Bomen in Zepperen

Bomen in Zepperen

 

Oude namen
De vroegste sporen van bossen en bomen zitten in oude plaatsnamen. Jules Marchal plukte er voor zijn Toponymie van Hoepertingen, Berlingen en Zepperen (doctoraatsdissertatie K.U. Leuven, 1952) uit de archieven. Bosnamen zoals het Armenbos, Begijnenbosje, Bergbos, Broedersbos, Broekbos, Bruninxbos, Dormaalbos, Duivelsbosje, Dwijebos, Elkersbos, Essenbos, Hoerenbosje, Kersbos, Sappoelenbosje, Sint-Blasiusbos, Thoelenbosje, Tpekebos en Zelisbos. Rode-namen verwijzen dan weer naar ooit op het bos gewonnen akkers zoals Anrode, Enrode, Gippersrode en Stippelsrode.
Ook opvallende bomen duiken in oude papieren op, zoals in 1425: ghelegen boven dat eixken, 1474: die capelle by die grote eyke, 1507: prope arborem dictam den abeel – een abeel is een witte lokale populierensoort – of 1748: onder de linde aen de kercke.

Oude kaarten

FerrariskaartZepperen1774detailLV
Ferrariskaart met in het oosten enkele bospercelen (grote bolletjes met schaduw). Dicht bij de woningen zie je boomgaarden (kleine bolletjes op rijen).
De donkere percelen met streepjes zijn natte grasbeemden.

Oude kaarten geven een goed beeld van de aanwezigheid van bossen in Zepperen. In 1774 moesten de leerlingen van de artillerieschool van Mechelen in de Oostenrijkse tijd onder leiding van generaal graaf de Ferraris ook het neutrale Luikerland in 1774 in kaart brengen. We zien nog enkele bospercelen in Tereyken en, buiten Zepperen, in het noordwesten naar Melveren toe. De boomgaarden sluiten kort aan bij de woonkernen. De illustratie hier bijgevoegd toont de afgelikte kaartversie, de kladversie in Wenen, on line, toont vaak meer details van beplanting.
Nog vroeger, rond 1748 geeft de Villaretkaart door Franse militairen een goed beeld van de begroeiing. Boeiend om te vergelijken met de Ferrariskaart, een kwarteeuw later.
Bij de opmaak van het Belgisch kadaster rond 1845 noteerden de landmeters per perceel het bodemgebruik om te kunnen belasten. Dat leverde ook een mooi gekleurde samenvattende kaart op. Die geeft hetzelfde beeld: twee bospercelen (geel) in Tereyken en voor het overige huisboomgaarden en vele beemden in de natte beekvalleitjes.

PercelenkaartZepperen1849LV

Hout was gewoon onmisbaar: van huizenskeletbouw en gevlochten wanden tot molenraderen en karrenwielen, van mutsaarden om brood te bakken tot houten watertonnen. Vooral sinds 1800 kwam de ingevoerde Canadapopulier op, met gemakkelijk te bewerken hout voor klompen en zelfs voor timmerwerk van bijgebouwtjes. Gemeenteweiden met canada’s, onder meer d’Oyebeemden, leverden het gemeentebestuur extra inkomsten op. In de gemeentebegroting van 1871 bijvoorbeeld was dat 3.000 frank op een totale ontvangst van 12.500 frank.
De levende hagen bakenden de weiden en hoven af. De meidoornhaag moest op 1,30 meter hoogte gesnoeid worden om het opdrogen van de aardewegen niet te beletten.
De grote ‘bloei’ van de hoogstamboomgaarden dateert pas van tijdens het interbellum in de jaren 1920-1930. Dat bewijzen de militaire stafkaarten uit die jaren. Na de tweede wereldoorlog veroverden de laagstamplantages geleidelijk het landschap.
De bomen rond het huis waren fruitbomen, notenbomen, vlierstruiken, … De notenbomen kregen het kwaad tijdens de eerste wereldoorlog, toen de Duitsers ze opeisten om geweerkolven van te snijden. Zo moest in februari 1916 voerder Alfons Strauven tien notebomen uit Zepperen naar het station van Sint-Truiden brengen. Daarbij de bomen bij Gilissen en Hayen en twee van baron de Pitteurs.

Scholier Maurice America (°1926) pende omstreeks 1938 dit opstelletje neer:
De Zepperse reus.
De meesterboom van ons dorp is gewist en zeker de notelaar van Felix Jamaers. Wie zou geen nootje willen van deze eeuweling? In zijn schaduw prijkt het gehucht d’Oye. Donker-groene klimopranken slingeren zich met hun vele vertakkingen vrij over zijn meer dan twee meter dikke stam. Zijn stevige wortelen zijn met fluweel groen mos bedekt, dat de afgevallen vruchten in een mals bedje dompelt, waar ze door de knapen gezocht, ontbolsterd, gekraakt en eindelijk lekker opgesmuld worden. In zijn hoge kruin houden enige babbelende eksters verblijf, in hun koepelvormige nesten. Hij wordt door de natuur zeer bevoordeeld. Het drinkbaar bronwater bruist zijn eeuwenlange tocht door de aderen langs het kronkelend beekje dat hem bespoelt. Wie zou zulke natuurschone kunnen schenden? In de oorlog werd hij bijna geveld, doch de diepe wonde in zijn stam heeft zijn onschuld gevrijwaard. Het Duitsche dwingelandij kon hem wel van pas komen om geweerkolven. Gelukkig hij bleef gespaard. Vergezeld door de vriendjes van zijn honderden zonen wiegt hij thans ongestoord heen en weer als stamvader van een grote notenfamilie in het weelderige Haspengouw. Door ieder is zijn overdreven grootte gekend en wordt hij beschouwd als oudste en aanzienlijkste notelaar van uren in ’t rond. Ik wens de ouderling nog vele jaren te zien groeien en fier zijn brede kruin verheffen naast de slanke takkenbos der populieren, als iets enigs in mijn geboortedorp.

Ook bij de Sint-Genovevakapel en –put stond tot voor enkele jaren een wilde paardenkastanje. Koster Antoine Vaes dichtte: Denkt nu aan voorbije tijden, aan een schoon maar vervlogen droom. Eén is er nog trouw gebleven, die prachtig grote kastanjeboom. Hij werd omgezaagd in 2016, verminkt door stormwinden, verzwakt door zwammen en bladverkleuringsziekte.
De drukke populierenbeplanting van de beemden zorgt er nog steeds voor dat de vochtige, lager gelegen delen visueel als een groene oase uitsteken boven het akkerlandschap.
In 1979 is de linde bij de kerkhofpoort omgezaagd. Daar bij de pastorie was er in 1865 eentje geplant ter vervanging van een voorganger. In 1980 werd een nieuwe linde van elders overgebracht. Prentbriefkaarten uit de jaren twintig tonen het kerkplein met bomen aan weerszijden. In de jaren zestig moesten deze verdwijnen voor autoparkeerplaatsen in asfalt. In 1989 werd het Sint-Genovevaplein heraangelegd en keerden enkele bomen terug, maar ook de langsparkings en de uitdeinende caféterrassen eisten hun plaats op.
De nuttige groenten- en kruidentuinen rond de woningen werden siertuinen tussen straat en huis: een Engelse grasveldstijl met boomgroepjes, bolacacia’s en borders bij bungalows in jaren zestig-tachtig, een strakke Franse stijl met geschoren buxushaagjes en klinkerzones in de jaren negentig.

Twee bijzondere bomen
De ‘Koning van Bernissembos’ werd een echte legende na een krantenartikel de marge van de Provinciale Tentoonstelling te Sint-Truiden in 1907. Het Bernissembos, genoemd naar de nabijgelegen vroegere commanderie van de Duitse Orde, strekte zich uit tussen de spoorlijn Sint-Truiden-Hasselt, de weg Kortenbos-Zepperen en de Stokstraat. Het sloot aan bij de grotere bossen meer noordelijk rond Nieuwenhoven. In Zepperen zelf was rond 1900 geen bos meer. De stadsbewoners en jeugdorganisaties deden een zomerse uitstap naar dit wandelbos met hazelnoten en gingen op een bank in de schaduw van de twee reusachtige eiken, de Koning en de Koningin, zitten (1). Daarbij werd de herberg van Truike Menten erg gewaardeerd voor zijn eenvoudige gerechten. De Koning viel neer voor de Provinciale Tentoonstelling 1907 in Sint-Truiden, de Koningin verdween al eerder. Het bos werd rond 1900 volop gerooid. Het was eigendom geworden van Octave de Pitteurs-Hiegaerts, die het te gelde maakte. Zo verdween dit recreatiedomein Nieuwenhoven avant-la-lettre.

StafkaartZepperen1914LV
Het Bernissembos staat nog op de militaire stafkaart uit 1914, maar was in feite al bijna helemaal gerooid

Het trotse België was in die jaren één van de rijkste landen in de wereld. Naar het voorbeeld van Luik twee jaar eerder organiseerden de Sint-Truidense notabelen ook hun ‘expositie’. De baron van ’t Speelhof, Henri de Pitteurs-Hiegaerts, was in die jaren trouwens provinciegouverneur. De Zepperse houtkoopmannen zoals burgemeester Ernest Jammaers, houthakkers zoals Guillaume Bex, berdzagers en klompenmakers waren in de hele streek gekend. Baron Felix de Pitteurs, broer van Octave, bouwde een stoomzagerij langs zijn nieuwe alcoholstokerij uit, maar ze werkte niet lang. Concurrentie kwam van de Sint-Truidense ondernemer Frans Claes, die het skelet van de Japanse toren in Laken bouwde, talloze gebouwen voor de nieuwe mijnen in de Kempen en een hele nieuwe stadswijk bij het spoorwegstation oprichtte.
In de Stem van Haspengouw, eigenlijk de Sint-Truidense zaterdagkrant De Tram die een paar jaar die naam droeg, verscheen op 8 september 1907:
Eene gevallen grootheid.
De Koning van Bernissembosch, de kolossale eikenboom, gekend gansch de provincie door, heeft verleden week zijne kruin neergelegd voor de krachtige bijl van den bedreven kapper-houtkoopman de h. Guill. Bex van Zepperen. Nadat hij de zware takken, waaronder van 2 meter omtrek, afgekapt had, wat zeker geen gemakkelijk werk was, werd er een bed van 1.000 mutsaarden opgemaakt, opdat de Koning in het neervallen zich niet zou bezeeren, dat hij, van zijne takken ontdaan nog een gewicht had van 20.000 kilo’s.
Die reusachtige eik was aangekocht door den gekenden houtkoopman Ernest Jammaers, de burgemeester van Zepperen, van wien de ondernemer Frans Claes van Sint-Truiden, hem overgenomen heeft, als beschikt voor de tentoonstelling van deze stad, en waartoe hij zeker een grooten toeloop zal uitlokken; immers, deze eik is niet alleen de schoonste boom van Limburg, maar van gansch het land. Hij heeft eene lengte rechte stam van tien meters, op de helft van 4 m. omtrek, den doorgaande kop 9 m. lang op 3 m. omtrek.Eene bijzonderheid: Koopman Ernest Jammaers had een tweeden kapper, Peter Botti van Zepperen, aangesteld om den eik te helpen losmaken, en daar deze des morgens heel vroeg was opgetrokken, was hij reeds aan het werk eer G. Bex aan den anderen kant aankwam en er ieverig begon te arbeiden; zoodat hij zijnen medewerker aan de andere zijde des booms slechts bemerkte, toen hij het ontbijt ging nemen dat hem nu des te beter smaakte. Eer aan onze mannen van Zepperen, zoo kooper als boomkappers.
P.S. Ik had bijkans vergeten te zeggen, dat de kostprijs van dien zwaarwichtigen boom 1.505 frank is.

KoningBernissembos1907gesnedenLV
Paul Van Oirbeek, zoon van de ‘Professor’ bij de gevelde reuzenstam, deel van een stereofoto

In de augustusdagen 1914 kwam het Bernissembos en de herberg bij Truike nog tragisch in het oorlogsnieuws: een eskadron rustende Belgische verkenners te paard werd er verrast door de oprukkende Duitse hoofdmacht. Tien Belgische gidsen en weduwnaar Fons Lassaut-Menten werden gedood en de herberg ging in de vlammen op.

ZEPDikkeLindekaartgekleurd1925caDe Dikke Linde is in de plaatselijke volksmond bekend, nu vooral nog als plaatsaanduiding ‘an de Dikke Lien’.

Achter de Dikke Linde lag de plek ‘De Rode Deur”. Daar kampeerden nogal eens boheimers of zigeuners. Tot voor het omwaaien van de Dikke Linde in 1979 stak tussen de wortels een stuk grafkruis in Naamse steen met vijf lobben en een kruisbeeld. Volkskundige Jules Frère verhaalt in een krantenartikel hoe men volgens de volksmond op het einde van de 18de eeuw het lijk van een vreemde zifteventer op deze plaats had aangetroffen en begraven buiten het kerkhof voor de eigen geloofsgenoten. De dikke linde droeg toen een Onze-Lieve-Vrouwkapelletje. Schoolhoofd Jef Mommen vernam van zijn vader dat er in de jaren 1830 een skelet is opgegraven.
In 1936 werd een nieuwe betonweg doorheen Zepperen aangelegd, toen nog een unicum voor de streek. Daarbij doorsneed men het grote perceel achter de Dikke Linde. Tussen de afslag naar het noorden (d’ Oye) en naar het zuiden (Dorp, nu Kogelstraat) kwam nu de nieuwe rechte weg richting Eynestraat en Poel.

PercelenkaartZepperen1849detailLV1847
StafkaartZepperen1937DorpLV1937
SocialistischejeugdZepperenLV
De Jongsocialisten leggen bij de inhuldiging van hun vlag in 1951 een bloemenkrans bij het monument aan de Dikke Linde:
Emile Boonen, Henri Berton en Antoine Vananroye.
Bemerk de gietzijzeren wegwijzer

In 1956 werden in Zepperen grote kruisen opgericht. Op het einde van de zomer preekten drie Montfortanen van Genk hier een grote missie. Zondag 26 augustus, na het lof, werden drie grote houten kruisen in processie gedragen en geplant in drie wijken: aan de Dikke Linde, aan de Poel bij de hoeve Vanvuchelen en aan de bewaarschool met Lourdesgrot op het Dekken. Tijdens de missie werd elke avond om half acht bij het kruis het rozenhoedje gebeden door de inwoners van de wijk. De kruisen droegen geschilderde opschriften o.m. VREDE. Onder kapelaan Nagels werd het kruis aan de Dikke Linde met de leuze GOD IS GOED hersteld. De andere zijn verdwenen.

DikkeLinde1978detailkruiskopLVDikke Linde met kop stenen kruis 1973

In 1978 verkocht de Katholieke Landelijke Jeugd bij een boomplanactie in het dorp jonge linden: de gemeente kocht er vier om door de KLJ te laten planten bij grote gebouwen en op verkeerspleintjes. Toen kwam er ook een tweede linde bij Dikke Linde, aan de andere kant van het monument voor gesneuvelden. Die is nu de enige opvolger. De actie werd al eind 1976 door de afscheidnemende gemeenteraad goedgekeurd omdat de linde beschouwd werd als het onafhankelijkheidssymbool van de gemeente.
De vroegere boom kent ook zijn tragische verhalen: op vrijdagmorgen 15 juli 1944, in de periode van terreur en tegenterreur tussen verzet en collaboratie, kwam Hubert Baldewijns zeggen aan meester Mommen dat er aan de Dikke Linde een dode lag in een bruin kostuum. Hij wist toen nog niet dat het de neef van de meester was. August Mommen lag half over de betonweg onder een dikke Eisdense kersenboom, met twaalf kogelgaten op zijn rug gebrand, zijn bloed was op straat gevloeid. Hij zou om vijf uur zijn omgebracht. Tuur Lambrix lag in de gracht tegen d’Oyekant en werd pas om half acht gevonden. De Duitse Feldgendarmen hadden als commentaar bij de moorden: Maar ze zijn toch niet gaan lopen, waarom zijn ze dan doodgeschoten? De kinderen die naar de vroege catechismus gingen zagen de lichamen liggen. Het viel meester Vandenbosch op dat de dode Mommen zo keurig gekleed en geschoeid lag. De 47-jarige Gust Mommen was slachter-herbergier en broer van Emiel, de stationschef van Ordingen . Hij was getrouwd en woonde in Wellen. Gust kwam gewoonlijk ’s nachts om tien uur, half elf, langs Oetershoven naar Zepperen om zich te verschuilen en te slapen bij de dienstdoende burgemeester Raymond Renaerts-Mommen in de Stationsstraat. Waarschijnlijk voelde hij zich dus gezocht. Hij stamde uit een herberg op het Kerkplein van Zepperen. Maar die avond was er veel volk in zijn Wellens café, dus bleef hij die nacht thuis. De 43-jarige Tuur Lambrix was ook slachter en woonde aan het Kerkplein te Wellen.
De moorden op deze Wellenaren werden door een commando Verbeelen van SS-DeVlag gepleegd, waarschijnlijk als represaille voor de moorden te Wellen op 7 juli ’44 op Staf Herbots, op de zestienjarige Martha Geukens en op de twintigjarige Robert Gerards, kalkende DeVlagleden uit Sint-Truiden. Deze propagandaploeg was met een auto op weg door Kortenbos, Zepperen, Wellen en zo verder naar Borgloon en Tongeren om slogans te kalken voor de SS-Sturmbrigade Langemark. In Wellen werd de auto door partizanen met kogels doorzeefd. De Wellense postmeester Alberic Lanoote, afkomstig uit de Vlaanders en VNV-afdelingsleider, werd als aanstoker voor de represaille op deze aanslag beschouwd. Eén jaar eerder, op 10 juli ’43, was zijn achttienjarige zoon en gouwleider Haspengouw van de VNV-jeugd, doodgeschoten op zijn fiets tussen Wellen en Borgloon. Lanoote was wraakzuchtig en schoof wegens de zachtheid van het VNV op in de richting SS-DeVlag. Na een mislukte moordaanslag op hem zelf op 26 mei ’44 werd zijn woning bewaakt door Sint-Truidense SS’ers. In juni ’44 schreef hij in een brief aan gouwleider Theo Brouns dat hij zich onveilig voelde, bedreigd vanuit de zaal tegenover zijn woning. Daags voor de moord zou op een vergadering met Lanoote en Valvekens in Hasselt beslist zijn om vijf Wellenaren te vermoorden als represaille voor de aanslag op de Sint-Truidense propagandaploeg. Mommen en Lambrichts werden ’s nachts uit hun huis gehaald door een twaalf- of dertienkoppig moordcommando met de Limburgers Morael, Lucas, Valvekens, Wouters en Werck en Brusselaars Verbeelen, Van Dooren, De Meyer, Prevoo, Michiels, Frans De Rijck, Van de Vliet en Heymans. Marcel Ramaeckers ontsnapte aan de dood omdat hij zich tijdig kon verschuilen onder een brug. Het is niet duidelijk waarom de twee Wellenaren precies in Zepperen werden vermoord. Het commando was blijkbaar op de terugweg naar de Sint-Truidense SS-kazerne. Misschien kozen ze toevallig deze plek uit of misschien trachtte Gust Mommen uit de auto te ontsnappen toen hij bekend terrein voorbijreed ?
Het Limburgse VNV-weekblad De Toekomst berichtte op 22 juli ’44 over een Dubbele moord. In den nacht van donderdag op vrijdag slaagden enkele gewapende mannen erin de beenhouwers Lambrechts en Mommen te ontvoeren. ’s Anderendaags werden de lijken van hun beiden doorzeefd met kogels teruggevonden op de weg van Zepperen. Men gist naar de oorzaken van deze moord. En : Omstreeks 3 ure ’s nachts werden zekere August Mommen en A. Lambrix van Wellen te Zepperen op den weg aangetroffen, gedood door een groot aantal kogels. De daders van dezen dubbelen moord zijn onbekend. Personen die in de nabijheid wonen verklaarden een auto gehoord te hebben en daarna revolverschoten.
Verbeelen en medeplichtigen werden later voor acties zoals die te Meensel-Kiezegem en te Wellen-Zepperen veroordeeld. Verbeelen stierf lang na de oorlog in ballingschap in Oostenrijk. Lanoote werd op 23 juni ’45 ruggelings gefusilleerd op de Beukenberg in Tongeren.

DikkeLindemonumentLV
Op vraag van de familie van de vermoorde mannen werd aan de Dikke Linde een monument voor gesneuvelden 1940-1945 opgericht met behalve Mommen en Lambrix ook Zepperse gesneuvelden tijdens de tiendaagse veldtocht, twee slachtoffers van de ramp bij Willemstad en een vermiste van de concentratiekampen. Steenkapper was A. Cypers van Hasselt. Het monument werd later op een ruwstenen sokkel omhoog geplaatst en kreeg recent een altijd brandende lamp. Op 11 november vindt er de jaarlijkse groet plaats. Zie: Zepperen in Twee Grote Oorlogen, Remacluskring, Zepperen, 1994.
Aan de Dikke Linde is een kruispunt van de weg Brustem-Ordingen-Zepperen-Kortenbos met de d’Oyestraat en de Kogelstraat. In 2000 kwam autobestuurder Lut Laffut, 42 jaar, echtgenote Vanmuysen en moeder van twee tieners, om toen een losgeslagen mestkar dwars over de weg kwam te staan. Tot lang nadien heeft er een knuffelbeertje tegen de stam van de nieuwe Dikke Linde gehangen.

Notities:
(1) Jean CHALON, Le chêne de Bernissem (St Trond), in: 1134 arbres remarquables de la Belgique, Première série, 1 à 107, in : Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique, dl. 47, 1910, (p. 12), nr. 7. Info Kamiel Stevaux. Stam tentoongesteld op Tentoonstelling Brussel. Geveld in 1906, gekocht voor 1.800 franken van de paters Karthuizers, domeinkopers. Op rond punt en kruispunt van vier wegen. Kroontakken van 2 meter omtrek. Stam woog 20.000 kilo. Hoogte 19 meter, onder de takken 9 meter. 4 meter omtrek op halve hoogte. 300 jaar oud.

Willem Driesen
Remacluskring Zepperen
Versie 27 december 2018

Natuur

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close