze snapte dat het om een Engels piloot ging, duwde de man hem in de gracht en ging Engelstalige hulp halen bij de familie Budenaers-Jones van Heers. Budenaers was getrouwd met een verpleegster uit Wales. Het verzet werd gevraagd uit te kijken naar de andere bemanningsleden. Zoon Freddy Budenaers en dochter Gladys hielpen mee (29). ’s Avonds om acht uur werd Millar gevonden en de dag erna Donnell. Millar landde in een veld en verstopte zijn valscherm onder een struik. Hij liep tot in Brustem. Daar hield hij zich de rest van de nacht schuil achter een hoop hout in een schuur. Bij zijn sprong had hij zich gekwetst aan zijn been. Hij klopte dus op een deur en een oude vrouw deed open. Toen hij “RAF” zei trok ze hem vlug naar binnen. Een andere vrouw kwam en haalde een priester die Engels kende. Later kwam het meisje van Heers met twee fietsen. Zij reed voorop.
Donnell was geland op de rand van de Duitse nachtjagersbasis van Brustem. Hij had zijn valscherm verstopt en liep tot het morgenlicht. Staartschutter Leyne raakte gescheiden van zijn makkers maar keerde op eigen houtje veilig naar Engeland terug. Buikschutter Morrisson en navigator Stoyko werden krijgsgevangen gemaakt. Stoyko was pal op de Duitse basis zelf geland !
Rooks was lange tijd gescheiden van zijn kameraden. Hij brak zijn been bij het neerkomen. In het donker kon hij de afstand tot de grond immers niet schatten. Hij verborg zijn uitrusting en trok in zuidoostelijke richting. Nadat hij zo ver als mogelijk was geraakt verborg hij zich onder een dikke haag tot negen uur ’s morgens. Hij klopte aan een deur en vernam dat hij in Gelinden was. In de namiddag werd hij door een officier van het “White Army” meegenomen naar diens huis in Jeuk. De dag nadien verhuisden Albert Accuria en Léon Chabot hem naar het kasteel van gravin de Renesse in Berloz bij Waremme (30). Hij bleef daar tot 2 mei en kreeg doktershulp. De dokter deed een gipsverband om en verhuisde hem voor drie weken naar het huis van mevrouw André Beauduin-Seny. Daarna keerde hij terug naar het kasteel van de gravin tot hij weer kon lopen. Rond 5 juni reed hij per tram tot in Braives, waar hij vijf dagen bij de conducteur verbleef. Vandaar ging het met de fiets tot in Crisnée, waar hij Hill, Donnell, Gage en Millar terugzag. Door de verklikking van de organisatie in Luik moesten ze wachten alvorens naar Boirs te verhuizen, waar ze splitsten. Hill bleef bij Rooks. Op 17 augustus gingen deze twee naar een klooster bij Roclenge voor vijf dagen en daarna naar Luik. Daar wachtten ze tot 7 september op de geallieerden. Colin Rooks dook terug op in Engeland na vijf maanden vermist te zijn. Hij stuurde snel een telegram naar zijn ouders met de woorden : Bad pennies always turn up again. Writing.
Geoffrey Gage en zijn drie metgezellen kregen in Heers gedurende enkele dagen burgerkleren, eten en onderdak. De groep bleef in het huis Budenaers verborgen tot aan de invasie in Normandi‘ begin juni. Van Heers reden ze dan per fiets naar een klooster of een school in Waremme. Ze kregen valse paspoorten uit Waremme en Seraing. Donnell werd de fabrieksarbeider Jacques Bastin en Gage de landbouwwerker Jean Antoine Beno”t. In Waremme namen ze de trein naar Luik. Door nachtelijke sabotage moesten ze van trein wisselen en langs Duitsers lopen die met de herstelling bezig waren. Het waren de eerste Duitsers die ze te zien kregen. In Luik bleven ze enkele dagen. De organisator van hun onderduiking was geldwisselaar Joseph Drion in het Luikse station. Hij werd geholpen door juffrouw Paulette Etienne. Ze wisselden regelmatig van adres, ondermeer in een kasteelru•ne te Micheroux, waar zich ook een Duitse deserteur schuilhield. Later verbleven ze enkele weken bij de Etienne’s in Kemexhe en van midden juni tot eind juli bij de Jonette’s in Crisnée. Fernand Jonette-Benoit was bedrijfsleider van een suikerbietfabriek. De foto’s die na de oorlog opdoken werden daar genomen. Nadien gingen ze uit mekaar : Hill met Rooks, Millar met Gage en Donnell apart. Toen ze eens naar Luik werden verplaatst ontmoetten ze ’s avonds op de verdieping van een restaurant opnieuw hun skipper Jack Hill en Rooks. Daar bouwden ze een onverantwoordelijk, met drank overgoten weerziensfeestje. Ze bleven verborgen tot het Amerikaanse Leger de streek in september 1944 bevrijdde. Toen zaten ze bij de familie Rousseau-Hardy in Roclenge-sur-Geer. Ze keerden op 15 september in Engeland terug. Donnell kwam via Parijs en Londen op de laatste dag van oktober in Canada aan. De bemanning herinnert zich nog met dankbaarheid behalve de al genoemde helpers ook de politieman van Kemexhe, de bakker in Crisnée, Albert de beenhouwer met zijn vrouw Marie in Slins, de Brognies in Roclenge, Jeanine Falla-Latour, Boninne-Chapion bij Namen, Bigot, Georges Ruymen van Montagne de Bueren in Luik, Joseph Gierden en dochter Germaine… Het helpen van piloten was levensgevaarlijk, zoals de kampdoden van de Tongerse ontsnappingsroute bewijzen (31).
Een staartstuk van de Halifax heeft nog lange tijd boven het bureau van André Hayen gehangen. Theofiel Vaneylen kreeg een foto van één van de bemanningsleden. Kort na de oorlog bezochten die de de crashplaats en namen vliegtuigfragmenten als souvernirs mee. Eén van de pilotenhelpers ruilde in het café nabij Ordingen station een foto van de in Crisnée ondergedoken Canadezen tegen een identificatieplaatje van één van de vliegtuigwielen. Eind april ’45 noteerde de gemeentesecretaris eenvoudig in zijn verslag over het bevrijdingsjaar ’44 : In het voorjaar viel een Engelsche vlieger maar veroorzaakte heel weinig materieele schade, de occupanten waren verdwenen.
Nog pilotenhulp…
Over het vervoer van neergeschoten en nadien ondergedoken vliegtuigbemanningen doen meerdere verhalen de ronde. Zo zou er pilotenvervoer gebeurd zijn toen er sneeuw lag door Henri Smets “Fedar”, gehuwd met Julia van de Witte Smid aan het station van Ordingen. Enkele Amerikanen schuilden in de stal van Willem Vanhacht op de Honsberg. Ze waren door een venster op de verdieping en zo door de zoldering geraakt. Ze presenteerden Gaston Nijs sigaretten en gebaarden dat hij zijn mond moest houden. Ze werden naar Luik gebracht. De vrachtwagens van het Sint-Truidense vilbeluik speelden blijkbaar een rol in deze ontsnappingslijnen. In Heers aarzelden ze niet om de commandant van de Rijkswacht dood te rijden tijdens een pilotentransport.
Meester Basile en Lucien Dehaes, die op het vliegveld werkte, waren het eerst bij een parachutist die overdag neerkwam in een bocht van het Anroyestraatje. De man sprak Engels en trok zijn revolver. Misschien was het dezelfde piloot die later vanop de Stok, bij Pol van de professor Vanoirbeek, door meester Mommen naar het station Ordingen werd gebracht (32). Het was een nazomerse dag en meester Vandenbosch zag hen van d’Oye af komen wandelen. De rare blouson en de zwijgzaamheid van beiden vielen hem op. Ze gingen naar Raymond Renaerts in de Stationsstraat en naar Madame Cornet (33) nabij de stationsherberg. Haar vader had in Egypte verbleven en zij sprak Engels. Een wapen liet men achter in een put aldaar. Geld verstopt in de kelder in een holle gietijzeren pilaar. Geld voor de trein werd gewisseld en een zwarte das voor een rode. De piloot weigerde zijn uniform uit te doen. De piloot vertrok met Raymond Mommen, de zoon van de stationschef (34) en Maurice Hayen naar een seinhuisje bij het Sint-Truidens station. Vandaar ging het naar Namen naar een alleen door de piloot gekend adres. Later kreeg Emile Mommen een brief met daarop Wees in het vervolg voorzichtiger en daarin een verklikkersbrief ! Postbode Jozef Carlens (35) van de Eynestraat werkte in Hasselt en kon op zijn ronde veel mensen verwittigen, zonder argwaan te wekken. Had hij de brief onderschept ? Pater Leonardus in ’t Zand (36) van de assumptionisten was verbindingsman. De geallieerden vroegen op 17 oktober ’46 via de Staatsveiligheid aan het gemeentebestuur inlichtingen over hem om hem te kunnen danken. Voor zijn hulp aan neergeschoten piloten kreeg hij een eervolle vermelding van de generaals Eisenhower en Montgomery. Bij de Paters verbleven in februari ’44 de Duitse vrouw en dochter Schšuthal van Jacques de Levier, die in het Canadees leger zat, onder de schuilnaam Vandenberg. In het poorthuis zaten naar verluidt ook enkele Joodse mensen ondergedoken. Vier Duitse zusters werkten al sinds ’37 in het klooster. Hun aanwezigheid verklaart misschien waarom de Duitsers het klooster niet grondig controleerden.
Op 20 december ’43 vloog het 35ste Squadron van 8 Bomber Group naar Frankfurt. Boven Wellen is één van de toestellen neergestort en de bemanning gesprongen. Twee inzittenden zouden in Zepperen zijn gevangengenomen. Ook in Wellen waren er enkele doden en enkele ontsnapten (37). Midden in de oorlog werd een Duits parachutist dood aangetroffen op de Stok in een gracht nabij de huidige expressweg. Zijn parachute was niet opengegaan. Ook hier gaat het verhaal dat de vinger van de dode voor zijn ring was afgesneden door een onverlaat.
Dodelijke vliegende robotten
Het Vergeltungswaffen eins van de Luftwaffe, de vliegende bom met straalaandrijving, werd hier ingezet vanaf oktober ’44. Het werd de spelbreker van de bevrijdingsvreugde. Het wapen was ontwikkeld uit een oefendoel voor luchtafweer. Het vloog enkele honderden kilometers ver, na lancering vanaf een schans, tegen 550 km. per uur op een 750-tal meters hoogte. Een kleine propeller vooraan was verbonden met een teller en deed de motor uitvallen op een bepaalde afstand. Het wapen was dus ver van precies en enkel grote doelwitten zoals Brussel, Luik en de havenstad Antwerpen waren kwetsbaar. De dodelijker V2 was een echte ballistische raket en sloeg volkomen onverwachts in. De ruim 8.500 V1’s en V2’s maakten in Belgi‘ een 6.500-tal doden, vooral in Antwerpen. Sommige toestellen raakten uit koers of vielen voortijdig neer. Begin oktober werd het eerste tuig in Limburg gesignaleerd en op 4 november verwoestte een V1 de Onze-Lieve-Vrouwkerk in de Kapelstraat te Hasselt. Zestien doden vormden het trieste bilan. De schrik zat er in ! Volgens het gemeenteverslag van december ’45 viel op 6 november om twaalf uur ’s middags een V2 (?) op tweehonderd meter van de school in de d’Oyebeemden. Eén persoon werd zwaar gekwetst en een tiental huizen erg beschadigd (38). Toon Vanoirbeek werd omver geslagen door de luchtdruk. Tin Bex op de Dekkenstraat trok het schommelpaard met haar zoontje erin snel weg en kroop onder de tafel in. Een raam op de Roosbeekstraat werd door de luchtdruk uit een huis geslagen en tot in Tereyken waren de ruiten stuk.
Ook de vlakbij wonende Paters beleefden de verschrikking : in een hooge breede kring wuiven de populieren rond ons huis. Dikwijls volgen droomerige oogen hun ranke takken naar de hemel, maar dat deze boomen eens onze Engelbewaarders zouden worden… De zesden November – de klassen waren sinds den bevrijdingsdatum allang weer hernomen – doordrong naar gewoonte het gezoem van doceerende leeraren en werkende studenten het huis. Het liep tegen twaalven en de rust was meer merkbaar. Ineens… het scheen of het huis ineengebeukt werd en de muren weggevaagd. De groote klasseruiten vlogen in scherven en splinters overal heen; het leek of de lucht ineens zwaar was, en een soort damp dreef langzaam neer. Overal in het huis hoorde men glasscherven regenen en stemmen die vlug op en neer klonken. Het korte oogenblik van verlammende schrik was voorbij. De leeraren begrepen, en snel was hun vraag : Niemand gewond ? Dan allemaal naar buiten. En buiten drong het tot allen door aan welk groot gevaar ze ontsnapt waren. Een zware V-één was tegen de toppen der populieren achter de huisvleugels aangevlogen en daar uiteengespat; waren die populieren er niet geweest… Toen kwamen toch enkele gewonden te voorschijn, maar gelukkig was er slechts één enkel geval dat ernstig was. Na een eerste zorg bij de zuster, werd hij door den dokter naar het hospitaal gebracht en een kleine heelkundige bewerking bracht hem weer spoedig op de been. Maar het huis zag er ellendig uit : de meeste ruiten waren gesneuveld; uit vele muren waren stukken kalk en zelfs cement weggerukt, lijsten om deuren, en zelfs enkele deuren hadden het moeten ontgelden. En overal lag een dik tapijt van glasscherven en kalk; tot het hout aan de andere zijde der zalen waren de fijne stukjes glas gedrongen. Wat waren we beschermd, dat er niet méér ongevallen hadden plaats gehad. Vele dankbare blikken gingen naar het beeld der Moedermaagd achter in de gang op. ’s Middags, terwijl de kleineren hun zenuwen in een partij voetbal ontspanden, ruimden de grooteren het ergste puin weg. Twee lange uren waren er voor noodig, toen had het huis weer een eenigszins dragelijk uiterlijk, als U het zoo noemen wil. Het was de eerste dagen of we in een open ruimte leefden, overal had de wind vrij spel. Met triplex, teerpapier en andere hulpmiddelen werd alles tochtvrij gemaakt : het huis was ongeveer een bijna onbewoonbare soldaten-barak geworden (39).
Op 13 januari ’45 viel een V1 in het Bosveld. De bom kwam neer, op een dertigtal meter aan de kant van Anroye, naast de veldweg die vanuit Dekken via het kapelletje Vanbilsen in de richting Beurs doodloopt. Er is nog steeds een laagte te zien. In de hele Startelstraat waren ruiten kapot en pannen van hun latten gelicht. Tot anderhalve kilometer ver werden stukken van het wapen teruggevonden. Nog lange tijd hing de straalpijp in een jonge canadaboom van een beemd ernaast (40).
Tenslotte viel op 22 januari ’45 een V1 in het Zwartveld. De hoeve Kellers werd erg en enige andere licht beschadigd. Bij deze laatste ontploffing lag er sneeuw. Gaby Bex maakte op het kerkplein mee hoe één van de Amerikanen op de V1 had geschoten vanop een stapel bakstenen. Zo stond hij hoger om raak te kunnen schieten ! Zijzelf ging naar binnen om haar bord pap op te eten, maar door de ontploffing lag het vol kachelasse. Mensen die gingen kijken vonden allerlei metaalafval, knopen, oude klokken en dergelijke. De ruiten van het hoofdkwartier van de Amerikaanse kwartiermeesters in het oude gemeentehuis werden stuk geslagen door de luchtverplaatsing. Ook aan de zuidkant van de kerk werden mergelstenen venstertraceringen losgerukt en na de oorlog hersteld. Een rijke boer jammerde “dat het toch altijd over mijn huis is !”… dat de vliegende bommen overvlogen. Soms kwamen de tuigen in groep doorgebromd. Het nabije Sint-Truiden moest door de V1’s drie burgerdoden betreuren.

____________________________________________________________
Noten
(1) Cynrik DE DECKER en Jean-Louis ROBA, Mei 1940 boven België. De luchtstrijd tijdens de Achttiendaagse Veldtocht, (België in oorlog, 2), Erembodegem, 1993.
(2) Hilarion THANS, Verduistering, Mechelen, 1949, p. 221-227.
(3) ZEPPEREN, Oud gemeentehuis, gemeentelijk archief WO II : Opsomming op 6 december 45 door de gemeente Zepperen op vraag van het Gewestelijk Commissariaat voor de Passieve Luchtbescherming.
(4) De latere villa van dokter Everaerts.
(5) René (Henri August) Peeters (Ordingen 18.06.09-12.05.40), staat vermeld op de gedenkplaat van de gesneuvelden tegen het oud gemeentehuis te Ordingen.
(6) M. DE BOECK, De Duitse nachtjacht 1941-1944. Studie van de basis Sint-Truiden in het kader van de luchtoperaties in het Westen, Brussel, Eindwerk Kon. Militaire School, 1984.
(7) 45 jaar basis Sint-Truiden, s.l., 1992. Frank DECAT, Sint-Truiden van de vroegste tijden tot heden. Een historisch overzicht, Sint-Truiden, 1994, p. 80-83. J.P., Oostenrijks soldaat redt Sint-Truiden van ramp, in : Het Belang van Limburg, 6 september 1994.
(8) Ron PÜTZ, Duel in de wolken. De luchtoorlog in de gevarendriehoek Roermond-Luik-Aken, A’dam, 1994, p. 195-218.
(9) G. GIELEN, Het Spook van Brustem heeft echt bestaan. Veertig jaar geleden maakte een geheimzinnige piloot de Duitsers het leven zuur, in : Panorama, 21.01.1983. Aurelius MERTENS, De spookvlieger van Brustem, jeugdroman, Haarlem (1956), eerder in december 1951 in afleveringen verschenen in Het Belang van Limburg.
(10) Harry Piepers (°1916).
(11) Paul Bonneux (°Z. 20.05.23) situeert de crash enkele weken voor de mislukte geallieerde landing bij Dieppe op 19 augustus ’42.
(12) Julien Debord (°Ordingen 11.05.21).
(13) De Italiaanse koning Victor-Emmanuel ?
(14) FREIBURG, Bundesarchiv MilitŠrarchiv, RL 2 III/1182, Verlustmeldungen, fol. 217 : Luftflotte 3, 30.07.42, III./K.G.26, F, St. Trond. Ook : Brief Ab Janssen en Johan Schuurman 18.04.94.
(15) Leutnant zum See Wolfram Theile, 21 jaar (°Posen (Poznan) 17.10.21, nr. 73563/277). Oberfeldwebel Bernhard Hennings, 28 jaar (°Bobzin 11.04.14, nr. 48-62756), zijn gegevens waren wellicht bij de overbrenging niet duidelijk. Op de begravingsfiche werd HenRings, 31.03.42 en het 23ste 8.Staffel genoteerd. Feldwebel Gustav Kuhlmann, 28 jaar (°Hilter/Kr. Osnabrück 15.07.14, stamnr. 20-53555, mob.nr. 73563) Ook hier een verkeerd overgenomen gegeven : III RG.26 8.Staffel. Feldwebel Alfred Gress, 25 jaar (°Dšbeln b. Leipzig 01.03.17, stamnr. 55-62756, plaats van overlijden : ZEPPEREN). De lichamen van de piloten werden eerst begraven op de basis Brustem zelf en nadien in het ereperk in het kasteelpark van Brustem. Op 13.05.48 kregen ze hun definitieve rustplaats op het Duits militair kerkhof aan de Dodenveldstraat te Lommel onder de nummers 240, 284, 293 en 304 in het blok 21. Duits Militair Kerkhof te Lommel, Begravingsfiches en Namenliste Deutscher Soldatenfriedhof 1939-1945 Lommel (Belgien), WASt, Berlin, 1965.
(16) Mededelingen Cynrik De Decker, Erembodegem en Jean-Louis Roba, Charleroi. C. DE DECKER en J.L. ROBA, Bommenwerpers boven België 1942-1943. Bomber Command en Blitz, (België in oorlog, 6), Erembodegem, 1994, p. 75-78 : o.m. Zepperen.
(17) Idem (16). De derde Gruppe van het Kampfgeschwader 26 werd begin ’42 gevormd op basis van het 2./Kampfgruppe 506 van Brest. In april ’42 kwamen de bemanningen van de maritieme eenheden uit Brest naar Rennes. Brief 23.04.94. Jean-Pierre DEFIEUX, Répertoire des unités aériennes de la Luftwaffe 1935-1945. Filiations et équipement. Bombardement, Nanterre, (1980).
(18) BERLIJN, Deutsche Dienststelle für die Benachrichtigung der nächsten Angehörigen von Gefallenen der ehemaligen deutschen Wehrmacht (WASt). Brief 18.05.94. Afwijkende identificaties voor deze crash zijn weinig waarschijnlijk. Een verzetsrapport van de dienst MARC (agent VNJ 221MC) meldt op 30.10.43 dat minstens twee weken eerder de broer van luchtmachtgeneraal Adolf Galland te Zepperen crashte. Hij droeg het eikenloof en werd met groot ornaat begraven bij het kasteel van Brustem. Het staat echter vast dat majoor Wilhelm “Wutz” Galland, bevelhebber van het II/JG 26 te Rijsel op 17.08.43 met zijn FW 190A-6 neerstortte te Hees bij Bilzen (Service MARC-Feuille 77. Courrier E3 du …3/X/43. Mededeling kapt. Wim Boffin, Sint-Truiden). Mathieu RUTTEN, Oorlog 40 – 45 in Zuid-Limburg, Kortessem, 1992, p. 195. Dhr. Destrebecq, medewerker van het Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis te Brussel, meldt dat op 30 juli ’42 een Messerschmitt Bf 110 nachtjager van het 1/NJG1 neerstortte in Ordingen en dat het toestel waarin vier bemanningsleden omkwamen op 31 juli ’42 een Heinkel 111 van het 8/KG 26 was. Hij betwijfelt ook het werknummer 2084 en stelt dat de rompcode “1 T” zou moeten zijn inplaats van “1 H”, Brief 05.09.94. Wellicht zijn deze gegevens op verzetsdocumenten gebaseerd. Marc De Boeck vermeldt in zijn werk De Duitse nachtjacht 1941-1944 o.c. op p. 139 een nachtjagercrash in Ordingen.
(19) 120 Halifaxen, 16 Lancasters en 8 Mosquito’s.
(20) Via talrijke tips, waaronder vooral deze van Oscar Lacroix (die wist dat de koeien enkele dagen na de crash naar hun weiden werden gedaan), van André Hayen (die zich herinnerde dat het om een Halifax ging en dat de ganse bemanning de oorlog overleefde), van Jozef Boonen (die wist van een Canadese munt) en van Henri Mommen (die nog een foto van de ondergedoken piloten bewaarde) kon met hulp van het Royal Air Force Museum en de Royal Escaping Society (adressen via Danny Basteyns, Hendrieken-Voort) contact gezocht worden met de bemanning. Later bleek dat crash-vorser Alain Rosseels van Brustem de juiste identificatie al maakte in 1988 op basis van verzetsdocumenten uit oktober 1945. Het Historisch Centrum Kolonel De Ruddere van de luchtmachtbasis Brustem verstrekte advies. Briefwisseling 1994 met Gladys Budenaers-Jones (Grass Valley CA-USA), Colin Rooks (Mammoth Lks CA-USA), Geoffrey Gage (Carlingcott GB), Al Donnell (Kingston CAN) en John Millar (Victoria CAN).
(21) Student Colin O. Rooks (°31.05.24) nam dienst op 27.08.42 en kwam in ’43 bij de Royal Canadian Air Force. Daarmee volgde hij de voetstappen van zijn vader Errol, die de vorige oorlog in de Royal Air Force diende. Rooks kwam van de Apex-olievelden in Trinidad in Brits West-Indië. De Engelse graden van de bemanningsleden luidden : Flight Lieutenant Hill, Flying Officers Stoyko en Rooks, Pilot Officers Gage, Donnell, Morrison en Leyne, Sergeant Millar.
(22) Cynrik DE DECKER en Jean-Louis ROBA, Bommenwerpers vs. locomotieven, (België in oorlog, 1), Erpe, 1992. Ron P†TZ, o.c., p. 265 nr. 323.
(23) Mededeling Alain Rosseels, Brustem. Het Station Operations Order n°39 (Air 28/177) geeft als vertrektijd 23.04 tot 23.30 uur op en als Time on Target (Montzen) 01.34 tot 01.40 uur. Deze timing werd goed gerespecteerd. Ze verschilt nochtans van de getuigenis van de bemanning. Bij de ondervraging van Rooks op 13.09.44 geeft deze 22.30 op als vertrektijd en 01.00 uur als geschat tijdstip van het neerschieten van het toestel. De vliegtuigen van het 431ste hoorden volgens sommige bronnen bij de derde en laatste aanvalsgolf. Onderzoek Public Record Office Kew door mevr. S.T. Moore 1994 : vooral Bomber Command Report on Night Operations (Air 24/272), Operation Book for Croft Air Base (Air 28/176) en Air 28/177.
(24) Emile Leemans (°Brustem 21.05.02) woonde sinds ’36 in de Kasteelstraat. Zijn zoon Lambert (Jozef) Leemans (°Brustem 17.02.26) was gewapend weerstander.
(25) Leon Jadoul verhuisde in 1923 van Bernissem naar Les Bégards. Zijn dochter Emilie-Céline-Clothilde-Ghislaine (1907-1980) huwde met Arnold Dossin van Roubaix.
(26) Leon Christiaens (Tongeren 1903 – Herstal 1976) had een metaalbedrijf in Hasselt maar dook onder als luitenant bij het inlichtingsnet Luc-Marc onder de schuilnaam Jean Bertrand. Mathieu RUTTEN, Oorlog 40-45 in Tongeren, Kortessem, 1990, p. 105). VN = Vindictive, de naam van een in WO I in Nieuwpoort gezonken kruiser, JL = code voor de groep Luik-Limburg, 268 = sectie, A = agent, 5 = contactpersoon van de agent.
(27) Vragenlijst voor opperwachtmeester Beirlant, brigadecommandant te Sint-Truiden op 05.11.45 ingevuld door VN/JL/268 A.5. Mededeling Alain Rosseels, Brustem.
(28) Het toestel was begin maart aan de RCAF geleverd door de English Electric Co. Ltd. van Preston, die 2.145 van deze toestellen bouwde. Mededeling Alain Rosseels, Brustem.
(29) Enkele maanden later , eind augustus, werd Freddy zwaar gewond bij een poging om een Duitse spoorwegkraan in Bleret op te blazen. Na de bevrijding werd hij sergeant in het nieuwe Belgische leger. Gladys, zijn twintigjarige zus, deed het fietswerk. Met het Joodse meisje Phylis zocht zij met de fiets geallieerde munitiedroppings op. Gedurende de laatste maanden van de Duitse bezetting moest ze zoals haar broers onderduiken. In augustus ’46 trouwde Gladys met de Amerikaanse officier Bob Loesch. Ze had hem ontmoet toen ze tolk was in de school van Saffraanberg. Jeffrey, de oudste zoon was sergeant in het verzet en werd ook tolk op het vliegveld. Dank zij senator Vandenberg en de vermeldingen die deze verzetsfamilie kreeg van het British Air Ministry en generaal Eisenhower kon de hele familie emigeren naar de States.
(30) Florent-Pierre ISTA, Hannut-Waremme dans la tourmente de la 2e guerre mondiale, 3. 1944, (L’Histoire de la région. Préliminaire, 6), s.l., 1990, p. 187-192. Mededeling Roxanne Bormans, Gingelom.
(31) M. RUTTEN, De fatale Tongerse ontsnappingsroute. Hoe het Tongers netwerk geallieerde piloten hielp ontsnappen en tenslotte zelf gepakt werd, Kortessem, 1987.
(32) Meester François Mommen kreeg voor hulp aan een Engels piloot bij KB. van 20.04.53 de burgerlijke medaille 1ste klasse ’40-’45.
(33) Weduwe Hélène Cornet-Raemaekers (°Snaaskerke 08.10.1888) kwam in ’32 van Schaarbeek naar Ordingen.
(34) Joseph-Emile Mommen (°Z. 13.04.1895) volgde in ’33 stationschef Engels op in Ordingen. Hij was gehuwd met Sie Knapen.
(35) Jozef Carlens (°Sint-Lambrechts-Herk 28.10.10) werd na de oorlog vooral als duivenmelker bekend.
(36) Pater Leonardus (Jacobus Hubertus) in ’t Zand (Venlo 08.04.12 – ’s Hertogenbosch 25.08.80) verbleef van 1939 tot 1946 in Zepperen en werd daarna kapelaan in Steyl, Boxtel en Nijmegen. Hij overleed als rustend pastoor. Mededeling pater Clemens Willy Wintmolders.
(37) Jozef BUSSELS, De doodstraf als risico. Pilotenhulp in Belgisch-Limburg 1941-1944, 1981, p. 141.
(38) Gemeenteverslag, zie (3). Een V2 is in Zepperen nooit neergevallen. De V2 was 15 meter lang en bereikte een snelheid van 5.800 km. per uur.
(39) Paters assumptionisten, Zepperen : Hemelvaart, speciaal nummer na de oorlog, p. 11-12.
(40) Mededeling Emiel Vanoirbeek.

Illustraties (zie gedrukte versie)
De resten van de Duitse crash: Emile Quarème toont de trimmings-meter van het toestel. De plek bij Honsberg-brug. Het graf van luitenant Theile in Lommel.
De crew voor de Halifax SE-P (for Peter): staand van links naar rechts: Stoyko, Hill, Gage, Millar. Knielend van links naar rechts : Rooks, Leyne, Donnell.
Verzetsrapport van agent Jean Bertrand (schuilnaam van Tongerenaar Jean Christiaens) waarin de crash bij Zepperen wordt vermeld, 3 mei 1944 (via Geoffrey Gage).
Het wrak van de Engels-Canadese bommenwerper op ’t Valleken bij Zepperen, april 1944. Deze Duitse trofeefoto toont het achterste deel van de romp en de aanzet van de vleugels (foto Wim Boffin, Sint-Truiden).
De ondergedoken-Halifaxpiloten bij de Jonette’s in Crisnée.
Kaarten (zie gedrukte versie)
Zepperen in de Tweede Wereldoorlog.
De strijd in de lucht.
Handley-Page Halifax mark III.
Crash- en ontsnappingsplaatsen.

______________________________________________________

8. Amerikaanse bevrijders
Belangrijke keerpunten in deze oorlog waren het einde van de slag bij Stalingrad op 2 februari ’43 en de landing in Normandi‘ op 6 juni ’44. De landing werd voorafgegaan door zware bombardementen op wapenindustrie en spoorweginstallaties. Die kostten in de lente ’44 aan ruim 6.500 Belgische burgers het leven. Tilman Knapen, held van ’14-’18, beweerde dat de bevrijders nu snel in Zepperen zouden zijn. Zeker tegen de tijd dat het pijptabakspakje van Leonard Bijloos zou leeggerookt zijn. Maar Narke was een “gekke, snelle roker”… en de geallieerden konden pas eind juli ’44 na zeven weken felle strijd in Normandië uitbreken. In september startten de geallieerden de snelle bevrijding van België om zo de belangrijke Antwerpse haven te kunnen gebruiken. Toch liep het eerste konvooi pas eind november de haven binnen. De Britten, Canadezen en Polen namen Vlaanderen voor hun rekening. De Amerikanen richtten zich op Aken en bevrijdden Zuid-Limburg en Wallonië
Het 19de Legerkorps Tomahawk stormde naar Maastricht op. Het vormde samen met het 7de Legerkorps, dat naar Luik en Eupen optrok, het 1ste Amerikaanse Leger. Het 19de bestond uit :
– de 113de Red Horse Cavaleriegroep, een pantserverkenningseenheid van ongeveer 1.700 man.
– de 29ste Infanteriedivisie, die achterbleef in Noord-Frankrijk
– de 2de Pantserdivisie Hell on Wheels, met 11.000 manschappen, 195 Sherman tanks en 77 lichtere Stuart tanks.
– de 30ste Infanteriedivisie Old Hickory , samengesteld uit het 117de, 119de en 120ste infanterieregiment met samen een 16.000-tal manschappen.
In de vroege voormiddag van 1 september ’44 trokken de eerste Amerikanen over de Belgische grens te Rumes (1). De dag erop volgde de 2nd Armoured Division Hell on Wheels,de 2de Pantserdivisie. Brussel werd bevrijd op zondag 3 september.

De verkenners voorop
Aanvankelijk hadden de geallieerden problemen met de intussen driehonderd kilometer lang geworden bevoorradingslijn. Ze moesten noodgedwongen pauzeren. Vanaf 4 september kreeg de 113th Cavalry Group opdracht om voor het 19de Legerkorps agressieve verkenningen uit te voeren. Men wou de toestand van de vijand en de bruggen kennen in een strook tussen Brussel en Charleroi. De groep kreeg versterking van een geniecompagnie, een compagnie lichte tanks en een anti-tankcompagnie (2). Vanaf de 5de september snelden het 125ste en 113de squadron vanaf het zuiden van Doornik zij aan zij vooruit in de richting van het Albertkanaal en Maastricht. Al op woensdagmorgen 6 september bereikten ze Jodoigne en in de avond trok het 125ste via Halle-Booienhoven-Budingen-Nieuwerkerken-Wijer tot in Stevoort. De volgende dag reeds, de 7de, werd om half elf Hasselt bevrijd dank zij de omtrekkende beweging noordelijk van Sint-Truiden. Het 113de raakte die dag maar tot bij Sint-Truiden, waar nog tegenstand zat. De Duitse 105de Panzerbrigade was daar immers net vertrokken in de richting van Tongeren. Intussen haalden de eigen verkenners van de 2nd Armoured Division hen in en namen het linkerdeel van de zone voor hun rekening. Halve namiddag van vrijdag 8 september hadden alle verkenningstroepen de boorden van het Albertkanaal bereikt. De noordelijker opererende Britse Guards hadden al twee dagen vroeger het Albertkanaal overgestoken in Beringen.
Het opvallendste voertuig van de verkenningstroepen was de Ford M8 lichte pantserwagen (3). Vaak waren het deze verkenningspantsers die de gemeenten als eerste “bevrijdden”. Edouard Bonneux kon op 8 september vanuit zijn ouderlijk huis in de Stationsstraat een foto maken van een M8 die in de richting van Ordingen reed. Dezelfde vrijdag fietste hij met zijn vrouw Emilienne naar Sint-Truiden, waar hij een lichte Stuarttank met heggeschaar voorop fotografeerde die in konvooi komende vanaf de richting Markt de Schepen Dejonghstraat indraaide. De pantserwagen op de foto is die vrijdag ver achter de frontlijn en rijdt ervan weg. Wellicht gaat het om een voertuig van de Alfa-compagnie van het 82nd Reconnaissance Battalion. Anders dan de 113th Cavalry Group hoorde deze verkenningseenheid direct onder de 2nd Armoured Division. Ze telde een negenhonderdtal man verdeeld over vijf compagnie‘n en uitgerust met M8-wagens, halfrupsvoertuigen, jeeps, camions en kanons op Stuart-chassis. Donderdag 7 september was compagnie A opgerukt van Meldert langs de streek noordelijk van Sint-Truiden naar Hasselt, waar ze om twee uur in de namiddag tegenstand ondervonden en terugplooiden op Alken. Twee pelotons kregen door Duits antitankgeschut zelfs twee doden in M8’s te verwerken in Kortessem. Ze zaten daar in een gevaarlijke positie, omdat Sint-Truiden nog bezet kon zijn. Compagnie B raakte in Velm immers niet over de Molenbeek en overnachtte in Dormaal, terwijl compagnie C via Borlo en Hasselbroek voorzichtig de steenweg in Heers verkende. Wellicht keerde de A-compagnie daarom de volgende dag, vrijdag 8 september, terug vanuit Alken-Kortessem via Zepperen naar zijn zuster-compagnies bij Sint-Truiden-Waremme (4).

De Duitse aftocht
Het Duitse opperbevel probeerde de terugtocht naar omstandigheden zo strategisch mogelijk te laten verlopen. Eind augustus was beslist een verdedigingstelling op te bouwen van Zeeuws-Vlaanderen, Antwerpen, Albertkanaal, Maas en verder tot aan de Zwitserse grens. Zo wou men tijd winnen om de Westwall in Duitsland zelf te versterken. Het 88ste Legerkorps nam positie achter de Albert-Kanal-Stellung. Ter hoogte van Hasselt lag het 1ste bataljon Waffen SS – Landstorm Nederland. In de zone Genk-Bilzen-Maasmechelen vatte het Fliegerregiment 22 uit Rijsel post, aangevuld met losse uit Frankrijk verdreven troepen. Het Walküre-offensief van de valschermjagers van het Iste Leger en het grondpersoneel van de Luftwaffe kon op 5 september starten (5). Het Duitse 7de Leger trachtte intussen de Amerikaanse opmars ten zuiden van de lijn Waver-Tienen-Hasselt te vertragen. Maandag 4 september was het hoofdkwartier nog in Heks gevestigd. Onder dit leger hoorde het 81ste Legerkorps met hoofdkwartier in Kortessem. Een gevechtsgroep bewoog zich toen nog in Leuven tot aan de lijn Leuven-Charleroi, de 116de Panzerdivisie had nog verkenners bij Waver, de 347ste Infanteriedivisie bevond zich bij Namen en de 105de Panzerbrigade trok zich die dag al terug van Tienen naar Sint-Truiden. De ongeregelde aftocht van de losse eenheden met alle mogelijke vervoer, had die dag het Albertkanaal in Hasselt al achter zich gelaten.
De volgende dag, dinsdag 5 september ’44 hadden de Duitsers zich op de lijn Tienen-Waremme teruggeplooid. De verkenners van het Amerikaanse 19de Legerkorps waren gevorderd tot Hoeilaart-Waver-Gembloers. Een paar dagen ervoor stonden nog SS-tanks bij Ordingen station. Henri Mommen herinnert zich hoe ze een perzikboompje afbraken om hun tank te camoefleren. Zij reden gelukkig voor ons dorp tijdig weg. De laatste georganiseerde Duitse eenheid die op 5 september in de Driesstraat verbleef bestond uit een dertigtal vrij jonge soldaten die de slag in Normandi‘ hadden meegemaakt. De luitenant wou in geen geval zijn paard achterlaten, hoewel zijn zitvlak vreselijk van de lange tocht had afgezien, want het dier had hem van “die Engländer” gered ! Vermoedelijk ’s avonds 6 september stelden zich nog twee Duitse halfrupsvoertuigen op in de boomgaarden ten noorden van de spoorweg Sint-Truiden-Tongeren, maar ze zijn nog die nacht weggereden. Bij de allerlaatste Duitsers die langs de Driesstraat kwamen waren ook enkele vroegere Russische krijgsgevangenen van het collaborerende Vlasov-leger (6). Ze sliepen in de schuren en vertrokken ’s morgens erg vroeg. Een laatkomer haastte zich op zijn eentje met ransel en geweer door het steegje naar de Stationsstraat zijn makkers achterna. Die dag drongen de Amerikaanse verkenners al ten noorden van Sint-Truiden door naar Stevoort-Hasselt. In Sint-Truiden was de 105de Panzerbrigade nog bezig met de terugtrekking op Tongeren. In de nacht van 7 op 8 september kregen de laatste Duitse eenheden van het 7de Leger bevel zich tussen Maastricht en Luik te reppen naar de overkant van de Maas. Het hoofdkwartier was toen al achteruit geschoven naar Eupen (7). Bjj het terugtrekken van de Duitsers was de hele Bergstraat vol militairen. Ze werden door enkele jachtvliegtuigen aangevallen. Tot ’s nachts twee uur waren de Duitsers met Franse karren met grote wielen door Zepperen getrokken. Vooral een koe met paardentuig was grappig om zien. Door het totale geallieerde overwicht in de lucht deden de Duitsers hun best om zich met takken te camoefleren. ’s Nachts klopten ze bij Gaby Bex aan het Kerkplein aan om de weg naar Kozen te vragen. Toen men vroeg of ze naar huis gingen, antwoordden de militairen dat ze binnen drie maanden terug zouden komen. Nog om vijf uur die nacht klopten enkele Duitse officieren aan bij het huis Vaes om de weg naar Kortenbos te vragen. Koster Antoine had zo’n schrik dat hij hen in zijn beste Duits meteen de weg tot in Eindhoven uitlegde. Ze reden in een Citro‘n luxewagen en hadden borstels voor de wielen gebonden.

Eindelijk bevrijd
Sint-Truiden kreeg op 8 september ’44 de Shermantanks en White halfrupsvoertuigen van de Hell on Wheels door haar straten (8). Genk werd pas bevrijd op 14 september en Maaseik moest nog wachten tot de 22ste. Secretaris Bonneux vroeg aan koster Vaes om de klokken te luiden, al had nog niemand een Amerikaan gezien. Na de mis van zeven uur kwamen “amfibie”voertuigen vanuit Ordingen aangereden. De mensen wisten eerst nog niet dat het Amerikanen waren. Ook vanuit Sint-Truiden kwamen jeeps. De vreugde was onbeschrijfelijk. De mensen zwaaiden met witte zakdoeken. De pastoor hing onmiddellijk de Belgische driekleur uit. Dat weekend werd er gevierd en gedronken. Alles mocht voor een keer, zodat menig jongeman voor het eerst in zijn leven stomdronken thuiskwam. Op 8 en 9 september bezette het gros van het 2nd Armoured Sint-Truiden en Hasselt en verzamelde langs de steenweg tussen beide steden (9). De Amerikanen reden met rijen tanks vanuit Sint-Truiden over het kerkplein. Emiel Vanoirbeek herinnert zich nog hoe het veld te Kortenbos naar Nieuwenhoven toe vol stond met Amerikaanse militaire voertuigen en zelfs kleine vliegtuigjes. Bij een canadabosje aan de oude Nachtegaalstraat, achter het huidige café Zilverster, stonden een tijdlang zes tanks. De kinderen gingen er verse uien, tomaten en eieren ruilen tegen chocolade. De verstandhouding was opperbest. De Amerikanen vroegen vooral cognac en hete chocolademelk.
Elders werden collaborateurs ijverig opgespoord en verzameld. Soms werden deze moordlustige of in het beste geval vernederende afrekeningen gevoed door oude vete’s of sociale afgunst. In Zepperen was er wat verbaal geweld wanneer vlaamsgezinden een Belgische driekleur wilden uithangen aan hun huis. Op 11 september hield de gemeenteraad een buitengewone vergadering. Daar werd hulde en dank aan de bevrijders gebracht en de belofte van trouw aan België hernieuwd. Van 17 tot 27 september woedde de voor de geallieerden deels mislukte slag bij Arnhem. Belgi‘ werd omgetoverd in een enorm depot voor de laatste aanval op Duitsland. Op 20 november antwoordde de gemeentelijke overheid op een vraag van majoor Monroe H. Meader, Town Major te Tongeren, dat er twee kleine toneelzalen, eigendom van Clem Leemans en van pastoor Reyners, beide langs de Eynestraat, voor inkwartiering konden dienen (10). De zaal van de pastoor, bekend als de zaal van “Mandus Poei” (11), stond wel vol banken die eerst zouden moeten losgemaakt worden.

Kanonnen op de speelplaats
De eerste groep Amerikaanse soldaten die in Zepperen werd ingekwartierd, kwam vers vanuit de Verenigde Staten op 30 september in Schotland aan. Het 25th Field Artillery Battalion van het 9de Amerikaans leger bestond uit een bevelvoeringsbatterij, een dienstbatterij en de drie eigenlijke geschutsbatterijen. Elke geschutsbatterij telde vier 105 mm. houwitzers getrokken door 6 x 6 vrachtwagens, waarop telkens een eerste sergeant, een chauffeur en zes soldaten-kanonniers met munitie waren geladen. Elke batterij telde 92 soldaten en vier officieren : een onderluitenant verantwoordelijk voor voedsel en munitie, een eerste luitenant forward observer die als vooruitgeschoven waarnemer vanuit het front vuurrichtlijnen moest geven, een eerste luitenant executive, verantwoordelijk voor de geschutsstelling zelf, en tenslotte een kapitein als bevelvoerder. Na een omweg via de Franse haven Cherbourg werden de troepen – nog zonder hun materieel – ingezet voor pijplijnbewaking. Pas op 7 december kon de groep bewapend via Parijs en Laon Belgi‘ binnenrijden. In Alken was in dezelfde periode het 280ste veldartillerie gelegerd.
Eerste luitenant executive van de C(harlie)-batterij was Hans Buehler, opgeleid als ingenieur aan het Iowa State College en onmiddellijk na zijn studies opgeroepen voor militaire dienst in juli ’42 (12). Hij verhaalt : eindelijk bereikten we in de late namiddag het dorpje Zepperen. We waren blij na die hele reis van ruim 600 kilometer met een hoop vrachtwagens. Toen we aankwamen werden we zoals gewoonlijk begroet door de voortroep en die hadden alles goed georganiseerd. Wij, Charlie-batterij, en Baker-batterij werden ondergebracht in de plaatselijke school. De school was gesloten opdat wij een onderkomen hadden en niet verplicht waren in tenten in het veld te verblijven. Ook hier kwamen we opnieuw in contact met erg gastvrije mensen en ze behandelden ons als koningen. Het hele stadje was van ons en we konden er doen wat we wilden. Hier vonden de manschappen overvloedig bier en cognac. En er waren meisjes en er was verbroedering, maar niet wat de mannen ervan verwachtten. De Belgen zijn erg godsdienstig en traditie hadden de mannen over het hoofd gezien. Er was misschien een beetje vrijage, maar niet veel. In elk geval waren er meisjes en ik geloof dat het proberen tenminste enkele van hun verlangens bevredigde. De officieren verbleven weer in individuele huizen. Ze werden uitstekend behandeld en het was echt tof om weer in een bed te slapen. De mensen deden onze was en kregen in ruil zeep. Ze vertelden ons over hun problemen tijdens de Duitse bezetting. Hier hoorden en zagen wij onze eerste vliegende bom en ik hoop dat ik de vervloekte dingen nooit meer opnieuw hoor, want het is angstaanjagend. Men kan ze van ver horen aankomen. Iedereen moest denken aan een aanstormende goederentrein. Ze maken een gebrul dat je een tweetal minuten van tevoren hoort. ’s Nachts kan je ze gemakkelijk zien, maar overdag kan je ze eigenlijk alleen horen. ’s Nachts kan je ze horen en dan verderaf zie je een vuurbal door de lucht snellen. Als je ze hoort zijn ze al lang voorbij door hun hoge snelheid. Wat omzeggens iedereen het meest be•ndrukt is het moment waarop het lawaai stopt en je niet weet waar het ding binnen enkele minuten zal landen. Op een nacht stonden we buiten te kijken naar een overvliegend doemtuig toen plots de motor stopte en het doodstil werd. We wisten dat het ding zou landen, maar waar ! We wachtten een hele tijd maar er volgde geen ontploffingslawaai.
Vlakbij was een vliegveld en wanneer de vliegende bommen er overvlogen ontbrandde het luchtafweergeschut. We keken er ook naar maar zagen er nooit een raken. Ik zag in feite nooit het resultaat van een dergelijke bom, maar de mensen van de buurt waren echt bevreesd van de vervloekte tuigen. De overvliegende tuigen gingen naar Brussel of Luik. We lazen erover een dag of twee erna in de Stars and Stripes krant (13). Het gaf ons een beetje het gevoel van tenminste nabij de gevechtszone te zijn en we voelden ons niet al te goed bij die gedachte. Soms zagen we ook in de verte de hemel oplichten wanneer de grote kanonnen de Moffen wat staal lieten slikken. We hadden echt het gevoel er dicht bij te zitten in die dagen. Gedurende ons verblijf daar kreeg ik de kans om naar een voetbalmatch te gaan in Maastricht. Het ging tussen twee eenheden van de taktische luchtmacht en het werd een vrij goede match. Er waren enkele sensationele momenten en al bij al genoot ik er echt van. Ik hield ook halt daar in Maastricht en winkelde in de kledingszaak voor officieren. Ze hadden een werkelijk knappe winkel met verdomd veel kleren maar ik kocht er niet zoveel omdat ik bijna al het benodigde had. We oefenden nog een beetje in Zepperen, maar het was van korte duur. We hielden een laatste oefening in “gun drill” en zomeer, en ook iets meer in de aard van lichamelijke conditie. Oh ja, intussen werd het mijn verjaardag en de keukensergeant bakte me een prima chocoladetaart. Het ding had zowat vier lagen en drie nachten na elkaar aten de officieren taart als een avondlijke versnapering. Het leek erg te verjaren zo ver van thuis, maar de taart maakte er meer een beetje verjaardag van. Eindelijk op de morgen van de 23ste december vertrokken we naar het front. We vertrokken omstreeks negen uur ’s morgens en de mensen zagen ons niet graag weggaan. De stad stond massaal op straat en iedereen wuifde en wenste ons veel geluk. Wij begonnen eraan te denken dat we binnenkort misschien wat geluk konden gebruiken. Verbazend hoe onzeker men zich kan voelen, al had iedereen alle mogelijke opleiding gekregen, omdat het bataljon al zo lang samen was. We verlieten Zepperen met het gevoel dat het ons dorpje was. Het was immers de eerste plaats die we bezetten waar geen andere troepen waren.
Ook eerste luitenant forward observer Anthony Shookus geeft zijn versie : op de 7de december reisden we naar Luik, Tongeren en Zepperen. Hier werden de manschappen ingekwartierd in een schoolgebouw, dat de gemeente ons ter beschikking stelde. De soldaten werden hartelijk verwelkomd door de burgers, ze leken niet genoeg voor ons te kunnen doen. De officieren werden hier bij families gelogeerd. De mensen zorgden goed voor ons, wij waren de eerste Amerikaanse troepen die naar dit dorpje kwamen. ’s Nachts hoorden we de Duitse vliegende bommen die overvlogen naar Engeland, Antwerpen, Brussel en Sint-Truiden toe. Sommige kwamen dichtbij neer en maakten een erg hard lawaai. We konden de bommen overdag zien. Onze vliegtuigen probeerden niet eens om ze achterna te zitten, ze waren hiervoor te snel. Deze bommen waren slecht voor de zenuwen van de mannen, de vensters in de school trilden als de bommen overkwamen.
Een voortroep, bestaande uit de batterijcommandant en de RO.-troep, verliet Zepperen op 21 december. Wij kwamen langs Maastricht (Nederland) en Imendorf (Duitsland). Hier bereikte de groep de frontlijnen die door de 102de Infanteriedivisie werden gehouden. Sommige plannen liepen die dag verkeerd en later keerden we terug naar Zepperen. Wij waren blij terug te zijn, we hadden de levensomstandigheden aan het front gezien en besloten dat we genoeg hadden gehad. Er was bij allen een opgelucht gevoel na onze terugkeer. De volgende dag trok dezelfde troep erop uit. Luitenant Buehler verving de batterijcommandant gedurende diens afwezigheid. Deze keer gingen we naar Aken, Brand, Stolberg en Mausbach (Duitsland). We bereikten Mausbach in de late namiddag en overnachtten daar. De volgende morgen reisden we naar Grosshau (Duitsland), waar we onze eerste schootstellingen uitkozen. Op die plaats stonden zes vernielde Amerikaanse tanks. Deze stelling bevond zich aan de rand van het Hurtgenwoud. Er waren hier verschrikkelijke gevechten geweest en dode Amerikaanse en Duitse soldaten lagen in het rond. Er waren twee graven op onze stelling, een eerder spookachtige plek om onze kanonnen te plaatsen. Later die dag verliet het bataljon Zepperen en kwam in stelling in de late namiddag. Die nacht werden de kanonnen opgesteld en de manschappen groeven zich in voor de nacht. Enkele vijandelijke granaten werden ’s nachts afgevuurd. We sliepen allemaal met onze helmen op. Het was onze eerste gevechtsnacht en iedereen was eerder bangelijk. Alle moed was blijkbaar zo snel verdwenen ! Op 24 december vuurden we onze eerste gevechtsschoten in de Tweede Wereldoorlog.
De gemeentelijke overheid telde een zeshonderdtal manschappen en twintig officieren, die ingekwartierd werden in de gemeenteschool, de bewaarschool op Dekken, de beide scholen in en bij het Kerkplein, de zaal Oud Brussel bij Clem Leemans, het klooster van de Paters en bij burgers (14). De dertigjarige luitenant John M. C. Neilson van Wisconsin schreef vanuit Duitsland naar zijn moeder een prentbriefkaart met de Sint-Truidens Grote Markt erop. Het was 28 december ’44, een week na zijn vertrek uit Zepperen. Hij schreef : St.Truiden of St. Trond is in Belgi‘. Ik ging er vaak op bezoek. Ik blijf gezond. Ik was in Aken en over de Siegfriedlinie. Er is nu niets geducht meer aan. Ik zag geen enkel huis in Aken dat niet zwaar toegetakeld was. Twee dagen ervoor schreef de familie Raymond Martens – Stina Vananroye, die niet ver van de school op het Dekken woonde, hem nog een kaartje. Hij was er vriend aan huis geweest en onderhield een jarenlange correspondentie met hen en hun dochters Madeleine en Emma. Zo schreef hij in 1984 nog : Het was veertig jaar geleden, enkele dagen voor Kerstmis, dat we de warmte van Zepperen verlieten om te vechten in het Hurtgenwoud in Duitsland. De kanonnen van het 25ste Field Artillery vuurden hun eerste ronde op Kerstavond. Maar onze harten waren op de Dekkenstraat.
Op 20 december zou in de periode van de vliegende bommen een GMC-vrachtwagen in de koestal van Christiaan Coenen zijn gereden (15). Guillaume Billen, Boy Bill genoemd, speelde in die dagen bij het 25ste tussenpersoon en tolk. Hij reed met dubbele jeep vol kippen, conserven e.d. in de beek tussen Leon Hayen en de huidige Kredietbank. Hij ging als tolk mee tot in “Homberg” waar hij ondermeer huiszoekingen meemaakte. Voor de internaatsjongens bij de Paters assumptionisten was de inkwartiering van de Amerikaanse soldaten natuurlijk een geweldige belevenis : December 1944. Om alle zorg en ellende eens flink weg te blazen werd er een Sinterklaasfeest voorbereid, dat nog lang moest heugen. Geen koeken, geen speculaas, geen zoetigheden, maar den heelen avond is er gelachen, gezongen, zoodat de ontelbare V-ééns die passeerden niet eens meer gehoord werden. Het tooneelstuk : Baas Best en Sint-Antonius, heeft van dien avond een historisch avondje gemaakt in de geschiedenis der studenten. En enkele dagen later, op een kouden morgen met wat rijm, met een kouwelijk zonnetje, jeepten ineens enkele Amerikaansche officieren de speelplaats op. Gejuich van de jongens, hartelijk verwelkomen door de Paters. De heeren kwamen huisvesting zoeken en hun werd volledige vrijheid gelaten om, naar omstandigheden, de noodige plaats te reserveeren. Toen, tegen den avond, kwamen ze binnen : de jeeps, de zware trucks, de soldaten… en echte kanonnen. De jongensoogen kwamen niet uitgekeken. En weldra vormden allen ook één groote familie. Met de jongens kwamen s’ morgens en ook ’s avonds vele mannen naar de kapel, baden en communiceerden met hen. De mannen leefden volledig op… en de jongens werden verwend. Tot heel laat soms zaten de soldaten in groep bij verschillende paters : daar vloog menige kwinkslag rond, maar werd ook menig ernstig woordje gezegd. De mannen die den grooten veldslag voor oogen hadden, waren hun menschelijk opzicht volledig kwijtgeraakt. Maar op den morgen van 23 December waren de verbaasde gezichten van onze jongens plezierig om aan te zien. Nergens ontdekten ze nog eenig spoor van soldatenvolk of toebehooren : alles was proper en geruimd. ’s Nachts was alles in alle stilte en met de grootste orde vertrokken : alleen de Paters, met groote slaapoogen, hadden hen uitgeleide gedaan.
Maar den volgenden dag – 24 December – was het huis een mierenhoop van soldaten geworden. Overal waar maar een vrije plaats was, sloegen ze hun bed op. Toch werd Kerstnacht heerlijk gevierd. Voor de ontroerde en ingetogen gezichten der mannen die de veldslagen in Frankrijk gekend hadden, ontplooide het Kerstofficie z’n volle heerlijkheid. “Nergens had U m’n mannen meer moed kunnen inspreken dan in uw kerk”, sprak de soldaten-overste tot den klooster-overste. En werkelijk, die vele mannen die vrijwillig alles hadden bijgewoond waren ons diep dankbaar. Buiten bleven de robots vliegen, voelden we hun slagen. Op Nieuwjaarsdag, met verrassing zagen we ineens weer enkele Duitsche vliegtuigen, was heel de lucht en omtrek vol mitrailleur-geratel. Na een vergeefsche poging het vliegveld aan te vallen, kon de kleinste helft slechts terugkeeren; de andere, grootere helft van het groepje, was wervelend en draaiend gesneuveld(16).

Kwartiermeesters tijdens de Ardennenslag
Het 9de Amerikaanse leger nam in december de frontsector tussen Maastricht en Luik voor zijn rekening. Zuidelijker woedde tussen 16 en 26 december in de Ardennen het Duitse tegenoffensief, waarbij vooral het Amerikaanse 1ste Leger was betrokken. De Duitsers wilden kost wat kost de geallieerde bevoorradingshaven van Antwerpen in handen krijgen. Ze hielden trouwens nog steeds enkele Franse havens bezet. Via de zwak verdedigde Ardennen wou de Duitse Legergroep B doorstoten naar Antwerpen. De operatie met de bewust misleidende naam Wacht am Rhein zette de slag van de Ardennen in gang. De Duitse pantser-stoottroepen drongen door tot bij Dinant. Bastogne werd omsingeld en Sankt-Vith heroverd door de Duitsers. Maar deze inspanning was tevergeefs en het tij keerde al na tien dagen.
Terwijl het 25ste veldartillerie-bataljon onder leiding van zijn luitenant-kolonel Hines in het 19de Legerkorps de Duitsers oostelijk van de Roer dreef, verscheen een tweede groep Amerikaanse soldaten al op 28 december in Zepperen. Het was inmiddels hartje winter. De 3225ste Quartermaster Service Company van het 565ste Quartermaster Service Battalion van het 9de Amerikaanse leger kwam begin december per schip via Liverpool vers van de Verenigde Staten (17). In Dorset verdeelde de compagnie rantsoenen klasse 1 op een spoorweghoofd in Dorset. Na drie weken per goederentrein kwamen ze op Kerstavond in Maastricht aan. Zij volgden de troepen van het 9de leger op de voet. Hun opdracht : een ééndagsreserve aanleggen en bewaken van één miljoen gallons (18) benzine en 600.000 rantsoenen, die konden gebruikt worden indien de Duitsers niet konden tegengehouden worden in de Ardennen. Langs de voor die tijd degelijke betonweg naar Kortenbos, aangelegd in ’36, stonden ellenlange rijen jerrycans van vijf gallons opgesteld : twintig stapels van elk tienduizend kruiken werden in telkens vier rijen van elk 2.500 stuks geplaatst. De rijen stonden naar verluidt tussen Briers, tegenover het steegje naar de Roosbeek, en Gaston Leunen, tegenover het Anroyestraatje. Anderen herinneren zich ook rijen op d’Eygen en op de Nachtegaal. De kruiken werden door negersoldaten van een ander legeronderdeel, de Services of Supply, met vrachtwagens opgepikt en via de verbindingszone verdeeld. De kwartiermeesters hielden een driekwart ton Dodge weapons carrier klaar om bij een eventuele aftocht achterop een .50 mitrailleur te monteren. Zo konden ze de benzinekruiken in brand schieten. De stapel met K rantsoenen, olijfgroene doosjes met daarin een vleesblik, beschuit en koffie genoeg voor één maaltijd, was enorm : ongeveer tien op dertig meter en zeker vier meter hoog, bedekt met zeildoek. Gedurende de maand waarin deze nood-opslagplaats werd in stand gehouden moest er 24 uur op 24 uur wacht gelopen worden in strenge weersomstandigheden. De compagnie bestond daarvoor uit een hoofdkwartier en twee pelotons van vier secties van in theorie 218 dienstplichtige negersoldaten, één uit de Zuidelijke staten en één uit de Noordelijke. Die van het zuiden stelden de minste tuchtproblemen. De “zwarten” waren volgens Zepperse getuigen erg schrikachtig en doken altijd onder hagen en grachten bij onraad. “Mister Doctor” was een kleine neger die met kaartspel alle soldij won. Eén van de officieren had een grote hond. Ze verbleven in de schoolgebouwen op en bij het kerkplein. De keuken was gevestigd in de meisjesschool. Ook bij Jozef Houbrechts in de Dekkenstraat (19) en in het Sint-Aloysiusinstituut bij pater Christiaan Muermans werden vanaf 13 december lokalen ingenomen. Vanaf 23 december kwamen daar nog zestien lokalen bij.
De gemeentelijke overheid telde een tweehonderdtal manschappen en vier officieren. Het hoofdkwartier of orderly room was tussen 12 december en 17 februari gevestigd in de kamer rechts aan de straatkant van het oude gemeentehuis bij de familie Vaes. Bij deze familie leeft nog de herinnering aan de negersoldaat Pritchard die gul was met de rantsoenen. De Duitse V1 die bij de Kogelstraat neerstortte op 22 januari vernielde de vensters van het Amerikaanse hoofdkwartier. De krater had een dertig voet doorsnede en drie tot vier voet diep. De Amerikanen vonden dat er weinig schade was. De blanke officieren, pas afgestudeerd in Kamp Lee in de staat Virginia, waren luitenant Bill R. Holland uit Virginia, luitenant Starnes en Eerste luitenant-bevelvoerder Paul H. Rechnitzer uit Kansas City. Ze werden elke zaterdag uitgenodigd voor het avondeten bij de familie Gilissen. Paul Rechnitzer verbleef in de hoeve van Robin Neesen (20) op een onverwarmde kamer en ontbeet er met de boer en zijn vrouw. Hij zorgde voor koffie en suiker en zij bakten een taart. Hij herinnert zich nog het grote bed, de wastafel en de koestallen achter het huis. Een lijst van 10 januari ’45 spreekt van vier officiersverblijven bij R. Neesen in de Driesstraat, bij J. Renaerts op het Kerkplein, bij Mej. L. Gilissen in de Kerkstraat en bij R.T. Renaerts in de Stationsstraat. Leopoldine Gilissen herinnert zich nog momenten samen aan de piano met Bill en het liedje My bonnie is over the ocean…
Problemen met discipline waren er wel : het was in die lange koude nachten moeilijk om de manschappen aan hun wachtdienst te houden. Toen het koelschip met rantsoenen in Antwerpen door een mijn was gezonken moest men gaan bedelen op de basis Brustem en de boeren gaven wat aardappelen. Bevelvoerder Rechnitzer at altijd als laatste. Hij bestelde op 10 januari een kachel via het gemeentebestuur van Ordingen. Henri Mommen herinnert zich hoe een Amerikaanse negersoldaat in de felle kou op wacht stond aan de overweg bij Ordingen-station. Hij nam een jerrycan af van een voorbijrijdend benzinetransport en sloeg ze lek met een houweel. Bovenop legde hij een afgerukt houten hekje en stak alles in brand. Op een avond brak er aan de Dekkenstraat een ruzie uit tussen PFC (21) Mann, een zwarte schildwacht, en een blanke Engineer die bij de Paters was ingekwartierd. De blanke, die bij de deuropening van het woonhuis Bex bij de Anroyestraat stond te spotten, werd daarbij doodgeschoten. Een ander werd vijfmaal geraakt. De dader werd slechts veroordeeld tot één jaar militaire gevangenis. Henri Bex kon op het proces in zijn voordeel getuigen. Naar verluidt was de blanke een opschepper, die steeds met een rode sjaal rondliep. Een ander schildwacht, soldaat 1ste klas Hunter, een magere jongen en voorbeeldig soldaat, schoot zichzelf per ongeluk in de voet. Men verdacht hem natuurlijk van zelfverminking. Hij werd echter door tussenkomst van Rechnitzer vrijgesproken van een S(elf) I(nflicted) W(ound) en keerde terug naar de eenheid. Bij een ander incident richtte één van de soldaten in een dolle bui tijdens een bijeenkomst in het hoofdkwartier zijn wapen op de eerste sergeant. Verschillende keren werd er, tot ergernis van de inwoners, bij de kwartieren door de soldaten in de lucht geschoten. De bevelhebber vond dan wel verscheidene karabijnen met warme loop, maar kon niet uitmaken wie de trekker had overgehaald. Ook bij de voedselbedeling werd eens geruzied en geschoten. De zwarte soldaten werden in de bijtende koude vervoerd in een GMC-vrachtwagen met dubbele wielen achteraan, met neergelaten windscherm en een chauffeur die een muts droeg met wapperende oorbeschermers. Toon Vanoirbeek herinnert zich dat op de neus ROMEO stond geschreven.
Na het vertrek uit Zepperen trok het 3225ste voorwaarts naar en over de Rijn. In het zog van het 9de Amerikaanse leger bleven ze de benzine- en oliebevoorrading verzekeren. Op het einde van de oorlog had deze compagnie drie battle stars verdiend, wat uniek was voor kwartiermeesters.

Andere Amerikanen
Er bleven ook sporen bewaard van andere Amerikaanse eenheden die in Zepperen verbleven : Engineers of geniesoldaten en luchtafweereenheden rond de basis Brustem (22). Kapitein C(ivil) E(ngineer) Milton S. Barkheimer en burgemeester Jos Claes ondertekenden een staat van bevinding van de gemeenteschool aan de Eynestraat op 29 december en opnieuw op 9 februari. Er bleken nogal wat sloten, gietijzeren kolenbakken en houten meubels gesneuveld te zijn. De Sint-Truidense architect Fernand Sacré maakte de dag erna een nog strengere schadevaststelling op met daarin gebroken ruiten, doorschoten plafonds, omvergereden hekpijlers en verdwenen of vernield meubilair in de scholen, het nieuwe en het voormalige gemeentehuis. In september daarop werd door de architecten Radoux van Sint-Truiden een schadeverslag opgesteld van de gemeentegebouwen aan de Eynestraat. Naast dakschade door de ontploffing van Duitse munitiedepots in Brustem op 5 en 6 september het jaar voordien bleken er vooral veel steenkool en houten meubels te zijn opgestookt voor de verwarming van de ingekwartierde manschappen. Door het zware vrachtwagenverkeer hadden de speelplaats, de boordstenen en de hekpijlers veel te lijden gehad.
Kapitein C.A.C. bevelvoerder Eugene P. Sweeney van het hoofdkartier van de A-batterij van het 562ste Anti-Aircraft Artillery Automatic Weapons Battalion MBL (23) bestelde bij August Vanoirbeek een reeks marmieten, koffiepotten, acht keukenstoven en kachelpijpen voor zijn gunsecties op 8 januari ’45. Een dergelijke luchtafweerstelling lag ten oosten van het 3225ste kwartiermeesters in de buurt van de benzinedepots. Op een morgen werden zeven van acht Duitse jagers neergeschoten die een aanval op de P-47-basis (24) te Brustem wilden uitvoeren. De achtste maakte rechtsomkeer. Het ontvangscomité van boeren stond volgens een ooggetuige klaar voor de geparachuteerde inzittenden. De bevelvoerder ging er prat op dat zijn eenheid beter schoot zonder, dan mét de nog nieuwe radar. Op sommige plaatsen, zoals tegenover de Waterkuilstraat, waren grote putten uitgegraven met bulldozer. Achter de hoeve Saenen in het Voorhoofd stond afweergeschut met vier lopen op één punt gericht. Om de tien patronen zat er een lichtkogel. Op 20 februari werd een schatting opgemaakt van de schade die door delving van putten, installatie van D(éfence) C(ontre) A(vions) en vernietiging der veldvruchten was veroorzaakt op het Dekken, de Vogelshaag, de Nachtegaal, Bosveld en Voorhof. De eiken planken van de schietstellingen waren bij het vertrek van de Amerikanen erg gegeerd.
Via Fons Heeren werd in ’92 een zilveren identificatiearmband naar de States teruggestuurd die was gevonden bij de Roosbeek. De eigenaar, de 21-jarige dienstplichtige soldaat Clarence Van Valkenburg van Kent, was intussen overleden in ’88. Zijn weduwe schreef onlangs : De regering had de soldaten gezegd dat ze melk en om het even welk voedsel in België konden gebruiken, wat in andere landen niet toegestaan was. Hij sprak vaak over België : wat een proper land het was, hoe de mensen, vooral de vrouwen al vroeg opstonden om de voorkant van de kachel op te poetsen, de straat te kuisen. Het moet een fier land zijn. P.S. Hij zei me ook dat hij naar de stad Valkenburg was gegaan (25). Clarence werd opgeroepen op 5 april ’43, nam deel aan D-day en kreeg ontslag op 23 januari ’46. Hij hoorde bij de A-batterij van het 385ste Anti-Aircraft Artillery Battalion.
Bij Gustaaf Hechtermans van de Roosbeek troepten veel Amerikanen samen. Staf had jaren in Engeland gewerkt en kon dus meer dan een mondje Engels. De bij het Anroyestraatje doodgeschoten Amerikaan was de avond ervoor nog komen babbelen. Sommigen kwamen uit Florida en liepen naar buiten bij de eerste sneeuw. Ze probeerden met hun tong de sneeuwvlokken te pakken. De sneeuw bleef drie weken liggen. De kok van de eenheid was in het burgerleven metselaar. Schrijnwerker Maurice Vaes maakte houten kistjes met klompen en sierklompjes voor aan de muur. De Amerikanen stuurden ze als souvenir op naar thuis. Een zwarte schrijnwerker verwonderde er zich over dat Maurice de hele tijd door werkte ! Hij kreeg opgewarmde klompen voor zijn voeten, tot verbazing van zijn overste.
Gaby Bex (26) stond er met haar twee kinderen alleen voor na de mobilisering en de lange krijgsgevangenschap van haar man Jozef Franssen. Ze was in het begin van de oorlog van de Dekkenstraat verhuisd naar de woning van de vroegere herberg bij de noteboom aan het Kerkplein. Omdat ze een flink kolenrantsoen had, kon ze voor de Amerikanen wassen met de hand, een harde borstel en een bekken warm water. Hoe keuriger ze dat deed, met gestreken plooien en al, hoe meer kandidaten er kwamen. Tot twintig lopende meter wasdraad hing soms vol. Sommigen gaven chocolade of zeep, andere gaven niets. De Amerikaanse zeep kon ze echter niet gebruiken voor de was. Later maakte ze voor de bevrijders een waskamertje met een bekken warm water en enkele stoelen. Ze had het niet altijd onder de markt met haar vaak cognacdronken gasten… Op een keer moest zelfs de officier één van zijn dreigende dronken negersoldaten uit haar huis komen halen. Herhaaldelijk moest ze opdringerige dansers afwijzen met de uitvlucht dat ze zoiets toch niet kon doen terwijl haar haar man nog niet teruggekeerd was uit krijgsgevangenschap. Jozef werd als mijnwerker laat gemobiliseerd. Hij moest naar het 12de Linie bij Seraing. Hij werd de ganse oorlog lang vastgehouden in het Franse Toulouse. Toen iemand zei dat gans België plat lag en Zepperen dus niet meer bestond zag hij zich al in zijn simpele verbeelding de kusten volgen tot in het beloofde land Amerika !
Aan de Poel stond eens een Amerikaan op wacht. Enkele buurmeisjes vroegen aan de meester die er vlakbij woonde, om hun een mondje Engels te leren. De grapjas spelde hen het zinnetje “I love you”. Vader Vaes verwees negersoldaat Pritchard naar Madame Cornet, de 56-jarige weduwe, met de mededeling dat het een meisje was dat goed Engels kon. De soldaat keerde teleurgesteld terug en wees in zijn vertaalboekje “slecht” en “mooi” aan. Enkele soldaten werden naar Kortenbos gestuurd met de mededeling dat er “une église avec cinq tours et quatre sans (cent) cloches” was. Ze lieten zich beetnemen ! Bij het afscheid van de Amerikaanse soldaten werden heelwat tranen gelaten door Zepperse meisjes. Een negersoldaat zei tegen zijn Zeppers oorlogslief : “Je suis comeback !”.
In Het Belang van Limburg verscheen na de septembervreugde ’44 een waarschuwend gedicht voor de meisjes :
’t Kan verkeeren.
Toen de strijders knap en fier, als bevrijders kwamen hier,
wij Bretagne, USA, met champagne liepen na,
want zij roeiden overzee en wij stoeiden, ’t is okee !
Weest gezeten aan den haard, ge moogt eeten met de waard.
Uw genoegen is gegund als g’uit kroegen blijven kunt,
en ons meisjes niet bepraat met de wijsjes zonder baat.
Met sigaren, flesschen wijn, als er waren was ’t festijn,
gansche dagen ’s avonds laat, waar zij lagen langs de straat.

Maar die vonken blijde roes zijn verdronken in de kroes.
Sigaretten, chocolaad, lokten sletten naar de straat,
die een poosje vleiden lief, voor een doosje corned beaf.
Was het Jackie, was het Bob, hij droeg zijn kakhi just als Job.
Mammezellen en cognac, karamellen volle bak,
vele glaasjes port en djin ging de baasjes naar den zin.
Waren ’t negers brons van vel, schoorsteenveger ,’t had geen tel.
Geven vrouwen daar iets om, want ze knauwen chewing-gum.

Menschen keeren, menschen gaan, ook ’t verkeeren raakt gedaan.
Ver de vrije doffer kirt, meisjes schreien om een flirt.
Apothekers lade is vol, van des kwakers ziektentol.
Hospitaal en moederhuis, heele kwalen en abuis.
En de jongen zonder geld, eerst verdrongen niet geteld,
keert minachtend haar den rug die nu smachtend keert terug.
Kijk, het boontje ’t is gezeid, komt om boontje op zijn tijd.
Traan van walvisch heeft geen nut als het kalf is in den put (27).
Vieren en meevechten
8 Mei 1945 werd V-dag ! Zoals op vele plaatsen werd in ’45 de vrede gevierd met een Bevrijdingsstoet. In Zepperen gebeurde dit net twee maanden nadien, op dinsdag 8 juli. Elke straat had in het grootste geheim haar eigen sierwagen gebouwd. De namen liegen er niet om : De Amerikanen zijn in ons land gekomen en hebben onze vrouwen ontnomen, Bevrijding, Boerenleven in oorlogstijd, The Churchill, Eendracht maakt macht, Gevecht te Hechtel, Groote luchtlanding, Hulde aan de vlag, Hulde aan onze gesneuvelde broeders (Dorpsstraat), Internationaal huwelijk, Koningin van de Vrede, Het lot der Moffen, Pakjesdienst voor krijgsgevangenen, Rode kruis (Poel), San Francisco-conferentie (Stationsstraat), De schietbaan van Hechtel, 10 mei 1940, Verbroedering,Verplichte arbeidsdienst,Victorie, Vrijheid Victorie (Eynestraat), Vlucht naar Frankrijk, Werbestelle ,Wij zijn weer vrij , Zoo fopten wij de kontroleurs… Pol “Pijp” reed zelfs rond op een fiets die tot het vliegtuig Spook van Brustem was omgeknutseld. Op de romp waren de overwinningstreepjes geschilderd. De fanfare van Aalst was present. Er reden tussen de fietsen, de paarden- en de ezelskarren zelfs twee camions mee. De Bergstraat had op de vrachtwagen van molenaar Martens “Boktjaen” van Ulbeek het maquis uitgebeeld met veel struiken en een everzwijnenkop. Henri Hechtermans droeg zijn zoon op zijn schouders. De inzittenden waren op de loop voor de Gestapo. Op de Dodge-vrachtwagen van Baldewijns prijkte een heuse V1 met op de neus een Hitlerkop geschilderd. De uitlaatrook was met een slang afgeleid naar de straalpijp van de vliegende bom om alles nog wat echter te laten lijken. Zoals bij de gouden bruiloft van ’43 zouden er ook nu namaak-ezels bij zijn geweest. De beroepssoldaten Marc Benaets en Arthur Hendrix, die vijf jaar in Duitse handen waren gebleven, waren ere-burgers. Ze reden rond in een versierd koetsje, getrokken door het paardje van Armand Jacques. De Roosbeekstraat, sterk in het plaatselijk verzet vertegenwoordigd, had zelfs twee wagens. Op het beton van de volgweg was de leuze V.N.V. TER DOOD geschilderd, wat de stemming in die dagen goed illustreert.
Bij de bevrijding beschikte Belgi‘ slechts over de groepering I, bekend als de 1ste Belgische Brigade Piron, als landstrijdkracht. Dorpsgenoot Pieter Vanstraelen diende er sinds eind december ’44. De Duitse tegenstand werd onverwacht hardnekkiger. Om bovendien bij het einde van de oorlog iets in de pap te brokken te hebben moest het Belgisch leger dus snel uitgebreid worden (28). Al begin oktober ’44 werden zes fuseliersbataljons opgeroepen, waaronder veel weerstanders. Ze kregen een lichte bewapening en een korte opleiding, waardoor zij geen echte gevechtsopdrachten aankonden. Ze bewaakten en beveiligden belangrijke punten, aanvoerlijnen en Duitse krijgsgevangenen. Het was een elegante manier om de gewapende weerstand in gezagsgetrouwe banen te houden. Eind november volgde het 2de pioniersbataljon voor havenwerk. Tenslotte mocht de Belgische regering van de geallieerden ook zes infanteriebrigades oprichten met moderne bewapening en lange opleiding in Noord-Ierland. Soms waren het omgevormde fuseliersbataljons. Door de lange opleiding konden ze nog slechts deelnemen aan de bezetting van het overwonnen Duitsland.
De eerste Zepperse inbreng in het nieuwe Belgische leger kwam van de jongere verzetslui. Het 3de Fuseliersbataljon, een kleine achthonderd man sterk, was opgericht in de Herkenrodekazerne te Hasselt op 11 oktober ’44 en gevoegd onder de 21ste Army group. Deze legergroep was samengesteld uit het 1ste Canadese, het 2de Britse en het 9de Amerikaanse leger en stond onder Brits commando. De Belgische fuseliers werden ingezet in Nederland en in Burgsteinfurt. Na de ontbinding in Izegem op 10 juni ’45 werd het bataljon opgenomen in de 6de Infanteriebrigade en kregen de mannen nog een onverwachte opleiding in het buitenland tot eind december (29). Florent Boonen van de Klein-Dekkenstraat, René Driesen van de Bergstraat, Georges Dani‘ls van de Eynestraat en Frans Leemans van de Klein-Dekkenstraat namen half oktober dienst als soldaat-oorlogsvrijwilligers. Andere verzetsmakkers kwamen terecht in het 2de bataljon genie West Roozebeke, dat te Antwerpen aan de haven werd ingeschakeld. Gerard Berton en Frans Creten, beiden van de Roosbeek, en Joseph Lambert Govaerts van Tereyken werden half oktober ’44 ingelijfd en kwamen op 6 december in de 12th Belgian Pioneer Company terecht.
Beroepsofficier en weerstander Louis Bonneux van de Dorpsstraat was onderluitenant bij de 2de Infanteriebrigade IJzer.
Vooral de 3de Infanteriebrigade Rumbeke telde vanaf half maart ’45 Zepperse oorlogsvrijwilligers en uitgestelde miliciens, die zich één tot twee maanden voordien hadden aangeboden : Eduard Beusen van de Roosbeek, Joseph Bex van de Dekkenstraat, Joseph Bex van de Tienweidestraat, André Knapen van de Kleindekkenstraat, Henri Schoofs, zoon van de meester uit de Eynestraat, en beroeps-sergeant Lambert Thijs van de Roosbeekstraat. Ook hier waren verscheidene weerstanders bij. Eind maart vertrokken ze voor opleiding naar Noord-Ierland om pas begin september ’45 terug te keren.
Midden oktober ’44 al boden Camille Vananroye, René Quarème en Lucien Dehaes, alle drie van de Bergstraat, en Maurice Timmermans van de Roosbeekstraat zich als soldaat-vrijwilliger aan voor wachtdienst op het vliegveld Brustem. Er was bijvoorbeeld bewaking nodig van brandstofvoorraden bij het tramstation van Aalst. Toen de Amerikanen de basis verder naar Duitsland opschoven werden ze ingezet bij de bewaking van Duitse krijgsgevangenen en Belgische collaborateurs tewerkgesteld in de Kempische mijnen.
Jozef Degraef van de Kasteelstraat en Basile Droogmans van de Dekkenstraat dienden bij de Groepering SEDICHAR Section Distribution du Charbon, die tussen april ’45 en juli ’48 afhing van het Ministerie van Economische Zaken. Robert Hiels van de Kasteelstraat diende in Sankt-Vith bij de houtvesters en Kozenaar Felix Gustaaf Vaes, gehuwd met Josephine Vananroye, werd vanaf begin maart ’45 ingelijfd bij de dienst voor ruiming en vernietiging van springstoffen, afdeling Limburg. Nogal wat dorpsgenoten werden ingezet in de vervoercompagnies. Florent Knapen kwam daar om bij een ongeval in ’46.
Zoals in de eerste oorlog brachten ook deze vijf jaren heelwat Zepperenaren ver buiten de dorpsgrenzen. Tragische en avontuurlijke, bittere en komische belevenissen lieten bij deze jongemannen een diepe indruk na. Begrijpelijk dus dat de veteranen zich met een patriottische fierheid verenigden om hun opoffering en hun herinneringen levend te houden. De Bond van Oudstrijders ’14-’18 en ’40-’45 telde in de jaren vijftig nog een veertigtal leden. Het bestuur bestond toen uit voorzitter Louis Jammaers en leden Jozef Berton, Jozef America, Emiel Bollen, H. Schoofs, Jos. Hechtermans en Jozef Mommen. Het jaarlijks oudstrijdersbal en het souper op 11 november in de zaal Clem kenden altijd een grote belangstelling (30).
___________________________________________________________
Noten
(1) Luc DE VOS, De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen, (Historische reeks Davidsfonds, 16), Leuven, 1994. Pater Clemens Willy Wintmolders maakte als 21-jarige novice te Taintignies op 1 september de Amerikaanse intocht in het vlakbijgelegen Rumes mee.
(2) The 113th Cavalry Group. Reconnaissance of XIX Corps zone of action, L’Escaut Canal to Albert Canal, September 5-8, 1944, in : Armored Cavalry Journal, juli-aug. 1946, p. 3-4.
(3) Thomas BERNDT, Standard catalog of U.S. Military Vehicles, Iola, 1993, p. 158-161.
(4) Hubert LABY, Waremme août-sept. 1944. Le bombardement. Le Mitrope. La libération, Waremme, 1993, p. 190-219. De After Action Reports van deze eenheid voor 8 september werden in oktober ’94 door de Remacluskring in Washington aangevraagd.
(5) J. BUSSELS, De slag om Hechtel. Bevrijdingsgevechten 6-12 september 1944, Hechtel, 1972. Luc DE VOS, Frank DECAT en Dirk VAN DUYSSE, De militaire funktie van het Albertkanaal, in : Bijdragen Navorsing- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 13, oktober 1990, p. 5-56.
(6) In de zomer van 1942 was door de Duitsers een overloopcampagne georganiseerd. Het collaborerende Russisch Bevrijdingsleger stond onder bevel van Lt. gen. Andrej Vlasov.
(7) Mathieu RUTTEN, De bevrijding van Tongeren. 8 september 1944, Tongeren, (1994). Colette COENEGRACHTS, Hasselt bevrijd. Oorlog en bevrijding 1940-1945, Hasselt, sept. 1994.
(8) XIX Amerikaans legerkorps, 1ste Amerikaans Leger (gen. Hodges), 12de legergroep (gen. Bradley). De 2de Amerikaanse pantserdivisie telde een 15.000 manschappen, een 400-tal tanks en een 750-tal halfrupsvoertuigen.
(9) Peter TAGHON, België 44. De bevrijding, Tielt, 1993, p. 144-156.
(10) Clement Leemans (°Z. 26.01.1895) was mijnwerker, fruithandelaar-herbergier en gehuwd met Irma Ruysen.
(11) Armand Coopmans-Bijloos (°Z. 07.11.1882).
(12) Kaart : The 25th Field Artillery Battalion. European Theatre of Operations 1944-1945, 9. Zepperen. No one will ever forget Zepperen, Belgium. The battalion arrived there on 7 December 1944. The citizens would not permit the men to sleep in tents. Local schools were closed and turned over to the battalion as billets. Life lasting friendships were made in Zepperen. Hans Buehler bezocht Zepperen opnieuw met zijn vrouw Helen in juni ’90 en liet kopies maken van zijn memoires.
(13) Dagblad van de Amerikaanse troepen in Europa.
(14) ZEPPEREN, Oud gemeentehuis, gemeentelijk archief WO II. Volgens een lijst van 24 december 44 waren er bovendien volgende inkwartieringen : Dekkenstraat (Houbrechts Jozef), Stippelstraat (burgemeester Jozef Claes en Henri Leemans), Eynestraat (weduwe Valère Hayen, weduwe Hayen Max, Jozef Fabry, weduwe Vanvuchelen, slachter Lambert Creten, Jules Vanvuchelen, Roebben, Bollen-Vanoirbeek), Dorpsstraat (August Vanoirbeek, Victor Renaerts), Kerkstraat (weduwe Gilissen), Kerkplein (Renaerts, Pastoor), Stationsstraat (Eduard Alles, François Mommen, Raymond Renaerts, Frans Serdons), Driesstraat (Romain Nijssen).
(15) ZEPPEREN, Oud Gemeentehuis, gemeentelijk archief WO II : schadeaangifte op 28 april ’45.
(16) Hemelvaart, speciaal naoorlogs nummer. De tweede groep bestond waarschijnlijk uit Engineers of geniesoldaten.
(17) Briefwisseling met Paul Rechnitzer, Sagle, Idaho USA, 1990 – 1994. Paul H. Rechnitzer, luitenant-kolonel op rust, huwde met een legerverpleegster van het 305de Stationshospitaal in Zuid-Engeland. Hij nam schriftelijk contact op met Zepperen in februari ’90.
(18) Amerikaanse gallon (= 3,78… dm3 of liter). De Amerikaanse GI-kruiken hadden een ronde schroefdop.
(19) De vroegere villa met magazijnen van Xavier Hayen, thans Bels-Geladé.
(20) Robin Neesen (°Z. 28.03.1897 – 04.05.70) was gehuwd met Marie-Louise Nijs.
(21) Private First Class.
(22) Officierskwartieren waren er volgens een lijst van 6 februari ’45 ook ingericht tussen 26 december en 9 februari bij families aan de Eynestraat : Henri Nijs (3 officieren), Jozef Fabry (2), Jules Vanvuchelen (1), Jozef Carlens (2), Libert Neven (2), Pierre Gilissen (2), Frans Knapen (4). Bij Arnold Dosan-Jadule was een dwelling house, covered accomodations for 1 Officer and 6 E(nlisted) M(en) tussen 23 december en 9 februari. Waarschijnlijk gaat het hier om Engineers of geniesoldaten. In het buurdorp Alken verbleef het 852ste Engineers AVN Bataljon. Er is ook sprake van een schuur achter het huis van W. Vanhacht op het kerkplein waar vanaf 2 januari zes Engineers verbleven. Vanaf die dag tot 9 januari werden ook 30 manschappen gelegerd in de school op het Dekken.
(23) Luchtafweereenheid met automatische wapens en MBL (= eigen vervoer).
(24) Republic Thunderbolt, een log ogend éénmotorig Amerikaanse jachtvliegtuig dat echter erg snel bleek in de lucht. Het ging hier om de Duitse wanhoopsaanval op de geallieerde vliegvelden op Nieuwjaar.
(25) Kettingarmband met op het plaatje het zegel van de Verenigde Staten in reliëf en het nummer 31-34-18-11 met de initialen C.V.V. De eigenaar kon worden opgespoord via Paul Rechnitzer. Brief van mevrouw Mary Van Valkenburg, Kent 08.07.92.
(26) Gabriella Bex (°Ulbeek 25.03.15). Zoontje Antoine Franssen (°Z. 26.02.40) acteert nu als generaal George Patton bij de Patton Drivers, een vereniging voor oude legervoertuigen in Ulbeek. Hij werd bij de 50-jarige herdenking van de Bevrijding in 1994 in Bilzen ereburger omwille van zijn jarenlange inzet en typische gelijkenis met de legendarische viersterrengeneraal.
(27) Overgeschreven door Josée Priemen.
(28) Alex MASSART, De landstrijdkrachten van de bevrijding tot V-dag, in : Geschiedenis van het Belgisch leger van 1830 tot heden, 2. Van 1920 tot heden, Centrum voor Historische Documentatie van de Krijgsmacht, (Brussel,), 1988, p. 220-228.
(29) R.R., Demobilisatie in mineur. Eerste oorlogsvrijwilligers vertrokken 50 jaar geleden uit Hasselt, in : Het Belang van Limburg, 12 oktober 1994.
(30) J(os) Z(epperen), Wapenstilstand in Zepperen. Fille Spelmans, de enige oudstrijder, in : Het Volk, regio Limburg, 12-13.11.1988. Notaboekje Oudstrijdersbond, bij Albert Arnauts. Clem, broer van de in 1917 gesneuvelde Hubert Leemans, was erelid van de bond en betaalde een flink lidgeld.

Illustraties (zie gedrukte versie)
Een Amerikaanse M8-verkenningspantser rijdt door de Stationsstraat voor het huis Mommen op 8 september 1944 (foto door Edouard Bonneux).
Luitenant John Neilson van het 25ste Veldartilleriebatajon. Op zijn muts zit een luitenantstreep en op zijn kraag de gekruiste kanonlopen van de artillerie.
Afscheidskaartje van de familie Martens-Vananroye van Dekken aan luitenant John Neilson.
Guillaume ‘Boy Bill’ met het blazoen van het 25ste Veldartilleriebatajon, 1993.
Fille Serdons, Guillaume Billen, Kolonel Floyd en de 53-jarige François Serdons, herbergier en handelaar in meststoffen in de Stationsstraat. Floyd was apotheker in het burgerleven.
Het guideon of compagnievaandel van het 3225ste. het werd vooraan rechts gedragen als richtpunt voor de marcherende soldaten. Op een gele achtergrond staan een blauw karrewiel (vervoer), een magazijnsleutel en een sabel (gewapende verdediging). De 13 sterren van de oorspronkelijke kolonies vergezellen de Amerikaanse adelaar. Het kwartiermeesterskorps gaat terug tot in de Revolutiedagen.
De Services of Supply zorgen voor het vervoer van de jerrycans van de stapelplaats naar de gebruikers.
Luitenant-kolonel Paul Rechnitzer.
1ste luitenant Paul Rechnitzer en luitant Bill Holland links in Cornwall (Eng.) in afwachting van hun verscheping naar het vesteland, 1944.
Jozef Franssen met een negersoldaat van het 3225ste Kwartiermeesters op het Kerkplein. Met zoontje Antoine aan de waskuip.
Clarence Van Valkenburg.
Alfons Heeren met het armbandje van deze soldaat.
Het oude gemeentehuis, sinds 1929 huis Vaes-Billen.
Jozef Bex, Eduard Beusen en André Knapen van de 3de Infanteriebrigade “Rumbeke” tijdens hun opleiding in Noord-Ierland-Engeland, 1945 (foto Jozef Bex).
Kenteken van de 3de Infanteriebrigade “Rumbeke”.
Voor de zaal van Clem Leemans draait de Bevrijdingsstoet uit de Roosbeekstraat in de richting van de Poel. V1-vrachtwagen en San Francisco.
De fanfare van Aalst.
Vliegtuigje met daarin de kleine Antoine Franssen. Daarna volgt de “Groote luchtlanding”. Op de betonbaan werd een anti-VNV-leuze geschilderd (foto familie Roebben).
De vliegende bom V1 met chauffeur Michel Baldewijns, Omer Baldewijns aan het portier en Emile Renckens aan de andere kant. Boven op de wagen zit nog Gaston America met René en Bert Appeltans.
De “Churchill”boot van d’Eygen.
Eendracht maakt macht. Koning Leopold III (René Geladé) staat achter alle mogelijke beroepen (Jozef Franssen, Elza Schoenaerts, Finneke Creten en anderen).
Het Rode Kruis met Leonore Kempeneers, Bert Creten en meester Jozef Fabry.
Met een hondenkar op de vlucht. Schoofs Roger met “echtgenote” Gaston Bex. Henri Vanoirbeek leidt de hond.
Het lot der Moffen (foto Paul Vanschoenwinkel).
Ondergedoken verzetslui.
De V-wagen komt eraan voor het huis Roebben.
Het Spook van Brustem met Leopold Pijpops (foto Jozef Vaes).
Hulde aan de gesneuvelde broeders. Maurice Onkelinx en Toon Vanoirbeek hebben de teugels in handen. Het kruis werd gemaakt met staanders van de processiekapel (foto Richard Neven).
San Francisco-conferentie met Maurice Hontiens aan de teugels. Ook zijn broer René zit op de wagen.
Het monument voor de gesneuvelden ’40-’45 opgericht aan de Dikke Linde op vraag van de families van de daar vermoorde Wellenaren. Steenkapper A. Cypers, Hasselt.

Kaarten (zie gedrukte versie)
De opmars van de Amerikaanse 2nd Armoured Division begin september 1944.

____________________________________________________________________

Bijlage : Dorpsgenoten in Belgische militaire dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog (’39 -’46)

(CD) = cavaleriedivisie
(ID) = infanteriedivisie met aanduiding van de standplaats op 10 mei ’40
°Z. = geboren in Zepperen
°ST. = geboren in Sint-Truiden
°Ord. = geboren in Ordingen
klas = militieklas, soldaat
mc. = stamboeknummer
mob. = mobilisatielijst
bon. = bataljon
cie. = compagnie
terug op = terugkeer van de 18-daagse veldtocht
X = gehuwd
+ = overleden
(*) = afgebeeld op het fotokader 1940-1945
Bronnen :
– ZEPPEREN, Oud gemeentehuis, Gemeentelijk archief WO II.
– ZEPPEREN, Oud gemeentehuis, Fotokader 1940-1945.
– SINT-TRUIDEN, Stedelijk Archief, Bevolkingsregisters Zepperen 1930-1950.
– SINT-TRUIDEN, Burgerlijke Stand, Overlijdens 1940-1950.
– Necrologie en tijdschrift Hemelvaart, paters assumptionisten.
– Bidprentjes en grafzerken oud kerkhof.
– Volksmond.
Door de aard van de geraadpleegde bronnen kunnen deze gegevens onvolledig zijn.
* 1ste Regiment Lansiers (2 CD)
THIJS Robert : °Z. 14.07.07, mijnwerker Klein-Dekkenstraat, klas ’27 : mc. 139.23418 : 1ste Lansiers, X ’31 Vanbrabant, +1964 (*).
* 2de Regiment Lansiers (1 CD)
VANDERMEEREN Alfons Clement : °ST. 25.04.02, autovoerder Dekken, klas ’22 : mc. 140.21999 : 2de Lansiers 1/1, Legerdepot 5 bon. Kantonniers, X ’35 Leunen, terug 01.06.40.
* 3de Regiment Lansiers (1 CD)
DANIELS Felix : °ST. 11.08.12, kwam als hovenier-stoker van Ukkel, klas ’32 : mc. 141.24637 : Wielrijdersgroepering 1, X Vanoirbeek,Klein-Dekkenstraat, terug 01.06.40.
* 1ste Regiment Jagers te Paard (2 CD)
BENAETS Marc : °Z. 05.03.18, Bergstraat, beroepsmilitair ’39, korporaal, krijgsgevangene (*).
* 6de Linieregiment (2 ID tussen Luik en Hoei)
RAETS Justin : °Z. 10.02.17, bediende Stationsstraat, korporaal klas ’37 : mc. 106.4798, mob. ’39, terug 14.06.40.
* 7de Linieregiment (4 ID Albertkanaal Bilzen)
HANSOUL Jean-François : °Z. 10.08.18, Eynestraat.
HOUBRECHTS Modest : °Z. 04.10.19, mijnwerker Bergstraat, broer van Jozef en Robert Bonaventure, klas ’38/’39, terug 10.06.40, weerstander.
THIJS Joseph Albert : °Z. 01.05.18, d’Oye, broer van Franois, klas’37 : mc. 107.86460 : 7de Linie, bon.4, cie.13, mob. ’39, krijgsgevangene, + ST. 06.04.74 (*).
VAES Antoine : °Ord. 23.05.17, tuinier-koster Kerkstraat, korporaal ’37 : mc. 107.86425 : 7de Linie, cie.15, mob. ’39, krijgsgevangene, X ’45 Vanhentenrijck (*).
* 9de Linieregiment (6 ID Albertkanaal Kwaadmechelen)
FABRY Marcel : °Z. 20.01.17, Kogelstraat, sergeant ’38 : mc. 109.82404 : 9de Linie, mob. ’39, onderwijzer Diepenbeek ’40.
NEVEN Jozef : °Z. 15.12.15, landbouwer Gippershoven, broer van Gustaaf, klas ’37 : mc. 109.83480 : 9de Linie, X ’38 Schoofs, mob. ’39.
* 11de Linieregiment (4 ID Albertkanaal Bilzen)
AMERICA Jozef : °Z. 05.03.19, landbouwer Stippelstraat, klas ’38 : 11de Linie cie. Staf, terug op 10.06.40.
BENAETS Guillaume : °Z. 27.11.12, fabriekswerker Roosbeekstraat, klas ’32 : mc. 111.80942, X ’39 Bamps, mob. ’39.
BEX Gaston : °Ulbeek 08.10.18, mijnwerker Stippelstraat, klas ’38 : 11de Linie, cie.5.
BOONEN Justin : °Z. 04.11.19, hovenier d’Oye, klas ’39 : mc. 111.90806 : 11de Linie cie.6.
BROEN Jozef Hubert : °Z. 18.03.19, mecanicien Gippershoven, klas ’38 : 11de Linie, cie.5, X ’44 Sterkendries.
BUTENEERS Guillaume : °Z. 15.05.18, metselaar-stoker Tereyken, klas ’38 : 11de Linie cie. Staf, krijgsgevangene, X ’41 Raskin, +Z. 24.04.92.
CRETEN François : °Z. 03.02.19, bakkergast-hotelbediende-mijnwerker Roosbeekstraat, klas ’38 : mc. 111.89615 : 11de Linie, cie. 5, krijgsgevangene 25.05.40 – 14.01.41, handwerker in koolmijn van Winterslag, weerstander bij de Belgische Nationale Beweging ArmŽe SecrŽte, oorlogsvrijwilliger 13.10.44 en op 06.12.44 in eenheid : GN II/1553 : 2de bon. genie, cie. 6, +Z. 30.08.94.
DEGRAEF Lambert : °Z. 23.06.16, mijnwerker Tereyken, klas ’37 : mc. 111.88974, X ’39 Wijnants, mob. ’39 (*).
DRIESMANS Antoine : °ST. 20.12.14, kapper-autovoerder-fruit Dekkenstraat, X ’34 Neven, klas ’37 : mc. 111.88851, mob. ’39, +ST. 08.01.85.
HANSOUL Marcel : °Z. 25.03.19, Eynestraat, klas’38 : mc. 111.89267 : 11de Linie Schoolcie., krijgsgevangene, adjudant, gemeentebediende ’42, gemeentesecretaris vanaf ’45/’46, + Hasselt 01.05.83 (*).
HONTIENS Antoine : °Z. 23.01.18, Stationsstraat, klas ’37 : mc. 111.88530, korporaal, mob. ’39, gesneuveld Willemstad 30.05.40 (*)
HONTIENS RenŽ : °Z. 30.03.19, brievendrager Stationsstraat, broer van Antoine, klas ’38 : mc. 111.89272, X ’46 Vannitsen, + Luik 19.07.82 (*)
KNAPEN Robert : °Z. 17.02.20, leerling kadettenschool Saffraanberg, Stationsstraat, klas ’39 : mc. 111.91489, gesneuveld Meigem 25.05.40.
KNUTS Raymond (Joseph) : °Ulbeek 06.06.18, kleermaker Dekkenstraat, klas ’37 : mc. 111.88536, mob. ’39, X ’41 Vanderborne (*).
KNUTS Joseph : °Z. 09.12.16, fabriekswerker-autovoerder Dekkenstraat, klas’36 : mc. 111.87480 : 11de Linie, bon.2, cie.7, mob. ’39, korporaal, krijgsgevangene, X ’42 Bex, + Z. 17.02.82 (*).
MAS Victor Jozef : °Alken 12.09.19, Startelstraat, klas ’38 : mc. 111.90249 : 11de Linie bon.4 cie.14, X ’44 Mas.
NEVEN Louis : °Z. 11.12.15, landbouwer Driesstraat, klas ’36 : mc. 111.87487 : 11de Linie bon.2, cie.7, mob.’39, X ’41 Neven (*).
PULINX Joseph : °Z. 16.01.19, d’Oye, klas ’39 : mc. 111.90842 : 11de Linie, X ’41 Withofs, +ST. 15.09.84.
RENAERTS Emile : °Z. 19.12.17, Roosbeekstraat, klas ’37 : mc. 111.88555, korporaal, mob. ’39, gesneuveld Willemstad 30.05.40 (*).
ROEBBEN Eduard : °Z. 03.02.18, landbouwer Eynestraat, klas ’37 : mc. 111.88996, korporaal, mob. ’39, krijgsgevangene, voorzitter kerkfabriek, landelijke gilde, Cera en oudstrijders, +ST. 12.09.93 (*).
SCHOENAERTS Basile : °Z. 06.03.13, klas ’32 : mc. 111.80336 : cie.3 of cie. getrokken kanonnen 47/11 D.I., ’33 onderwijzer Bergstraat, X ’34 Onkelinx, mob. ’39, ook : 14de Linie.
SCHOOFS Camille : °Z. 15.05.16, landbouwer Dekkenstraat, klas ’37 : mc. 111.88998, mob. ’39, terug op 10.06.40.
SOUWENS Albert : °Alken 25.08.16, Stippelstraat, klas ’36 : mc. 111.87563 : 11de Linie cie. Depot en park, X ’36 Mas, mob. ’39.
VANANROYE René : °Z. 07.06.20, Klein-Dekkenstraat, broer van Firmin, klas ’40 : mc. 251.2724 : 11de Linie.
VANBERGEN Henri : °Z. 24.07.16, landbouwhelper Driesstraat, klas ’36 : mc. 111.87503 : 11de Linie bon.2 cie.7, mob. ’39, X ’45 America, + Z. 22.12.69 (*).
* 12de Linieregiment (3 ID Luik)
PETERS Jean : °Z. 16.05.06, landbouwer IJzerenkruisstraat, klas ’27 : mc. 112.74363 : 12de Linie cie.29 van vesting, mob. ’39 (*).
* 14de Linieregiment (11 ID Leopoldsburg)
BEUSEN André : °Z. 07.02.17, mijnwerker-landbouwhelper Roosbeekstraat, klas ’37 : mc. 114.42779, mob. ’39, X Derwael (*).
BEUSEN Jozef : °Z. 08.08.18, Roosbeekstraat, broer van AndrŽ, klas ’38 : mc. 114.44416 : 14de Linie bon.4 cie.13, mob. ’39, krijgsgevangene, bode Voorzorg-ABVV, +ST. 19.02.87 (*).
BEX Albert : °Alken 08.07.16, melkleurder-bakker Gippershoven, klas ’36 : mc. 101.85111 : 1ste Linie, 14de Linie : bon.3, cie.12, mob. ’39, X ’41 Vananroye.
DECKERS Raymond : °Z. 14.07.17, zinkbewerker Bergstraat, klas ’38 : mc. 114.44090 : 14de Linie bon.2 cie.8, terug 12.06.40, X ’45 Vanelderen(*).
HOUBRECHTS Joseph : °Z. 24.07.16, brouwersgast-mijnwerker-bierhandelaar Bergstraat, broer van Modest, klas ’36 : mc. 112.88126 : 12de Linie, 14de Linie cie. Depot, mob. ’39, X ’40 Steukers.
JAMMAERS Joseph : °Z. 06.05.16, landbouwer Dekkenstraat, broer van Florent, klas ’36 : mc. 280/281.6089 : Geneeskundig Korps 3 I.D., Geneeskundig Korps 14de Linie, mob. ’39, X ’40 Baldewijns.
NEVEN Lambert : °Ulbeek 15.07.11, landbouwer van Gippershoven, klas ’31 : mc. 112.80456 : 12de Linie, 29ste Linie bon.2 cie.6, X ’34 Drossin, mob. ’39, terug op 13.06.40.
NEVEN Gustaaf : °Z. 07.10.17, wielrenner van Gippershoven, klas ’37 : mc. 114.42808 : 14de Linie H.R.C.A., mob. ’39, terug op 01.06.40, + EghezŽe 04.09.43.
VANANROYE Emile : °Z. 15.08.16, Roosbeekstraat, klas ’36 : mc. 112.87903 : 12de Linie, 14de Linie cie. Depot, mob. ’39, terug op 07.06.40 (*).
* 15de Linieregiment (4 ID Albertkanaal Bilzen)
THIJS Joseph : °Z. 24.07.07, mijnwerker Roosbeekstraat, klas ’27 : mc. 107.74680 : 7de Linie, 15de Linie cie. Depot, X ’37 Beusen, + 01.10.56.
WEEGHMANS Leo : °Ulbeek 25.12.14, mijnwerker Gippershoven, klas ’35 : mc. 111.86138 : 15de Linie bon. 4 Mi. cie.15, mob. ’39, X ’39 Borgs (*).
* 19de Linieregiment (reserve van het 11de Linie, 8 ID Namen)
BEX Louis : °Z. 26.08.06, varkenskoopman Bergstraat, klas ’26 : mc. 111.73748 : 11de Linie cie. Depot, 43ste Linie bon.3 cie.9, 19de Linie cie. Depot, X ’32 Schoofs.
DUPAE Urbain : °Z. 13.05.06, mijnwerker Gippershoven, klas ’26 : mc. 111.73757 : 11de Linie cie. Depot, 43ste Linie bon.3 cie.10, 19de Linie cie. Depot, X ’35 Claes (*).
GELADE Clement : °Z. 11.01.06, landbouwer Stokstraat, klas ’26 : 11de Linie cie. Depot, 43ste Linie bon.1 cie.4, 19de Linie cie. Depot, X ’33 Timmermans, terug 10.06.40.
MARTENS Raymond : °Kozen 13.06.06, timmerman Anroye, Dekkenstraat, klas ’26 : mc. 111.73246 : 11de Linie cie. Depot; 43ste Linie bon.1 cie.2, 19de Linie, cie. Depot, X ’31 Vananroye, terug 01.06.40, +1967.
VANANROYE Emile : °Z. 07.06.06, Dekkenstraat, klas ’26 : mc. 111.73790 : 11de Linie, 43ste Linie bon.3 cie.11, 19de Linie cie. Depot, X ’32 Wanten.
* 20ste Linieregiment (reserve van het 11de Linie, 11 ID Leopoldsburg)
BENAETS Joseph : °Z. 03.08.14, landbouwer Tereyken, klas ’34 : mc. 111.85010 : 11de Linie, 20ste Linie bon.3 cie.12, mob. ’39.
BEX Herman : °Z. 03.02.13, mecanicien Tienweidestraat, klas ’33 : mc. 111.83135 : 11de Linie, 20ste Linie bon.3 cie.11, mob. ’39, terug 11.06.40.
BEX Sylvain : °Z. 18.06.13, brouwersgast-varkenskoopman-voerman Bergstraat, broer van Louis, klas ’33 : mc. 111.82072, 20ste Linie bat.4, cie.13, X ’39 Vandendeyck, mob. ’39, terug 11.06.40, + ST. 26.05.92 (*).
CLAES Josephus : °Z. 16.02.15, landbouwhelper Dekkenstraat, klas ’35 : mc. 111.85591 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2, cie.6, mob. ’39, terug 10.06.40, +Z. 10.06.83.
COLEMONTS Henri : °Z. 19.04.15, mijnwerker Roosbeekstraat, klas ’35 : mc. 111.85593 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.6, X ’38 Vananderoye, mob. ’39.
ENGELBOSCH Guillaume : °Z. 28.06.14, plafonneerder Tereyken, klas ’33 : mc. 111.82084 : 11de Linie, 20ste Linie bon.4, cie.13, X ’37 Vanmechelen, mob. ’39, terug 10.06.40, + ST. 19.11.88 (*).
GILISSEN Alfons : °Z. 27.09.10, landbouwscheikundig ingenieur-fruitteler Kerkstraat, klas ’35 : mc. 111.84078 : 11de Linie, sergeant, 20ste Linie bon.2, cie.6, X ’38 Vanstapel, mob. ’39, + Leuven 14.12.77.
HENDRIX Martin : °Z. 13.08.12, nachtwaker, klas ’33 : mc. 111.82581 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.6, mob. ’39, terug 10.06.40, gemeentekantonnier Eynestraat, + Z. 19.02.90 (*).
HOUBRECHTS Robert : °Z. 20.10.12, handwerker-kleermaker Bergstraat, broer van Modest, klas ’32 : mc. 111.80970 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.5, mob. ’39, korporaal oorlogsvrijwilliger ’45, X ’47 Kempeneers.
KNAPEN Leopold : °Z. 08.12.14, handwerker d’Oye, klas ’34 : mc. 111.84891 : 11de Linie, 20ste Linie bon.3 cie.11, mob. ’39, X ’46 Hontiens.
LEEMANS François : °Z. 18.09.12, bakker Dekkenstraat, klas ’32 : mc. 111.80981 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.5, mob. ’39, terug 10.06.40, X ’44 Hendrix.
LEEMANS Hubert : °Z. 18.01.12, parketbediende Stippelstraat, klas ’32 : mc. 111.80321 : 11de Linie, sergeant, 20ste Linie bon.4 cie.15, mob. ’39, X ’44 Neven.
NEVEN Frans : °Z. 20.09.14, landbouwer Anroyestraat, klas ’34 : mc. 111.84897 : 11de Linie, 20ste Linie bon.3 cie.11, mob. ’39, terug 09.06.40, X ’43 Drossin, + ST. 29.07.92.
NEVEN Florent (Louis Joseph) : °Z. 28.08.12, landbouwhelper Stippelstraat, klas ’33 : mc. 111.82762 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.8, later cie. Depot , mob. ’39, X ’40 Smets.
ONKELINX Maurice : °Z. 01.08.14, landbouwer Dorp, klas ’35 : mc. 111.85618 : 11de Linie bon.2 cie.6, mob. ’39, +ST. 01.03.85 (*).
OTTEN Louis : °Z. 19.01.14, schrijnwerker Startelstraat, broer van Henri, klas ’34 : mc. 111.85047 : 11de Linie, 20ste Linie cie. Staf, mob. ’39, terug 11.06.40, X ’44 Appeltans.
OTTEN Martin : °Z. 14.07.15, landbouwer Stokstraat, klas ’35 : mc. 111.85619 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.6, X ’35 America, mob. ’39.
PIJFFEROEN Victor Eduard : °Wellen 24.04.14, Tereyken, klas ’34 : mc. 111.84833, X ’38 Sauwens, vermoedelijk overleden tussen 10.04.43 en 31.12.45 op ongekende plaats.
PRIEMEN Joseph : °Z. 21.02.14, landbouwhelper Stippelstraat, klas ’35 : mc. 111.85622 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.6, X ’38 Jacobs, mob. ’39.
SPELMANS Jozef : °Z. 09.06.13, schrijnwerker d’Oye, broer van Theofiel, klas ’33 : mc. 111.82114 : 11de Linie, korporaal, 20ste Linie bon.4 cie.3, X ’37 Suelze, mob. ’39, krijgsgevangene-oorlogsinvalide, + ST. 01.09.85 (*)
SPELMANS Theophile : °Z. 30.08.11, metselaarsgast d’Oye, klas ’32 : mc. 111.80495 : 11de Linie, korporaal, 20ste Linie bon.4 cie. 13, terug 10.06.40, medestichter V.K. Zepperen, + ST. 03.12.92.
VANANROYE Joseph : °Z. 15.04.12, mijnwerker Roosbeekstraat, klas ’32 : mc. 111.81010 : 11de Linie, 20ste Linie bon.2 cie.5, X ’39 Creten, mob. ’39, +1967 (*)
VANORBEEK Louis : °Z. 26.05.13, landbouwer Bergstraat, klas ’35 : mc. 111.82130 : 11de Linie, 20ste Linie bon .4 cie.13, klas ’33/’35, X ’37 Nijs, mob. ’39, terug 10.06.40, +21.04.55.
* 21ste Linieregiment (8 ID Namen)
MUERMANS Hubert Joseph : °Hees 25.05.01, kloosterling Kasteelstraat ’28-’48 en ’63-’66, klas ’24 : mc. 198.22765 : 2de Geneeskundig Korps, 21ste Linie : geneeskundige cie., mob. ’39, Pater Christiaan, overste van het klooster ’42-’48, +Z. 26.07.66.
* 28ste Linieregiment (2 ID tussen Hoei en Luik)
BEX Emile : °Z. 23.09.10, metselaar d’Oye, klas ’30 : mc. 101.77852 : 1ste Linie, 29ste Linie bon.3 cie.11, 44ste Linie bon.3 cie.11, X ’35 Schoofs, mob. ’39, terug 03.06.40.
29ste Linieregiment (reserve van het 11de Linie, 11 ID Leopoldsburg)
BEX Frans : °Z. 24.07.15, fabriekswerker d’Oye, broer van Emile, klas ’35 : mc. 111.86210 : 11de Linie, 29ste Linie/7de Linie, mob. ’39, terug 10.06.40, X ’41 Thijs (*).
FRANSSEN Joseph : °Koersel 09.08.11, mijnwerker, klas ’31 : mc. 112.80434 : 12de Linie, X ’33 Bex, mob. ’39 (*).
HANSOUL Henri : °Z. 26.10.13, Eynestraat, broer van Marcel, klas ’33 : mc. 111.83266 : 11de Linie, 29ste Linie, mob. ’39, terug 01.06.40, secretaris NLVC, X ’45 Timmermans.
NEVEN Jerôme : °Z. 04.09.15, landbouwer Stippelstraat, broer van Luis Joseph, klas ’35 : mc. 101.83572 : 1ste Linie, 29ste Linie bon.3 cie.12, mob. ’39, terug 11.06.40, +Z. 18.10.84.
PLUYMERS Pieter Joseph : °Wellen 16.01.13, mijnwerker Gippershoven, klas ’33 : mc. 101.81559 : 1ste Linie, 29ste Linie bon.3 cie.11, X ’36 Broen, mob. ’39.
PULINX Antoine : °Z. 25.10.14, d’Oye, klas ’34 : mc. 111.83266/84018 : 11de Linie, 29ste Linie, mob. ’39, krijgsgevangene, X ’42, +ST. 12.03.93.
SCHOOFS René : °Z. 26.04.15, mijnwerker Stokstraat, klas ’35 : mc. 111.85248 : 11de Linie 3de cie. klein geschut, 29ste Linie, mob. ’39, X ’42 Vanbrabant.
THIJS François : °Z. 05.05.15, fabriekswerker-dorser, later brouwer d’Oye, klas ’35 : mc. 111.85253 : 11de Linie 3de cie. klein geschut, 29ste Linie, mob. ’39, terug 10.06.40, X ’44 Gorreux, OCMW-voorzitter, gemeenteraadslid, + ST. 21.11.92 (*).
VANOIRBEEK Joseph : °Z. 17.01.14, landbouwer-autovoerder Startelstraat, klas ’35 : mc. 169.10299 : 14de Linie, 29ste Linie, mob. ’39, terug 12.06.40.
* 31ste Linieregiment (15 ID Albertkanaal Lier)
ARNAUTS Clement Urbain Laurent : °Z. 07.12.08, molenaarszoon Stationsstraat, klas ’28 : mc. 112.76096 : 12de Linie 3de inf. batterij, vertrok in ’30 naar Frankrijk, mob. ’39.
* 37ste Linieregiment (reserve van het 11de Linie, Albertkanaal 16 ID Lier)
OTTEN Lambert : °Z. 17.06.11, handwerker-landbouwer Startelstraat, broer van Henri, klas ’31 : mc. 111.80190 : 11de Linie, 37ste Linie bon.2 cie.7, mob. ’39, terug 08.06.40.
* 39ste Linieregiment (18 ID Kasterlee)
BONNEUX Edouard : °Z. 17.05.20, onderwijzer Stationsstraat, klas ’39 : mc. 109.84787 : 9de Linie Schoolcie., sergeant KRO, 39ste Linie cie. 8, X ’42 Mommen, ’46 naar De Panne.
* 41ste Linieregiment (reserve van het 11de Linie, 16 ID)
AMERICA Louis : °Z. 07.12.08, molenaarsgast Dekkenstraat, klas ’28 : mc. 111.75420 : 11de Linie, 41ste Linie bon.2 cie.7, X ’34 Schoofs, mob. ’39, korporaal, krijgsgevangene Stalag XIB en oorlogsinvalide, +Z. 03.09.85 (*).
BAMPS Ernest : °Z. 10.11.08, landbouwer Startelstraat, klas ’28 : mc. 111.75245 : 11de Linie, 41ste Linie bon.2 cie.5, X ’39 Vanoirbeek, mob. ’39 (*).
CLAES Camille : °Ulbeek 17.07.09, dagloner Gippershoven, klas ’29 : mc. 111.76915 : 11de Linie, 41ste Linie bon.3 cie.10, X ’33 Tournel, kantonnier, mob. ’39, +1969 (*).
DERWAEL Jules : °Z. 16.02.08, schrijnwerker Startelstraat, klas ’28 : mc. 111.75254 : 11de Linie, 41ste Linie bon.2 cie.5, X ’38 Schiffeleers, mob. ’39, krijgsgevangene, +ST. 13.01.80.
GELADE Edmond : °Z. 27.06.08, Dorp, klas ’28 : mc. 111.75435 : 11de Linie, 20ste Linie cie. Depot, 41ste Linie bon.2 cie.7, X ’31 Mommen, X ’46 Coopmans (*).
HANSOUL Josephus : °Z. 05.09.10, bakker-mijnwerker Klein-Dekkenstraat, klas ’30 : mc. 111.774228 : 11de Linie, 41ste Linie, mob. ’39.
HEEREN Joseph : °Z. 16.05.08, mijnwerker Roosbeekstraat, klas ’28 : mc. 111.75439 : 11de Linie, 20ste Linie cie. Depot, 41ste Linie bon.2 cie.7, krijgsgevangene, moest werken aan wegenaanleg Herman Göringwerke.
JAMMAERS Florent : °Z. 17.02.11, landbouwer Dekkenstraat, klas ’31 : mc. 111.79618 : 11de Linie, 41ste Linie bon.3 cie.10, mob. ’39, +ST. 08.11.86.
KNAPEN August : °Z. 08.12.08, landbouwhelper Driesstraat, klas ’28 : mc. 111.75613 : 11de Linie, korporaal, 20ste Linie cie. Depot, 41ste Linie bon.3 cie.9, X ’30 Vanbergen, krijgsgevangene en weggevoerde, + ST. 15.08.79 (*).
KNAPEN Joseph : °Z. 12.12.11, landbouwer-fruitteler Eynestraat, klas ’31 : mc. 111.79614 : 11de Linie, korporaal, 41ste Linie bon.3 cie.10, X ’39 Kleykens, mob. ’39, +Z. 01.05.81 (*).
SCHOOFS Gustaaf : °Z. 01.10.11, voerman Stippelstraat, zoon van (Philo)Mena Priemen, klas ’31 : 111.80007 : 11de Linie, 20ste Linie cie. Depot, 41ste Linie bon.2 cie.8, X ’34 Strauwen, krijgsgevangene, +ST. 18.08.88 (*).
SOUWENS Leo : °Alken 26.01.09, gaswerker-mijnwerker d’Oye, klas ’29 : mc. 111.76877 : 11de Linie, 41ste Linie, X ’31 Wanten, mob. ’39, krijgsgevangene.
SPELMANS Louis : °Z. 30.03.10, metselaarsgast d’Oye, broer van Theofiel, klas ’31 : mc. 111.80012 : 11de Linie, 41ste cie. Staf, mob. ’39, X +-’41 Vanoirbeek, als burger gedood door opgeraapte granaat + Brustem 13.07.45.
STRAUVEN (Xavier) Fernand : °Ord. 25.07.10, mijnwerker Bergstraat, klas ’30 : mc. 111.78115 : 11de Linie, 41ste bon.2 cie.6, X ’37 Benaets, mob. ’39, krijgsgevangene.
VANANROYE François : °Z. 18.03.18, dagloner Anroyestraat, klas ’30 : mc. 111.77472 : 11de Linie, 20ste Linie cie. Depot, 41ste bon.2 cie.8, X ’31 Renaers, krijgsgevangene (*).
VANDENDWIJE Antoine : °Hoepertingen 09.05.10, mijnwerker-boomsnoeier Gippershoven, klas ’30 : mc. 111.78443 : 11de Linie, X ’32 Vanandroye, in ’36 naar Erps-Kwerps.
VANGEEL Urbain Guillaume Jos. : °ST. 29.08.09, d’Oye, klas ’29 : mc. 111.76889 : 41ste Linie bon.3 cie.9, X Haven, mob. ’39.
* 42ste Linieregiment (reserve van het 12de Linie) (15 ID Albertkanaal Lier)
CLABOTS Isidore : °Aalst 10.09.08, hoefsmid, klas ’28 : mc. 112.76100 : 12de Linie cie.1, 42ste Linie cie.2, later Staf, X ’32 Neesen, mob. ’39, +ST.07.01.90 (*).
HAMONTS Florent : °Z. 12.10.07, accijnsbediende-handelaar-landbouwer Gippershoven, klas ’27 : mc. 112.74844 : 12de Linie, 42ste Linie bon.3 cie.12, X ’30 Meekers, mob. ’39, terug 03.06.40.
HECHTERMANS François : °Z. 01.07.09, varkenskoopman Eynestraat, klas ’29 : mc. 112.77312 : 12de Linie, 42ste Linie bon.2 cie.7, mob. ’39, X ’42 Kempeneers, + ST. 29.06.60.
NIJS Evariste : °Ord. 26.05.09, fruithandel Kerkplein, klas ’29 :mc. 112.77399 : 12de Linie, 42ste Linie bon.2 cie.8, mob. ’39, X ’45 Lambrechts.
THIJS Robert : °Z. 13.10.09, metselaar Dorp, klas ’29 : mc. 112.77260 : 12de Linie, 42ste Linie bon.2 cie.6, 1ste regiment Leger Artilleurs. Batterij Depot en park, X ’32 Treunen, Klein-Dekkenstraat, mob. ’39, terug 10.06.40, + ST. 22.12.81.
VANANROYE Firmin : °Z. 06.01.08, mijnwerker Klein-Dekkenstraat, klas ’28 : mc. 112.75602 : 12de Linie, 42ste Linie bon.2 cie.6, X ’35 Wintmolders, mob. ’39, +19.08.1965.
* 43ste Linieregiment (reserve van het 11de Linie) (15 ID Albertkanaal Lier)
AMERICA Guillaume : °Z. 12.06.1907, landbouwer Klein-Dekkenstraat, broer van leraar Henri (klas ’34, mc. 111.83602, in ’38 reserve-onderluitenant in het 11de, Halle-Booienhoven), klas ’27 : mc. 111.74523 : 11de Linie, 43ste Linie bon.2 cie.6, X ’37 Vrancken, mob. ’39, krijgsgevangene, +ST. 27.09.90 (*).
DANIELS Jean : °Z. 05.09.07, houtzager Klein-Dekkenstraat, klas ’27 : mc. 111.74468 : 11de Linie, 43ste Linie bon.2 cie.5, mob. ’39, terug 09.06.40.
ENGELBOSCH Joseph : °Z. 19.03.06, plafonneerder Tereyken Bergstraat, klas ’26 : mc. 111.73460 : 11de Linie cie. Depot, 43ste Linie bon. 2 cie. 5, 19de Linie cie. Depot, X ’31 Vanmechelen, gesneuveld Passendale 27.05.40 (*).
KNAPEN Jozef : °Z. 27.01.06, landbouwhelper Eynestraat, klas ’27 : mc. 111.74902 : 11de Linie, 43ste Linie bon.3 cie.12, mob. ’39, X ’45 Vanmechelen, voorzitter Oudstrijders ’40-’45, +Z. 14.02.72 (*).
LEUNEN Henri : °Rijkel 12.06.07, dagloner Eynestraat, klas ’27 : mc. 111.74493 : 11de Linie, 43ste Linie bon.2 cie.5, X ’30 Bex, mob. ’39 (*).
OTTEN Henri : °Z. 13.09.04, landbouwer Startelstraat, klas ’24 : mc. 111.74914 : 11de Linie, 43ste Linie bon.3 cie.11, mob. ’39, terug 10.06.40.
PLEVOETS Emile : °ST. 12.10.07, zandvormer-mijnwerker d’Oye, Klein-Dekkenstraat, klas ’27: mc. 111.74602 : 11de Linie, 43ste Linie bon.2 cie.5, 19de Linie cie. Depot, X ’30 Knapen, mob. ’39, terug 11.06.40.
STRAUVEN Henri : °Z. 19.05.07, mijnwerker Anroye, klas ’27 : mc. 111.74927 : 11de Linie, 43ste Linie bon.3 cie.11, 19de Linie cie. Depot, X ’29 Dani‘ls, mob. ’39 (*).
* Artillerieregiment van het Cavaleriekorps
VANOIRBEEK Pierre : °Z. 14.07.15, burgerlijk conducteur, zoon van August Vanoirbeek, gemeenteontvanger sinds 1906, Dorp, X Renaerts, klas ’38 : mc. 169/11926, Artillerieregiment van het Cavaleriekorps, schoolbatterij, Adjudant KRO, sinds 06.06.45 : Autovervoerkorps cie. Depot, verlof 06.06.45, leraar Industri‘le Hogeschool van het Rijk, +ST. 07.05.85 (*).
* 2de Artillerieregiment (2 ID tussen Hoei en Luik)
PRIEMEN Herman : °Z. 13.04.18, landbouwhelper Stippelstraat, klas ’37 : mc. 152.21077, mob. ’39, weggevoerde, + ST. 30.09.89.
* 5de Artillerieregiment (8 ID Namen)
JACQUES René : °Brustem 27.01.07, handwerker Roosbeekstraat, klas ’27 : mc. 153.16015 : 3de Artillerie, 5de Artillerie groep 2, batterij 5, X ’35 Benaets, mob. ’39 (*).
* 8ste Artillerieregiment (4 ID Albertkanaal Bilzen)
VAN LANGENHOVE Albert : °Lebbeke 14.10.16, fietsenmaker, klas ’36 : mc. 158.17289, X ’39 Knapen, gesneuveld Wolvertem 16.05.40.
* 9de Artillerieregiment (11 ID Leopoldsburg)
GELADE Louis “Tibby”: °Hasselt 20.07.06, molenaarsknecht Vanschoenwinkel Kerkplein, klas ’28 : mc. 158/11879: 8ste Artillerie, 9de Artillerie groep 3 batterij 9, X ’36 Bollen (*).
VANANROYE Emile : °Z. 11.10.07, landbouwer Beurs, klas ’28 : mc. 158.12080, of 8ste Artillerie.
* 15de Artillerieregiment (IIIde Legerkorps Luik-Limburg)
BEX Henri : °Z. 16.02.20, varkenshandelaar Dekkenstraat, klas ’39, terug op 01.06.40, X ’44 Robijns, naar Rijkel.
CREMERS Leon : °Alken 12.04.11, mijnwerker Stippelstraat, klas ’31 : mc. 165.12625 : 15de Artillerie groep 1 batterij 1, X Appeltans, mob. ’39, weerstander, doodgeschoten +Z. 11.01.44.
HECHTERMANS Adolf : °Z. 23.04.15, Roosbeekstraat, klas ’35 : mc. 165.15090 : 15de Artillerie groep 1, batterij 2, brigadier, mob. ’39, X ’41 Thijs, weerstander (*).
HENDRIX Maurice : °Z. 01.07.12, bediende Dekkenstraat, broer van Arthur, mc. 280.2483 : 3de Geneeskundig Korps, 15de Artillerie groep 6 Staf, mob. ’39, X ’44 Benaets.
VANANDROYE Albert : °Z. 01.01.21, mijnwerker Kogelstraat, klas ’40 : mc. 265.942 : 15de Artillerie, +04.10.45.
VANMECHELEN August : °Z. 15.03.20, handwerker Bergstraat, X ’42 Toelen.
* 33ste Artillerieregiment
HONTIENS Maurice : °Z. 04.07.20, landbouwhelper Stationsstraat, klas ’40 : mc. 265/1357 : 15de Artillerie, 33ste Artillerie batterij 10, weggevoerde, + ST. 01.04.74 (*).
* 34ste Artillerieregiment
SCHOOFS Jozef : °Z 16.01.1921, handwerker Stokstraat, klas ’40 : mc. 254.3607 : Leuven, politiek gevangene nr. 52.456, +Z. 08.09.48.
* 2de Regiment grondverdediging tegen vliegtuigen
DANIELS Joseph : °Z. 26.01.13, autovoerder-fruit Dekkenstraat, klas ’33 : mc. 247.3657 : Automobiel Vervoerkorps, X’36 Vandeloo, mob. ’39, +ST. 29.08.88.
* Transmissietroepen
NEVEN Jozef : °Z. 27.06.19, landbouwer Stippelstraat, broer van Louis Joseph, klas ’38 : mc. 12.460 : Overseiningstroepen bon.1 cie.3, T.Tr. 9 D.I.
ROOSEN Theofiel : °Z. 15.08.10, electricien Startelstraat, klas ’30 : mc. 289.3999 : C.S.Tr. 1ste D.I., X ’39 Dujardin, mob. ’39.
* 3de Geniekorps
STEUKERS Jozef (Louis) : °Z. 15.10.07, mijnwerker-werktuigkundige-fietsenmaker Dekkenstraat, klas ’27 : 176.10180 : 3de Genieregiment, LD 1. bon.genie 17 cie.1, X Pulinx, terug 10.06.40.
* 21ste Geniebataljon
DANIELS Louis : °Z. 09.02.04, fabriekswerker Klein-Dekkenstraat, klas ’24 : 111.71428 : D.A. 3 3 T.A. W.13 Hasselt, Verkeers en inrichtingswachters bon.37 cie.2, sergeant, terug 02.06.40.
* 2de Transportkorps
GILISSEN François : ° Z. 05.06.1904, fruithandelaar Kerkstraat, klas ’24 : mc.171.5147 : 11de Linie bon.2 cie.7, mob. ’39, X ’44 Hayen, + Z. 30.07.77.
POELMANS Auguste : ° 10.01.04, fruithandelaar d’Oye, klas ’24 : mc. 111.71265 : 11de Linie, X ’26 Vanmechelen,, mob. ’39 (*)
VANOIRBEEK Henri : °Z. 17.09.16, fietsenmaker Klein-Dekkenstraat, klas ’36 : mc. 190.16334 : II C.A.A.R.M Vervoerkorps 2de Infanteriedivisie 1 PAMA (1re peloton automobile munitions d’artillerie), mob. ’39, terug 10.06.40, X ’46 Radoes.
* 3de Geneeskundig korps
BENAETS François : °Z. 06.03.15, landbouwer Bergstraat, broer van Marc, klas ’35 : mc. 280.4015 : Geneeskundig Korps III/C.A., mob. ’39, krijgsgevangene, +ST. 22.04.94 (*).
JACQUES Frederic : °Z. 24.11.03, mijnwerker-leurder Gippershoven, klas ’23 : mc. 198.22455 : 3de Geneeskundig Korps, X ’39 Creten, terug 01.06.40, +Z. 01.03.68 (*).
KNAPEN Romain : °Z. 18.06.15, landbouwhelper Eynestraat, broer van Pieter Joseph, klas ’35 : 279.5398 : 2de Geneeskundig Korps.
LOWET Josephus Stephanus : °Schalkhoven 24.09.08, kloosterling Kasteelstraat, overste ’38-’42, klas ’28 : mc. 280.2291 : 3de Geneeskundig Korps 4de Infanteriedivisie, mob. ’39, provinciaal overste ’52-’61, +Kortenberg 16.10.82.
PIRARD Leonard : °Hoepertingen 01.06.08, dagloner Tereyken, klas ’28 : mc. 280.1002 : 3de Geneeskundig Korps, X ’33 Renckens, mob. ’39.
THIJS Eduard : °Z. 08.10.18, handwerker Dorpsstraat, klas ’38 : mc. 280.5414 : 3de Geneeskundig Korps, bediende bij de N.L.V.C., + ST. 16.12.93.
THYSSEN Antoon Pieter Joseph : °Bilzen 10.01.08, kapelaan Kerkplein, klas ’29 : mc. 280.1540 : 3de Geneeskundig Korps, sergeant, mob. ’39.
* 4de Geneeskundig Korps
NEVEN René : °Z. 29.04.10, electricien Gippershoven, broer van Gustaaf, klas ’30 : mc. 281.2098, X ’39 Leemans, mob. ’39.
2de Intendancecompagnie
ALLES Edouard : °Hoeleden 06.01.03, molenaar Stationsstraat, klas ’23 : mc. 197.45527, X ’26 Dendas, mob. ’39 (*).
* 3de C. Intendance b.
PHILIPPAERTS Christiaan : °Z. 16.05.01, mijnwerker Dekkenstraat, klas ’21 : mc. 197.42131 : 3de C.I., 1ste Provianddienst van Luik cie.1, X ’35 Coppers, mob. ’39, +1949.
RENOTTE Camille : °Z. 10.04.18, bakker d’Oye, klas ’37 : mc. 277.1551 : 3de Intendancekorps 11 D.I., mob. ’39, X ’42 Jacobs, + Z. 05.04.81.
* Rijkswacht
VRANCKEN Joseph : °Z. 16.04.14, Stationsstraat, klas ’34 : mc. 111.84930 : 11de Linie, ’36 rijkswachter +ST. 14.11.89.
HANSOUL Guillaume “Jim” : °Z. 04.07.11, schrijnwerkersgast Eynestraat, broer van Marcel, klas ’31 : mc. 112.80841 : 12de Linie, korporaal, sinds 16.03.34 Grenswielrijders Maaseik, X Dalemans, later adjudant-rijkswachter, +Rochester (Minnesota USA) 14.02.68.
LEEMANS Evarist : °Z. 23.01.08, mijnwerker Gippershoven, klas ’28 : mc. 112.76133 : 12de Linie bon.1 cie.2, sinds 16.04.30 rijkswachter, X Renaerts, +28.07.53
Diverse
BAMPS Marcel : °Z. 30.05.19, landbouwer Startelstraat, broer van Ernest, klas ’38 : mc. 181.21620 : Regiment verkeerstroepen. bon. Spoorweg cie. Wegen en werken, later bon.2 cie.6, mob. ’39.
BOLLEN Ernest : °Z. 13.05.10, fruithandel-boomkweker Stippelstraat, klas ’30 : mc. 112.78932 : 12de Linie, Grensfietsers, X ’37 Hayen, mob. ’39, + ST. 28.08.88.
FRANSSEN No‘l : °Antwerpen 11.07.10, kloosterling Kasteelstraat ’39-’45 en ’60-’64, ondermeer pastoor in Gotem, +Sint-Truiden 02.12.78.
HAYEN Ernest : °Z. 01.08.06, landbouwer Eynestraat, klas ’27 : mc. 214.5494 : Groot Legerpark L.D. 4, X ’34 Vanorbeek (*).
HECHTERMANS Frans : °Z. 11.12.09, X Hayen, + ST. 09.03.82.
HENDRIX Eduard : °Z. 05.01.20, horlogemaker Dekkenstraat, aangifte oorlogsschade, X ’45 Gilissen.
HENDRIX Arthur : °Z. 17.07.09, beroepsvrijwilliger Dekkenstraat, klas ’29 : mc. 111.77013 : 11de Linie, vanaf 30.04.34 Grenswielrijders, krijgsgevangene, X ’46 Thijs.
LEEMANS Joseph, Stippelstraat, broer van Henri, mc. 169.11579 : x. Artillerieregiment, mob. ’39.
MAURISSEN Jozef : °Bilzen 08.02.08, kloosterling Kasteelstraat ’37-’41, ondermeer econoom, +Anderlecht 16.05.79.
MOMMEN Raymond : °Z. 12.12.18, spoorwegbediende-herbergier station Ordingen, X ’40 Bex, + ST. 15.03.69.
NIJS Jozef : °Z. 14.03.09, Eynestraat, klas ’31 : mc. 111.79630 : 11de Linie, X ’33 L’Hoyes, in ’34 naar Wellen, krijgsgevangene, In een Duits gevangenkamp werd iedere avond verlangend uitgezien naar zijn komst. Steeds had hij wat bij, en zo weinig of zoveel het was, het werd broederlijk gedeeld met de hongerige makkers, +Leuven 30.07.58.
SARRAU Clemens : °Donk 25.5.09, kloosterling Kasteelstraat ’37-’45, econoom en leraar, +Bure 07.09.60.
SAUWENS Alfons Albert : °Ulbeek 06.10.15, mecanicien Gippershoven, klas ’35 : mc. 181.20440 : Regiment verkeerstroepen. Spoorwegtroepen 2 Bie cie. 3, 41ste Linie bon.3 cie.9, X ’39 Derwa, mob. ’39.
SCHOOFS Jozef : °Z. 16.01.21, handwerker Stippelstraat, zoon van Mena Priemen, soldaat zoals zijn twee broers Gustaaf en René, krijgsgevangene, aangehouden door Gestapo en als politiek gevangene nr. 52456 in vijf concentratiekampen geweest. Keerde als een wrak terug. Vrijgezel, invalide, +Z. 08.09.48.
THIJS Marcel : °Z. 29.03.20, klas ’39, landbouwhelper Roosbeekstraat, broer van Lambert, krijgsgevangene 23.08.40, X ’43 Hendrix, later dienstknecht in Heks en Sint-Lambrechts-Woluwe.
VANANROYE Albert : °Z. 03.07.20, mijnwerker Roosbeekstraat, klas ’40 : mc. 267.1529 : 1ste Regiment grondverdediging tegen luchtvaartuigen, bon.2, opgeroepen op 29.02.40.
VANBERGEN Jozef : °Z. 30.01.03, mijnwerker Eynestraat, broer van gesneuvelde Emiel, klas ’23 : mc. 198.21294 : 2de Geneeskundig Korps, +Z. 31.08.63.
VANSCHOENBEEK Louis D.E. , 4de I.D., X Hechtermans, naar Hoepertingen.
Na de Bevrijding in september 1944
* 1ste Belgische Brigade Bevrijding
BOONEN Sylvain : °Z. 16.12.22, metselaar, klas ’42 : mc. 27767 : 1ste Belgische Brigade Bevrijding, bon.1 cie.4, in dienst 10.01.46.
VANSTRAELEN (Pieter) Jozef : °02.09.25, d’Oye, mc. 501/13945 sinds 29.12.44, op 07.04.45 Ist Infantry Brigade “Liberation”, III Batallion, B Company, later D Company (*).
* 3de Fuseliersbataljon
BOONEN Florent : °Z. 04.04.1924, Klein-Dekkenstraat, cie.1 of 2, vrijwilliger ’44, mc. F/3-206, sinds 13.10.44, weerstander (*).
DANIELS Georges : °Z. 14.10.1923, zoon van spoorwegbediende Eynestraat, oorlogsvrijwilliger mc. F/3-522, cie.5, sinds 12.10.44, X ’48 Bicking (Duitsland), officier, ambtenaar (*).
DRIESEN René : °Z. 24.01.23, boomsnoeier Bergstraat, 5de compagnie,vrijwilliger ’44, F/3-532, cie.5, sinds 17.10.44, verlof op 24.05.46 als 1ste sergeant bij de 3de Infanteriebrigade “R”, bon.1 karabiniers, cie 3., + ST. 25.09.80 (*).
LEEMANS Frans : °Z. 17.11.24, Klein-Dekkenstraat, vrijwilliger F/3-241 of 206, cie. 2, sinds 16.10.44, weerstander (*).
* 51ste Fuseliersbataljon
APPELTANS Victor : °Z. 19.01.21, timmerman Dekkenstraat, klas ’41 : mc. F53/442 : cie.5, ook : 19de Brigade bon.53 cie.3, sinds 22.05.45, verlof 10.05.46.
* 54ste Fuseliersbataljon (20ste Brigade)
APPELTANTS Gustave : °ST. 03.03.22, kernvormer gieterij Kogelstraat, klas ’42, mc. 54/32, sinds 09.07.45, cie.4, X Hontiens, verlof 19.04.46 (*).
BENAETS Louis : °Z. 05.01.22, Roosbeekstraat, klas ’42, mc. F54/110, sinds 09.07.45, cie.2 (*).
BEX Julien : °Z. 09.11.22, Bergstraat, klas ’42, mc. F54/133, sinds 09.07.45, cie.4.
BEX Marcel Emiel : °Z. 09.06.22, varkenshandelaar, zoon van Lambert, Dekkenstraat, klas ’42, mc. F54/135, sinds 09.07.45, cie.4, later 5de Infanteriebrigade bon.1 cie.5, verlof 17.07.46. (*).
BEX Xavier : °Z. 26.05.22, Klein-Dekkenstraat, klas ’42, mc. F54/136, sinds 09.07.45, cie.2.
* 55ste Fuseliersbataljon
BRIERS Edgard : °Ulbeek 16.07.22, d’Oye.
* 59ste Fuseliersbataljon
VANANROYE Guillaume : °Z. 31.05.20, d’Oye, klas ’41, cie. 4, sinds 26.06.45
* 2de Infanteriebrigade “IJzer”
BONNEUX Louis : °Kozen 09.04.15, beroepsmilitair, onderluitenant mc. 42877, Grenswielrijders, X ’43 Hechtermans, bon.3 cie.3, later 3de Infanteriebrigade werkhuizen Beverlo, gewapend weerstander.
* 3de Infanteriebrigade “Rumbeke”
BEUSEN Eduard : °Z. 08.05.22, mijnwerker Roosbeekstraat, vrijwilliger mc. 503/2870 bon.1 cie.3, ook : bon.1, cie.4 Workshops, sinds 14.02.45, verlof 01.02.46, X ’46 Philippaerts (*).
BEX (Julien) Jozef : °Z. 01.08.1921, garagist, Tienweidestraat, klas’41 : mc. 503/3574, sinds 10.01.45, cie. Ravitaillering T/Au, verlof 14.01.46, X Appeltans (*).
BEX Jozef (Camille): °Z. 25.04.1921, Dekkenstraat, klas ’41, vrijwilliger sinds 10.01.45, mc. 503/2871, bon.1, cie.4 Workshops (*).
KNAPEN André : °Rijkel 12.10.21, dagbladleurder-grondwerker-verzekeringsagent-postbode Roosbeek, Klein-Dekkenstraat, vrijwilliger 05.02.45 : mc. R1/580 : bon.1 cie.1 B.A.O.R., sinds 13.03.45 in eenheid, bon.3 cie. Staf, sergeant, verlof 11.07.46, weerstander, +ST. 11.03.82.
SCHOOFS Henri : °Hasselt 29.12.1923, zoon van de hoofdonderwijzer, Eynestraat, vrijwilliger 09.02.45, mc. 503.2988 : bon.1 cie.4 Workshops, later hogere officier geworden (*).
THIJS Lambert : °Z.°Z. 04.09.10, klas ’30 : mc. 111.78047 : 11de Linie. Vanaf 30.04.1934 beroepsvrijwilliger Grenswielrijder in VisŽ en Maaseik, oorlogsvrijwilliger, Gn II/367, Werkhuis, Sergeant beroeps-onderofficier.
* 4de Infanteriebrigade “Steenstrate”
VANBRABANT Jean : °Z. 26.12.25, klas ’45 : bon.3, cie.5, sinds 24.06.46.
* 5de Infanteriebrigade “Merkem”
BEX Jules “va Nielis” : °Z. 09.11.22, kleermaker Bergstraat, klas ’42 : bon.1 cie.5, verlof 17.07.46 (*).
BEX François : °Z. 26.05.22, handwerker Klein-Dekkenstraat, klas ’42, (1ste Jagers) cie.4, verlof 17.07.46 (*).
BENAETS Louis-August : °Z. 05.01.22, landbouwhelper Roosbeekstraat, klas ’42, (1ste Jagers) cie.4, verlof 17.07.46.
* 6de Infanteriebrigade
AMERICA Constant Albert : °Z. 13.09.24, mijnwerker Stippelstraat, klas ’44 : R1/6432 : bon. 11de Linie cie. Staf, verlof 16.12.46.
KNAPEN Constant : °Z. 11.06.24, Kogelstraat, bon.2 cie.4, sinds 28.01.46.
KNAPEN Georges : °Z. 13.08.24, tijdelijk gemeentebode, klas ’44 : mc. 506/2545 : bon.2 cie.4, sinds 28.01.46.
LEEMANS Alfons, bon.2 cie.4, sinds 28.01.46.
LEUNEN Maurice : °Z. 04.07.1924, bon.2 cie.1, sinds 26.01.46.
NEISS Norbert : °Tongeren 21.11.24, beenhouwersgast, klas ’44 : cie. Ravitaillering, peloton 2.
* 1ste Artillerie
BALDEWIJNS Michel : °Hoepertingen 03.12.24, autovoerder-bouwmaterialen Dekkenstraat, klas ’44, 3de Groep, 1ste Artillerie, verlof 15.12.46.
BASTENS René : °Z. 12.07.24, landbouwwerker Kasteelstraat, klas ’44 : mc. 551/131 : 2de Groep 1ste Artillerie bon.3, verlof 15.12.46.
BREESCH Henri : °Z. 27.06.24, klas ’44 : mc. 551/169 : 1ste Artillerie, bon. 3, verlof 15.12.46.
VANANROYE Jules : °Alken 26.12.24, handwerker Dekkenstraat, klas ’44 : 2de Artillerieregiment, 1ste Groep, verlof 11.05.46.
* 2de bataljon Genie “Westroozebeke”
BERTON Gerard : °Z. 31.01.22, komt van Groot-Gelmen als zoon van Toussaint, Roosbeek, vrijwilliger 13.10.44 : mc. GNII/1657, sinds 06.12.44, cie.12, verlof 04.04.46, X Hillebrant, +1969.
CRETEN Frans : zie 11de Linie.
GOVAERTS Joseph Lambert : °Z. 30.08.21, Tereyken, vrijwilliger, cie. 12, sinds 06.12.44.
* Wachtdienst Vliegveld Brustem
DEHAES Lucien : °Z. 11.06.21, Bergstraat, vrijwilliger 18.11.44, sinds 06.07.45 C.R.C.P./L., kamp 7, weerstander.
QUAREME (Jozef) René : °Z. 18.08.1923, Bergstraat, zoon van Guillaume Quarme, omgekomen in een Duits concentratiekamp, vrijwilliger 187.11.44, weerstander (*).
TIMMERMANS Maurice : °Z. 20.08.25, handwerker Roosbeekstraat, vrijwilliger 18.11.44 : mc. P/1-118 : C.R.C.P. Limburg, kamp 11 Zolder, verlof 16.05.46
VANANROYE Camille : °Z. 10.02.25, Bergstraat, vrijwilliger 18.11.44.
* Autovervoerskorps
COLEMONTS Gerard : °Astichy (Fr.) 01.02.25, Klein-Dekkenstraat, vrijwilliger ’44, cie. 1016, verlof 13.05.46.
HOUBRECHTS Robert °Z. 20.10.12, Bergstraat, mc. 111.80970; vrijwilliger sinds 15.01.45, mc. Au/25-40 : cie. 1025, korporaal, CRI/TAu sinds 21.02.45.
KNAPEN Florent “van Djangske” : °Z. 02.08.20, kleermaker Dekkenstraat, klas ’41, vrijwilliger mc. Au/29-99 : cie. 1029, sinds 23.05.45, omgekomen bij een militair ongeval +Sint-Agatha-Berchem 26.03.46 (*).
NEVEN Gaston : °Z. 01.02.20 : zoon van meester Neven, Stationsstraat, klas ’41 : cie. 1030, sinds 30.05.45, onderwijzer Velm (*).
PIRSON Antoine : °Alken 17.10.21, Dekkenstraat, klas ’41 : cie. 1031, sinds 06.06.45, X Vanmechelen, verlof 27.06.45.
PULINX Eduard : °Z. 27.02.45, bediende d’Oye, cie. 1031, sinds 06.06.45, X Neven.
RENCKENS Emile : °Z. 27.11.21, chauffeur Dekkenstraat, klas ’41 : cie. 1014, sinds 06.06.45, cie. 1031, verlof 06.07.46 (*).
RENOTTE Raymond : °Z. 27.10.21, d’Oye, cie. 1031 Workshop, sinds 06.06.45
* Sedichar
DEGRAEF Jozef : °Z.13.10.1921, schoenmaker Kasteelstraat, klas ’41, 2de compagnie/C.I./Sedichar, 30.04.45, X Vranken, +1969 (*).
DROOGMANS (Jozef) Basile : °Kozen 17.12.21, X Bex, Dekkenstraat, klas ’41, 2de compagnie/C.I./Groepering Sedichar, Bon Wacht I, cie. 1, 30.04.45, verlof 02.07.45 (*).
* Diverse
APPELTANS René : °Z. 17.04.25, Dekkenstraat.
BEUSEN Henri : °Z. 05.03.20, bakkersgast-mijnwerker Roosbeekstraat, X ’42 Suelze, 3de Intendancekorps Bakkerij, korporaal (*)
BILLEN Guillaume : °Z. 03.07.37, Stationsstraat.
HIELS Robert : °Basel (O.Vl.) 31.12.27, zoon van hovenier klooster Kasteelstraat, vrijwilliger, Versterkings- en opleidingsbataljon cie.3 sinds 03.05.45, 3de Houtvesterskorps Schonberg – Sankt Vith cie.2, korporaal.
KNAPEN Jan : °Kozen 16.12.24.
LEUNEN Domien : °Z. 20.04.25, Eynestraat.
PHILIPPAERTS Charles : °Z. 01.12.25, Bergstraat, vrijwilliger, mc. Ai/13695 : Dienst van het Vliegwezen, Administratief eskadriel, sinds 11.08.45, in ’45 te Bottisham (Eng.), X Vananroye (*).
ROEBBEN Joseph : °Z. 28.08.21, Eynestraat.
VAES Felix : °Kozen 18.07.12, Anroye, X Vananroye, Service d’Enlèvement et de Destruction des Engins Explosifs et d’Obstacles, sectie Limburg, sinds 07.03.45.
VANANROYE Guillaume : °Z. 31.05.20, klas ’41 : mc. F59/453, K.K. III Krijgsgevangenenkamp Houthalen wachtpelotons, verlof 11.07.46.

Belgisch memorandum 1940-1945. Glorie aan onze helden gestorven voor het vaderland en onze oud-strijders van den veldtocht 1940-1945.
Ged. Merk 56.772, fotokader oud gemeentehuis :
Overleden : Korp. A. Hontiens, Korp. E. L Renaerts en J.J. Engelbosch.
Adjt. M. Hansoul, Adjt. P. Vanoirbeek, Korp. L. America, Korp. M. Benaets, Korp. H. Beusen, Korp. Hechtermans, Korp. R. Hontiens, Korp. J. Knuts, Korp. E. Roebben, Korp. J. Spelmans, Korp. A. Vaes. E. Alles, G. America, J. Bamps, J. Beusen, A. Beusen, F. Benaets, E. Beusen, S. Bex, F. Bex, F. Bex, J. Bex, P. Claes, J. Clabots, F. Creten, J.J. Degraaf (?), J. Degraef, J. Degraef, R. Deckers, U. Dupae, G. Engelbosch, L. Geladé, J. Geladé, C. Hayen, M. Hendrix, M. Hontiens, R. Jacques, F. Jacques, P. Knapen, J. Knapen, A. Knaepen, J. Knuts, H. Leunen, L. Neven, A. Onkelinx, J. Peters, A. Poelmans, E. Renkens, G. Schoofs, H. Strauven, R. Thijs, F. Thijs, J. Thijs, H. Vanbergen, J. Vananroye, E. Vananroye, F. Vananroye, L. Weghmans en J. Franssen.
Vrijwilligers
Overleden : Knapen F.
Adjt. G. Dani‘ls, Adjt. H. Schoofs, Korp. R. Hiels, 1ste sgt. R. Driesen. G. Appeltants, L. Benaets, M. Bex, J.J. Bex, J. Bex, F. Boonen, J. Droogmans, F. Leemans, Philippaerts, G. Neven, J. Quarème en P. Vanstraelen.

De militairenlijst op dit kader is onvolledig.

Remacluskring 2010
versie zaterdag 12 april 2014

 

Wereldoorlog I

Wereldoorlog II

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close